| |
| |
| |
Hey! You got to hide your love away.
John Lennon Help!
Vroeger was ik bang te spreken, ik wilde iedereen tegelijk spreken, en was tegelijkertijd bang dat iedereen anders me zou afluisteren. Ik ben hardop te horen.
Ik knoop als een dolleman eindjes aan elkaar, de kaleidoskoop toont altijd alles. Een bont mozaïek, een grillig tapijt: alles wat waar is, is goed.
Simon Vinkenoog Liefde
We live together, we act on, and react to, one another; but always and in all circumstances we are by ourselves. The martyrs go hand in hand into the arena; they are crucified alone. Embraced, the lovers desperately try to fuse their insulated ecstasies into a single self-transcendence; in vain.
Aldous Huxley The doors of perception
| |
| |
| |
[De generalenrepetitie]
De glasheldere herinneringen in je bezit aan de afgelopen twee jaren, de exacte en verlichte betekenisvolle grote gebeurtenissen tussen hoofdzakelijk april en april van de jaren '64 en '65 (zeer recent), de af en toe langere en kortere maanden van hoop, afwachten, opwinding, de steeds onverbiddelijker confrontatie met de feiten, de langzame vermoeide strijd tegen windmolens, nog niet opgegeven hoewel praktisch gewonnen, strijd tegen de werkelijkheid, het roofbouw plegen op een beperkt aantal zeer bepaalde herinneringen, het bij tijd en wijle binnensluipen van een langzaam vermoeden dat het futiel is, de opgewonden zomer, de snelle inzet van de lente, de opeenstapeling van een reeks bijzonder geweldige en krankzinnige dingen die niet meer te achterhalen, weg te branden zijn; het wordt tijd voor een recapitulatie.
Jezelf rekenschap geven, al je namen etaleren, je kamer rondkijken, een inventaris, een uitgebreide inventaris maken en erin weten te geloven, de hoop, de herhaling, eenendertig akties ondernemen, zo vaak als mogelijk, staccato van je laten horen, het serum inkt benuttend, liefde laten doorgaan, langzaam; ik weet wel wat ik doe; bij elk nieuw woord leg ik verantwoording af, maak de balans kloppend; regelmatig, nauwelijks onderbroken, maken de toetsen een droog en fel geluid als ze met een harde klap tegen het lint slaan; leve de techniek; de sporen laat ik na op het witte papier van vele dagen, vele gesprek- | |
| |
ken, het vordert zeer langzaam.
Vandaag kwam ik iemand toevallig tegen in de stad, een oude kennis, herkende hem eerst niet; pas toen hij enige tijd breed grijnzend voor me op het trottoir stond, zijn beide handen in verwondering en verrassing uitgestoken, wist ik zijn naam weer; ik kan erg slecht gezichten onthouden, praat soms vijf minuten tegen de verkeerde; nu, op dit ogenblik zou ik zelfs haar gezicht niet exact kunnen beschrijven, hoewel ik haar van tientallen meters afstand herken vóór ik naar haar kijk, soms, na een razendsnelle ontmoeting, als ik toevallig op de Solex door de stad rijd, en zij komt een winkel uit, of een kort moment als twee roltrappen elkaar passeren, ik op weg naar de parterre om een handige doorzichtige plasticmap te halen om papieren, manuscripten, brieven en zo in op te bergen, en zij gaat naar boven, met onbekende bestemming; ik maak een vriend opmerkzaam op haar plotselinge verschijning; hij kijkt haar nauwelijks een seconde aan; ik loop nog urenlang met haar beeld in mijn gedachten, maar later op de avond, als we zwijgend en vermoeid, op een donkerrode barkruk, over de vochtige glazen strijken, maakt mijn vriend een scherp geformuleerde opmerking over haar verschijning, geeft een opsomming van wat zij aanhad, en waarom de kleurkeuze daarvan zo juist was; hij heeft trouwens een kleurcomplex; ik sta stomverbaasd, weet me niet meer te herinneren hoe ze er uitzag, heb daar niet op gelet, werkelijk; ik zou haar
| |
| |
gezicht niet kunnen beschrijven, behalve enkele details, de haarinplant, de manier van lachen, de oogopslag, zelden kom ik iemand tegen die op haar lijkt, hoewel ik een meisje ken, van gezicht, dat zeer veel met haar gemeen heeft, tot de manier van glimlachen toe, stond er een keer tegenover in de bus; ze keek me onderzoekend aan, stootte enkele vriendinnen aan; bij het verlaten van de bus hoorde ik nog net dat zij iets zei over ‘die jongen die’; het kon een zusje van haar zijn; later bleek, bij navraag, dat het een vriendin was; typisch.
