Paul en Pim
(2008)–Ans Lieveld– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Paul en Pim
| |
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
Er is geen zon. Het weer is vies. Het waait en er valt regen. Tik-tik doet de regen op het dak. Tik-tik op de kop van Pim. De regen waait ook op zijn buik. Het dak is lek. Pim is koud en nat, brrrr.
Paul is in huis bij pa. Er is geen zon, het weer is vies. Het waait en er valt regen. Tik-tik doet de regen op het dak. Tik-tik spat het op de vloer. Dat komt door het gat. Er zit een gat in het dak. | |
[pagina 22]
| |
Pa zet een pan. Tak-tak spat het in de pan. Tik-tik spat het op de vloer. Er zit nog een gat in het dak. Paul zet daar een pot. Tok-tok, gaat het in de pot. Weer hoor je tik-tik. Nog een gat?. Maar er is niet nog een pot en ook geen pan.
Paul zet zijn kan waar het spat. Tek gaat het in de kan. Tik op het dak, tak in de pan. Tek in de kan, tok in de pot. Tik-tak-tek-tok, tik-tak-tek-tok. Het weer is vies, er is geen zon. | |
[pagina 23]
| |
Paul zit op het balkon. Hij zit buiten maar wordt niet nat. Paul drinkt een glas warme melk. Hij wacht op ma en Ruth. Zij zijn naar de markt. Pa zit ook op het balkon.
Paul hoort de regen op het dak, in de pan, de pot en de kan. Tik-tak-tok-tek, tik-tak-tok-tek. De regen maakt een liedje. Op het erf is een grote plas. Daarin spat ook de regen. Natte blaadjes waaien van de boom. | |
[pagina 24]
| |
Waar je ook kijkt, zie je water. Je ziet geen gras of schelp, alles op het erf staat in de plas, be roos staat in de plas, be palm staat in de plas, be boom ook, de boom! Paul schrikt, waar is Pim?
‘Pim!’ roept hij bang en staat op. Paul krijgt het heel erg warm, toch rilt hij. Snel rent Paul naar de boom, De regen spat hem nat. Door de plas worden zijn voeten nat. Hij voelt dat niet. Hij denkt alleen maar aan Pim. | |
[pagina 25]
| |
Bij de boom staat hij stil. Hij trekt aan het touw. ‘Kom Pim!’ roept hij. Pim komt uit de boom, Pim rilt, wat is hij koud en nat. Paul maakt de riem los. Hij neemt Pim op zijn arm, en rent met de aap naar huis. Pa pakt Pim, hij voelt hoe Pim rilt. Pa wikkelt Pim in een oude trui.
Het waait en er valt regen. Tik hoor je op het dak. Tak-tek-tok in de pan, de kan en de pot. Tik-tak-tek-tok, heel de dag maar door. Ook als ma en Ruth thuis zijn. | |
[pagina 26]
| |
Het is nacht, Paul slaapt, Pim slaapt ook. Paul slaapt in zijn bed. Pim ligt niet in een bed. Pim slaapt op de kast, zijn rug tegen de muur. Zijn kopje rust op zijn knie. Hij slaapt net als in een boom. Tik-tak-tek-tok doet de regen.
Pa slaapt niet, het dak is lek, de vloer is nat, de stoel staat in een plas. De kast en de bank staan ook in de plas. Dat mag niet, het gat moet dicht. Pa weet wat hij gaat doen. Als het weer droog is, zet hij een goede zinkplaat. | |
[pagina 27]
| |
Pa is moe, hij gaat naar bed. Het is stil, alleen de regen hoor je. Tik-tak-tek-tok, tik-tak-tek-tok. Op het dak en in de pan. Ook in de kan en de pot. Heel de nacht maar door.
Paul snurkt, Ruth droomt, ma keert zich om. Voor de rest is het stil en donker. Tik-tak-tek-tok, tik-tak-tek-tok, spat de regen. De wind waait en het is nat. Alleen de regen hoor je. | |
[pagina 28]
| |
Het is dag, de zon schijnt. Er valt geen regen meer. Pa is op het dak. Hij haalt een zinkplaat weg. Die is oud en heeft roest. Een tweede plaat heeft een gat. Een derde plaat heeft een scheur. Ook die haalt pa weg.
Nu is er een groot gat in het dak. Pa kijkt door het gat, hij ziet ma. Zij drinkt thee in de keuken. Ma kijkt omhoog en lacht, ‘Dag Wim,’ zegt ze tegen pa. ‘Hoe is het op het dak?’ ‘Ik wil een beetje vliegen,’ zegt pa, hij maakt een grapje. | |
[pagina 29]
| |
Buurman helpt pa. Buurman staat op de trap. Hij steekt een zinkplaat omhoog. Pa trekt die op het dak. Hij legt de zinkplaat op het gat en spijkert de zinkplaat vast. ‘Dat is nummer één,’ zegt pa.
Paul en Ruth steken een zinkplaat omhoog. De buurman op de trap neemt de zinkplaat aan. Buurman geeft hem aan pa op het dak. Pa zet die plaat ook vast. | |
[pagina 30]
| |
Ook de laatste plaat gaat op het dak. Het gat is dicht. Het dak lekt niet meer. Ma haalt de pan en de pot weg en Paul neemt zijn kan. Hij wast hem onder de kraan.
Het huis van Pim is nog lek. Het schudt ook heen en weer. Paul wil een nieuw huis voor Pim. Een mooi sterk huis. Paul breekt het oude huis af, maar Pim wil niet. Hij gilt en trekt aan de tak. ‘Stil Pim,’ zegt Paul, ‘rustig maar, je krijgt een mooi nieuw huis.’ | |
[pagina 31]
| |
Ruth helpt Paul. Ruth zaagt de planken. Paul buigt een stuk zink, dat wordt het dak. Ruth en Paul houden de planken en het zink op hun plaats. Pa spijkert het huis in elkaar. Dan spijkert pa het huis vast boven in de boom.
Het huis van Pim is groot en sterk. Pim kan er rechtop in zitten. Pim rukt aan het dak, dat beweegt niet meer. Al wipt Pim in zijn huis, het zwaait niet meer heen en weer. | |
[pagina 32]
| |
Paul zwaait wel heen en weer. Hij zit op de schommel die hangt in de boom van Pim. In de boom op een tak, zit Ruth. Ze zingt een liedje, over een aap op een stokje...
Paul op de schommel zingt ook mee. Hij is blij, Pim heeft een nieuw huis. Al regent het, Pim wordt niet meer nat. Pa kijkt naar het huis van Pim. ‘Het is een mooi huis,’ zegt Pa. Wat denk je? Vindt Pim zijn huis ook mooi? | |
[pagina 33]
| |
Einde deel twee | |
[pagina 34]
| |
|