of oeconomische leerstelling. Aan dàt geloof is waarlijk geen gebrek. Ook niet aan het geloof in paedagogische dogma's. Hooren we niet dagelijks en uurlijks bij allerlei principes en grondstellingen zweren? Maar geloof in den zin van vertrouwen.
In ieder kind bloeit, stil verborgen, een wonderbloem. Terwijl uw zuigeling daar in de wieg ligt - zoo'n lekkere dikkert! - ontkiemt en wast daarbinnen iets heel teers en fijns. Ge ziet er aanvankelijk nog niets van. En zelfs kan het jaren duren, eer het zich aan U, eer het zich aan zichzelf openbaart. Maar toch is het er, reeds van den beginne af. Want als het er niet was, vanwaar zou het dan later komen? Dat is het persoonlijke, het eigene, het individueele, het eenig hem toebehoorende, ja dat is uw kind. Niet het lichaampje, dat door u met zooveel zorg wordt gereinigd en gevoed, niet het verstand, dat door u met zooveel kennis wordt opgebouwd - neen, uw kind is geen samenstel van stof of van begrippen. Wie daarop bouwt, komt tenslotte bedrogen uit. Want de stof is zelfzuchtig, en begrippen zijn hard en koud. Maar in die stof, en als onzichtbare heerscheres over die begrippen, leeft en werkt de ikheid, de niet te omschrijven onbekende, de ziel. Zij alleen is uw kind. En haar kunt ge vervangen noch veranderen. Integendeel, zij zal alles beschouwen en wijzigen naar de bizondere eigenschappen van haar aard. Doch ge kunt op haar vertrouwen. En ge móét op haar vertrouwen. Als ergens in het mensch-zijn zich iets van de Godheid doet bespeuren, dan is het daar.