Best mogelijk dat ik veel weglaat; een jongetje in de Sam, een Puchtyp, werd vandaag bijna kwaad toen ik hem ernstig beloofde zijn bouwvallige trouwgereedschap weg te schoppen; we hadden het over een en ander; hij raadde mij aan een gaatje in mijn voorhoofd te boren; het gesprek ontspoorde tenslotte toen mijn vriend Pim, ook wel Blauwbaard, Lelijke Sik, Pimmeltje en Mottebal genaamd, binnenstormde en ogenblikkelijk tientallen meisjes voor een bezoek uitnodigde (reactie: ‘jij naait zeker met een driewegstekker’); trouwens, het bedoelde kereltje, lyceïstje met Rolling-Stonekuif, leek ook wel wat op Helma; vreemd, zal de naderende paranoia wel wezen.
Pimmeltje is toch wel een mooie zak ook, fotografeert zich te pletter, heeft de leiding van zijn eenmansreclamestudio, maakt in elk geval mooie affiches, leent mijn grammofoon, wordt frequent fees- | |
| |
ten uitgezet waar hij met de meest ingenieuze smoezen gate-crasht, hakt in vurehout een prachtig, een meter hoog, erotisch vrouwebeeld, levensechte, krabbelende handjes, een pluk tabak in het kruis; de kop is driehoekig, eenogig; ze staat met een verlekkerd smoel tussen d'r houten o-benen te wrijven; een onderwerp voor vele idiote fotoos (met bril, een rode roos van plastic, een uitgeknipte foto van een blote kerel, de bedoelde tabak, een wit minuscuul schaamschortje, een witte strook ‘met ingang van 3-11-'64’, andere, onvoorstelbare dingen); we gaan misschien binnenkort een klein 8-mm-filmpje opnemen, een verfilming van een hoofdstuk uit The naked lunch; er zijn nog geen competente spelers gevonden; desnoods veranderen we het plan, maken er iets heel anders van bij voorbeeld zoals de beroemde film van Andy Warhol, zes uur lang een slapende man, instellingen van vijfenveertig minuten op de langzaam ademende buik, geen geluid; misschien maken we iets van een kwartier in die geest, een trucfilm dan; recht op het scherm een foto van een bodybuilder uit de folder van Charles Atlas, links detailopnamen, snel wisselend, van een druppende kraan, een jonge kikker, een zure mossel, een paar billen, een opname vanuit een rijdende auto, een draaiende plaat, ijsbloemen, een masturbatie-scène, paarden, de mond van God, allerhande sekssymbolen, grotten, dolken, een trein die in een tunnel verdwijnt, een glanzende Jaguar, een strijkijzer, een meisje dat traag in haar
| |
| |
neus peutert, etalagepoppen, snotterende ijspegels aan een rieten dak, een gesluierd arabisch herderinnetje, een serie ‘met-een-luipaard-naar-bed’films, op te nemen in Marokko, Midden-Afrika, het Midden-Oosten, met parende giraffen, een Egyptisch bordeel met ontzettende voorstellingen, stervende negers, het neerschieten van Belgen in de Kongo, rassenrellen in Zuid-Afrika, oerwoudbranden met gillende dieren in doodsnood, Armando en Michaela De Nijs als slachtoffers van kannibalen, met de chef-wonderdokter keuvelend of er al dan niet sauce béarnaise bij hen geserveerd moet worden, opnamen van blanke kolonialen die sodomie plegen op hun terras met bavianen en mandrils, tot slot wordt de lopende camera (goed waterdicht verpakt) in de Victoria-watervallen gesmeten, terwijl een missionaris gewurgd wordt voor het meer realistische geluid; de opnamen die je ziet als je je in een afgrond werpt, prachtig; we zien nog wel.
Helaas zullen deze meer dan fantastische plannen, draaiboeken, schema's nooit worden uitgevoerd wegens kleine foutjes in de opzet; we hebben er sowieso niet aan gedacht, dat er in een Egyptisch bordeel geen stopcontakt is voor elektrische stroom, voor de lampen; de apparatuur zal wel een keer worden vertrapt door woedende rinocerossen en Berbers; tja, dat is toch wel jammer.
Laten we maar alle dingen beloven, doen, maken, ondergaan; het blijft toch hetzelfde, de relaties, de
| |
| |
betrekkingen met je omgeving, vooroordelen, de continuë liefde, de dagen in vrijloop, het steeds terugkerende gevoel, de wekelijkse hitparade, de verzonnen smerige details met betrekking tot feesten, technieken, de prachtige tactieken uit de Kama Soetra; ik kom er niet aan toe voorlopig; vandaag is het weer zover; ik ben reuze down; het getob; ik loop afwezig in me heen en weer, kijk naar mijn vingers, tel de sekonden, telefoneer; landerig op mijn buik lees ik de krant, heer Bommel, peuter mijn navel schoon, zet de radio aan, neem een kersebonbon, zet de radio af, stomp met mijn vuist tegen de rug van de bank, zucht, rij bij wijze van experiment zonder eenmaal gas weg te nemen naar de stad, bots verstrooid tegen een heleboel kennissen op, tijdens een gesprek over geweldige belevenissen, ergens in Rotterdam, Antwerpen, Nijmegen, Amsterdam, Brugge, Reykjavik of waar dan ook; ondertussen blijf ik voortdurend ergens in mijn achterhoofd denken ‘wat kan het me ook eigenlijk verdommen; het interesseert me toch geen bal wat ze zeggen; hou maar op’, maar ondertussen stem ik met het gezegde in, knik af en toe als men naar me kijkt; op strategische punten in het gesprek brom ik maar wat instemmends, geef een opmerking; hartstikke blij dat ze een klankbord gevonden hebben praten ze verder; later, in het straatje, schreeuw ik Hans' naam omhoog, niet thuis, keil een steentje tegen het raam, geen gehoor; balorig fluitend naar huis; wat schiet ik er nou eigenlijk mee op;
| |
| |
thuis op mijn kamer zwijg ik een half uur, kijk aandachtig naar het plafond, scheur een foto van de muur (Cecil Taylor uit Down beat), zet bbc-Playtime aan; ik hou nou eenmaal van volksliedjes, mits gezongen door Burl Ives (later veranderd in Bob Dylan natuurlijk); in plaats daarvan plaatjes van de in Nederland nog praktisch niet bekende Beatles (september '63) (in Den Haag vroegen een stel jongens uit Liverpool me wat ik van de Beatles dacht; ik antwoordde te goeder trouw dat ik er nog nooit vamme leven van gehoord had; de jongen met kanariegeel overhemd en ban-de-bomspeldje sloeg me bijna de zee in; 's avonds zijn we toch flink uit geweest; leve de Beatles); de zenuwen; ik ben geen voorvechter van pop-music (ook dat is veranderd, op miraculeuze wijze ben ik via Radio London en enkele jukeboxen bekeerd tot de Stones, halleluja), hooggestuurde Puchs, briljantine, Morele Herbewapening, blokfluitles, melk in de thee, picnics, Duitse jongens met een grote bek in Zandvoort, dagsluiters, krijgsdienst, voetbal, Vietnam; dus zet ik de radio weer eens af, lees een stukje; op den duur kom ik toch weer steeds op haar terug, onvermijdelijk, het schijnt zich wel als een dumdumkogel in me genesteld te hebben; toe maar, wat doe je eraan; kansen heb en neem ik niet, steven glimlachend (ho maar) mijn doel voorbij; wat doet het ertoe; al mijn vrienden dringen aan op onmiddellijke actie, brengen mij door hun plezier met verkeringen en zo op de rand van de geliefde
| |
| |
wanhoop, proberen me te doorgronden; ik zet geen voet aan de grond; mijn keus bepaald; in elk geval blijf ik wel flink consequent; toch begrijp ik de mysterieuze reden niet; wat kan ze in 's hemelsnaam tegen me hebben; ik tast in het duister; wat doet het ertoe; sla het maar over.
Alles nog haarfijn uit te leggen; het hoe en waarom; zeer duidelijk uiteenzetten waarom ik nou precies; de redenen, de principes, de desillusies, het oneindig verval, de geweldige opwinding 's avonds bij iemand op zijn kamer, kommetjes zwarte koffie; we bekijken André z'n nieuwste gouaches, halen herinneringen op, roken, bladeren onder het praten in allerhande boeken (het sfeertje is er, weet je wel), praten de hele avond over God-weet-wat, de zomer, de jaren ervoor, de jaren die nog moeten komen, gissingen: hoe zal het zijn vandaag over twee, vijf, tien, vijftig jaar; André met een prachtverhaal: wordt 's ochtends wakker in een vreemd bed, wrijft zijn ogen uit, ziet tegen de schuine muur een briefje, waarop in kleine ronde meisjesletters ‘een stukje brood s.v.p.’; denk het eens in, zet de radio eens aan, steek een nieuwe sigaret op, rij je te pletter, maak revolutie, hou een happening, geef je vrouw bij je thuiskomst een net verpakte tuil distels, schop de poes over drie fauteuils en een haardbankje heen, hinkel van de dam naar het plein, kus met gesloten ogen de koude lantaarnpaal, steel een bommenwerper en gooi Drente plat, maak carrière, pluk een kleine rode roos, geloof weer in
| |
| |
God, los een kruiswoordpuzzel op, abonneer je op De lach, breek uit, loop weg naar Marokko, word boeddhistische monnik in een gele pij, vul in het postkantoor je Parker, molesteer een agent, zwem over het kanaal, verscheur je kasboek maar; doe wat, in 's hemelsnaam, doe wat.
Zaterdags opwinding; vanavond Feest bij Hans in het tweede straatje; elk moment loop je ze tegen het lijf, de jongens die vol verwachting vragen of het nou heus vanavond is; iedereen probeert wanhopig snel iemand te versieren; er gaan de wildste geruchten; de hele Sam gonst van de gesprekken; vanavond eindelijk een feest, waarschijnlijk het laatste van het seizoen (het is oktober en anders wordt het zo koud); jij komt toch hè; nou, eindelijk is het acht uur; ik loop met Goof en Pim door het centrum te rennen; er is letterlijk niemand vrij; contactavond op zuid of zoiets; het wordt half negen; we zien tientallen van de vrienden op de fiets met een meisje achterop ergens heen gaan; nog niets gevonden; daar hebben we Stella en Frits; Stella moet vanavond weer terug naar Amsterdam, gaat de Marva in; Frits is een beetje down; ze drinken zwijgend ergens wat; André arriveert ook, op zijn nieuwe bromfiets (moet wel, er zijn in de buurt geen scholen waar ze hem willen hebben, dus rijdt hij elke ochtend vijftien kilometer op zijn nieuwe Berini); we eten vast wat op het atelier; ten slotte blijken er nog meisjes te veel te zijn; Emiel en Hans komen binnen; we halen geld op; ze
| |
| |
gaan weg, komen even later terug met een geweldig grote kartonnen doos gevuld met een heleboel pullen bier en wat cola (er gaan verschillende handjes naar de listige zakflaconnetjes cognac); er zitten nu ongeveer twintig man op het kleine bovenhuisje; een paar pogingen tot gesprek; de stilte is heel pijnlijk tot er vonkende muziek uit de grammofoon komt, Coltrane live at Birdland; er wordt een beetje gedanst later, zacht gepraat, gedronken; sommigen vertrekken, komen later op de avond weer eens kijken; na een half uur is het bier grotendeels op; Goof probeert wat in het gangetje; het lukt hem niet door het vele bier; uren later is het heel erg stil; alles is op, niemand echt dronken; er worden platen gedraaid en er wordt voornamelijk gezwegen; Martijn komt even aan, net terug uit Delft of zo; we lopen weer door de stad te rennen; een paar man gaan naar kontakt toe om mensen op te pikken na afloop; anderen zetten wat weg bij de Stip; de partij is over, pas half een; we eten nog een stukje kaas; ik ben weg; ze zijn nog tot half vier daar gebleven, pratend, rokend, luisterend; men ging toen naar een nachtelijk feest in Vught, met autoos, brommers, fietsen, maar voor mij hoeft het werkelijk niet meer.
Ik ben me wel bewust van herhalingen, het nodeloze repeteren van gevoelens, roofbouw plegend op het verleden, begrijp het maar, niets terugnemend, het is echt geen illusie, dwangidee, waandenkbeeld, stunt, gimmick, reclamefoef: ik meen het veel te goed,
| |
| |
werp me waanzinnig in de liefde, spendeer maandenlang afwachten, nutteloze verwachtingen, de hoop op plotselinge inkeer, een wonderbaarlijke bekering, een donderslag uit heldere hemel, een toezegging, antwoord, beleidsverandering, de hoop dat het allemaal nog eens goedkomt, mijn sprookjesprinses, waarom ook niet; er is geen enkele redelijke reden voor hoop of wanhoop, de situatie in het vacuüm; pas maar euthanasie toe, wat geeft het; sla de hoop de bodem in, artikuleer, zeg wat.
's Zomers ligt iedereen aan de plas, hele middagen en ochtenden lang; de komplete troep verplaatst zich op de fiets of brommer naar zuid; een aparte wei wordt bevolkt door tientallen die niet zwemmen, uitgestrekt op badlakens liggen te praten, vermoeid de voorbij paraderende meisjes bekijken, naar Radio Caroline on one nine nine luisteren, een pilsje halen op het terrasje, voetballen, vrijen, grassprietjes uittrekken, drinken, afspraken maken; tegen vijf uur naait iedereen er weer uit; om half zes zie je ze in lange rijen de stad binnenfietsen, en de rest.
Vooral 's zondagsochtend is het er erg druk; je staat dan vroeg op en gaat naar de Pettelaar toe, om met de kennissen van de vorige avond op te kunnen scheppen tegen anderen (over het een of ander feest); vaak wordt er dan nog heimelijk een klein delicaat flesje cognac te voorschijn gehaald of een grote ongeëtiketteerde fles rode landwijn, en dan wordt het best gezellig; 's middags ga ik dan meestal naar de
| |
| |
IJzeren Man in Vught; daar is het niet zo ontiegelijk druk en daar kan ik tenminste rustig en ongestoord achter op het terras in de schaduw zitten lezen en mijn ogen laten gaan over het badende volk, de zeil- en speedboten en sommige andere dingen, waarover later meer, veel meer.
Ik schrijf dit alleen maar om mezelf moed in te praten; vannacht gaat het weer vier graden vriezen; het is verdomd snijdend koud, zo op de bromfiets; geef mij maar een heerlijke zomerse temperatuur, zo tussen de twintig en dertig graden, niet warmer, dat is niet leuk meer; wat dat betreft ben ik geweldig gevoelig; het moet me echt niet te heet worden; hoewel, ik heb bijzonder prettige herinneringen aan mijn laatste vakantiedag in Oostenrijk, afgelopen jaar, snoeiheet, ik liep met mijn zwager, waar ik mee op vakantie geweest was, door Kufstein, waar we expres heen gegaan waren om (1) ons overgebleven inheems geld op te maken, (2) eens lekker Joegoslavisch te eten in het Auracher Löch'l, een plaatselijke en werkelijk beroemde, grandioze, uitgestrekte, vrolijke primitieve eettent; je loopt er van kelder naar kelder; overal zitten honderden Oostenrijkers, toeristen, Duitsers, die speciaal voor het eten uit München erheen komen; die zalige geur van knoflook slaat je, als je het steegje binnenkomt waar de zaak is (voor reisfans: van het station over de brug over die rivier, dan een stukkie verder rechts een stegie in, ergens onder een heuvel waarop een kerk
| |
| |
plus heldenorgel geplaatst is; je ruikt het zo) direct op de longen, heerlijk; we bestelden een Balkantoestand, een groot houten bord met allerhande zuid-oostelijk-europese dingen, paprika, ui, rijst, cevapcici, geheimzinnige bewegingen met veel kruiden, daarbij een half litertje witte wijn, en het was weer compleet verrukkelijk (voor geïnteresseerden: zo'n toestand kost Ö. sch. 30,80 voor twee man, nog geen riks per persoon dus, het wijntje Ö. sch. 14,40; aanstaande hagiografen zal het misschien interesseren dat mijn klantennummer 184.332 was; ik heb de nota hier voor me liggen, zo perfectionistisch ben ik wel, voorop een gravure van het onderhavige steegje en de tekst: ‘Auracher Löch'l dankt für Ihren werten Besuch, hofft Sie zufriedengestellt u. bittet um Weiterempfehlung’; dat is dan bij deze gebeurd); vooral de filmische scène in het zonovergoten centrum zou ik zo kunnen uittekenen toen we midden op het zebrapad enkele nieuwe kennissen van de Bergland-Express ontmoetten en midden op dat zebrapad zeker een kwartier bleven praten, terwijl aan weerszijden tientallen auto's stopten en rustig bleven wachten, zonder te toeteren; enkele toeristen stapten uit en gingen doodrustig op de hoek een ijsje halen; toen we de enigzins vermakelijke situatie bemerkten, liepen we van de zebra af; de wagens zetten zich weer in beweging; vele chauffeurs zwaaiden vriendelijk; het was ook zo warm en het rook zo naar bergen; met dat al waren onze schillingen
| |
| |
nog steeds niet op, dus gingen we op een schaduwrijk terras een biertje halen, echt Pilsener bier uit Tsjecho-Slowakije, veertien procent, wel koppig; dat bleek later pas goed, na het Balkanvoedsel, toen we nog steeds geld op zak bleken te hebben en dus een klein kelderknijpje indoken, waar we voor onze centen een zakflacon Kirschwasser kregen plus een gigantische halve-literspul gevuld met wat bij nadere inspektie muskatelwein bleek; tientallen tandeloze Oostenrijkse inboorlingen zaten rond de toog grote teugen wijn te slikken; wij moesten ook zo nodig meedoen; het knijpje uitwankelend heb ik nog even in de houding gestaan bij een fanfare die een zomeravondconcert van ganz deutsche marsen op het marktplein gaf; later vertelde men mij dat ik ook een bagagejuffrouw in het Kufsteinse Bahnhof aan het lachen heb gemaakt, een hele prestatie, want de dame was van vroegere reizen reeds bekend vanwege haar treffende gelijkenis met Virginia Woolf en groteske norsheid; wat heb ik die avond en nacht heerlijk gepit in de couchette.
Terug in Nederland, erger nog, in Noord-Brabant; de volgende middag begon een periode van grote opwinding, die de hele augustusmaand zou duren, pas goed losbarstend op een vrijdagavond dat een soortement jazz-concours gehouden werd op de markt, ‘jazz in duketown’, zoals te verwachten was strictly Dixieland van voornamelijk amateurcombo's (wat hebben we gelachen toen we, applaudisserend
| |
| |
na een bizonder slechte banjo-break, alle musici verwonderd naar ons zagen kijken; enkele maten lang liep de sessie volkomen in de soep), vandaar enige wrevel in de gelederen van de Bosse in-troep; we waren werkelijk helemaal ontstemd ‘waarom wel Dixieland en geen moderne jazz?’; toch was letterlijk iedereen wel present; ik kwam natuurlijk weer een kwartier te vroeg (gewoonte); niemand present van mijn kennissen; er werden alleen druk drumstellen en bassen uitgeladen en op het podium gehesen; het enige volk dat op de been was bestond uit enkele groepjes ultrajonge teenagers; ik had beter moeten weten. Op weg naar de Sam, waar het kringetje verzameld bleek, kwam ik, voor het eerst na vele weken, Haar tegen, een gebeurtenis die me geheel over de flos bracht; de rest van de avond doorgebracht met zo'n twintigmaal rond het podium te lopen, vele korte gesprekken te houden, nagewezen te worden (mijn sneeuwwitte spijkerbroek, gecombineerd met roze overhemd deed de plaatselijke pers de volgende avond opmerken dat er zélfs enkele extravagante festivalfiguren rondliepen, zodat (volgens de pers) het muziekavondje volkómen geslaagd mocht heten) onder anderen door een bepaald vrouwspersoon, dat omringd was door een stuk of vijf vriendinnen (de roddel moet wel welig tieren); helaas was communicatie onmogelijk; toch een welbestede avond; ik wil er niets meer over horen.
De volgende, hete, broeierige, warme eindjulidagen
| |
| |
dagelijks het vaste ritueel: om half twee op de Solex springen, tasje onder de arm met nylon-regenjas, enkele pocketboeken (Joyce, Salinger, Kerouac, Kama sutra) precies in een kwartier naar Vught, zo hard als je kunt (35 km/u) de scherpe bochten heuvel op en heuvel af achter de kazerne; levensgevaarlijk laveren tussen rijen luie fietsers op de Loonsebaan, hobbelend over de slechte weg bij de IJzeren Man, Solex in de stalling onder de bomen, hup naar binnen, vaste plaats opzoeken rechtsachter op het terras, lekker in de schaduw met een pijpje pils, af en toe snelle conversatie met de een of andere kennis, mieters gezicht voor me al dat fel glinsterende water, het geduik, het geski; ik mag dat wel, vooral met een strakke, warme bries al die meisjesharen en het trillend vlees bijna binnen bereik als ik opkijk uit de zeer zeker decadente maar evenzogoed aanlokkelijke oudindische gebruiken zoals beschreven in de Kama sutra van Vatsyayana; wát een tijd.
Het mag er hier ook wel zijn, ruime frisse zomerlucht van een gekke zomer, allerhande moeilijkheden als ik autoritair over het strand wandel en iedereen me voor de badmeester aanziet en om assistentie smeekt, kinderen te redden uit de wurgende greep van het lauwe, groene, geheimzinnige water (kanniet mevrou, heb effe pauze), wat is de temperatuur? (twaalf graden Celsius meneer met een ernstig, meelijdend knikkend gezicht,) dus maar weer terug naar mijn plaatsje precies acht meter verwijderd van de stoel waarop
| |
| |
vier lange middagen achter elkaar het zo onbereikbare droommeisje hofhoudt; prachtig is dat; was ik in het bezit geweest van een filmcamera, dan had ik haar manier van duiken gefilmd en steeds opnieuw vertoond, een slank roodzwart geblokt figuurtje met lange, natte haren ver voor me van de hoge, steeds net iets te ver doorbuigend; deze kleine incorrectheid wordt echter graag liefderijk vergeven.
Zo ongeveer wel de hele sfeer die zomer: afwachten maar, hopen, aan een heleboel dingen denken, geloof het maar, dagelijks, vragend, met nerveuze hoge stem vroeg ik mezelf af, probeerde te ontduiken, het kwam toch steeds weer uit, viel onophoudelijk door een heleboel manden, gaf niet hoe, steeds de definitieve datum verschoven, de bewijsvoeringen, houdt me gevangen van ongeveer april tot laat in de winter, een teveel aan hoop op romantiek, geloof in romantiek; ik heb mijn lesje wel geleerd, toch is er weinig veranderd, ben niet aan de drank geraakt, nog niet krankzinnig geworden, geen zelfmoord gepleegd, niet in het klooster gegaan; achteraf vallen die dingen ook wel mee; als ik de uren, aan haar besteed, uitbetaald zou krijgen was ik flink rijk, dat wel, al de korte, gestolen, wonderbaarlijke momenten, pijsnelle ademloze gezichtsfiagmenten, de jaloersheid: ik zou je willen zijn.
Dit zal wel de finale afrekening worden, geen onverwachte gebaren meer in petto, dag slapeloze nachten, de dingen die vergeten zijn, te vroeg overgeslagen (ik
| |
| |
schakelde wat te snel), de idiote hoop, het in godsnaam dromen van meest fantastische dingen, een volledige familieroman, verzoening, ringen, de dagen, de exacte toekomst (ligt alweer een half jaar achter me), laat me te gemakkelijk uit de nuchterheid wegdragen, al het andere: ik ben nooit zeker van mijn zaak. Alle swingende activiteiten van de zomer: 's middags voorbij het zwembad rijden naar het kamp, langs de kazerne met zeventien mosgroene tankwagens, de poort door, langs de smalle, lange barakken, op de kamer van mijn goede vriend Frits even een elpee draaien van Monk of Montgomery of Coltrane, Frits jamt even op de enorme contrabas, diep voorovergebogen, de dikke geelbruine snaren plukkend; alles schijnt hier mogelijk, een bepaalde kamer in een bepaalde barak, helemaal behangen (tot het plafond toe) met naaktfotoos uit Playboy en aanverwante, moeilijker verkrijgbare periodieken, drie bioscoopstoelen in een nauwe, stikdonkere gang, een feestlokaal met geweldige muurschilderingen en collages, het grote, lege lokaal met de lange, zwart-en-witte stroken behangpapier voor de akoestiek, achterin twee rieten stoelen een gitaarversterker en een halve bongo; leuke dingen zijn hier indertijd gebeurd.
Frits, een kleine, bij tijd en wijle zeer zwijgzame, bruine vogel met minuscule sik, drumt afwezig op barkrukken, schoolbanken, rubberbanden van roltrappen, bars (op goede vrijdag met Stella en André onder andere in de Zwarte Peter; jukebox mag dan
| |
| |
niet spelen in deze contreien, André haalt zijn dwarsfluit maar weer eens te voorschijn, speelt een thema, Moanin', Stelleve blues; vijf mensen drummen, neuriën, drinken, fluiten in close harmony; voor de deur staat een donkerblauwe jeep, in de zon; het café door zware balken gestut), Frits verdwijnt soms wekenlang, komt terug met een geheimzinnig gezicht, antwoordt niet, gaat midden in de stad op de grond zitten, kleermakerszit, handen tegen elkaar, vingertoppen onder de kin, sluit zijn ogen, mediteert, mediteert een half uur lang midden in de stad, staat dan plotseling glimlachend op, loopt zwijgend verder, begint plotseling te lachen, zingt zachtjes, diep in de keel, verschillende blues met een uit het park gejatte roos (een Kleine Rode Roos) op zijn revers, drukt Two sleepy people en Sad march in de jukebox, leest gnuivend Het Parool, leert me enkele Maleise woorden, die niet in de woordenboeken voorkomen, kondigt een feest aan, spreekt vliegensvlug onverstaanbaar met een vriend, gillend van plezier als de ze onze blanke niet begrijpende gezichten zien staren, samen met André lopen we een grammofoonplatenzaak binnen, pakken een plaat van Wes Montgomery, duiken een cabine in; naderhand lopen we grijnzend de winkel uit, de plaat weer teruggegeven, deze veel te straight verklaren; we worden bijna de zaak uitgezet, weigeren iets te kopen, elke keer hetzelfde smoesje.
Verder gaan, het is stuk voor stuk belangrijk, ik maak
| |
| |
300 foto's van mijn vrienden, omgeving, anekdotes, tientallen anekdotes die steeds weer opnieuw verteld worden, fluisterend (luid fluisterend, dat wel [hoe kon de politie anders van te voren weten dat... en dat... allemaal recente uitgelekte eigenlijk onschuldige gebeurtenissen]) rond de tafeltjes van de Sam, favoriete koffietent van iedereen tussen zestien en even boven de twintig, de bron van alle plezier en moeilijkheden, versierpartijen, reizen, feesten, prachtig hoor, als je fluit of te luid tegen een stoelpoot schopt, word je er zonder pardon uitgezet, je maakt wat mee. Je kent dat wel, welke middag is praktisch iedereen aanwezig, 's winters erg knus rond een grote, vierkante, zwarte, loeiende kachel, 's zomers in groepjes van vier aan de marmeren tafeltjes, een verzamelplaats annex sociëteit voor zeker vier à vijf verschillende crowds, de jonge lyceïsten, de alleen-op-zaterdag-en-zondagmensen, de aanhang van een teenagerbandje (krijgen langzamerhand angstwekkend de overhand; buiten staan permanent zo'n twintig jonge jongens en meisjes met Puchs en wije pijpen; de zaak verliest er zijn aantrekkingskracht mee), de Italiaanse arbeiders (helemaal vooraan), de h.t.s.'ers, en ten slotte de vrij kleine hippe groep (voornamelijk mensen die niets uitvoeren, gesjeesde studentjes, kwekelingen, academiemensen) verreweg het interessantste; de laatste tijd beginnen de groepen te mengen; de laatste tijd kom ik er praktisch niet meer, hoewel soms de noodzaak dwingt; het is namelijk gebruikelijk per middag vier of vijf keer
| |
| |
binnen te komen; degene die je wilt spreken of waarvan je geld moet lenen of terugkrijgen is er dan zeker wel te vinden; de zaak is een prima uitgangspunt voor het vinden van geschikt gezelschap voor een expeditie naar de Horecabedrijven met vollediger vergunning, tochten die ook aan vaste regels gebonden zijn, effe reclame maken: 's middags en 's avonds laat is, mits met een vrij grote groep bezocht de Stip ideaal om zijn goedkope consumpties, de ouwerwetse, Belgisch aandoende aankleding en de goede muziek, de tafel bij de tap is echter gereserveerd voor de vaste toepgroep, verreweg de sympathiekste tent; jammer dat er zulke afgrijselijke ‘artistieke’ wandschilderingen zijn; verder heb je nog de Perroquet, een heel moeilijke zaak, vlak na de opening volkomen acceptabel, nu alleen nog maar 's middags, 's avonds helemaal bevolkt door de nozems, tegenwoordig ‘vetkuiven’ genaamd mooi ingericht, zou (mits met aangepast publiek) een ultrasmarte discothèque kunnen zijn (glazen dansvloer, geen dans vergunning), beatplaten; 's zomers is het Tivoliterras erg aantrekkelijk de rest is moeilijker, meer twijfelgevallen (er zijn meer dan honderd cafés in Den Bosch), de Parade (wordt nu verbouwd), zeer aangenaam gedurende de hele avond en 's zondagsmiddags; zoek het zelf maar uit, ik ben Hans Ferreé niet.
Al die toestanden met het eenrichtingsverkeer in de liefde, boven op een oude schoolbank in een atelier in een naburig dorp, twistende en vrijende mensen op
| |
| |
alle verdiepingen, boterhammenmakers en champagnedrinkers in de keuken, ‘zonderling en fluxuspresentator’ Martin van Duynhoven de hele nacht drummend; met mijn litersfles roséwijn in de hand raadde Stella me ernstig aan het heft in handen te nemen, stappen te ondernemen, een begin te maken, op te bellen, er iets aan te veranderen; ik heb er een einde aan gemaakt door met Stella op blote voeten een zeer wilde en extravagante om niet te zeggen exhibitionistische dans weg te geven; dat lucht op, en trouwens, Stella, riep ik later vliegend over en bijtend in het gazon, ik wil dat helemaal niet, ik wil de maan opeten, en zwemmen, me verbergen in de bossen, net toen ik de meest wilde West-Side-Story-pirouette van mijn hele loopbaan wilde maken, struikelde ik over iemand die aandachtig op zijn rug naar de sterren lag te staren; half uur later ben ik weer naar binnen gegaan, was het feest een beetje uit het oog verloren, enkele uren verdoofd door het huis dwalen, beelden en schilderijen bekijken, wijn bietsen, heel voorzichtig de ontzettend nauwe en steile trap op en aflopen, mensen bekijken en/of met hun praten, toen Charlie zijn fluegelhorn begon te bespelen aandachtig luisteren en vingerknippen, na een mr.-magoo-inval de ladder uit de achtertuin halen (met nog een paar man) en tegen het dakraam zetten (de afspraak was dat ik doodgemoedereerd via het raam de zolder in zou stappen, een glaasje cognac drinken, knikken en weer naar buiten stappen. De ladder moest dan snel op de
| |
| |
grond worden gelegd, zodat de iets later verbaasd uit het raam kijkende feestvierders niet zouden begrijpen hoe ik in en uit gegaan was); helaas mislukte dit plan een beetje, voor ik helemaal boven was werd het dakraam gesloten en begonnen Duke en Paul aan de ladder te trekken zodat ik maar gauw afgedaald ben, de laatste meters noodgedwongen springend, toen ze definitief aan het omtrekken waren, vloeken helpt niets om drie uur 's nachts; trouwens niemand die ernaar wou luisteren, iedereen dook de gereedstaande gierende brommende auto's in en vertrok naar het openluchttheater, vijftien man in een donkerblauwe overvalwagenachtige Citroën bestel, woedend toeterend en met een paar Puchs voorop ging de karavaan af, ik ben niet meegegaan, mij te link hoor; met dat al was het feest nogal vroeg afgelopen; in elk geval een welbestede nacht.
Goeie tijd, avonden achter elkaar doorgebracht in het gezamelijke reclamestudiootje van voornoemde Duke en Paul, blues draaien op de bandrecorder, ijs halen bij de bakker, lange gesprekken houden met de bakker, op de stoeprand flessen Stella (Artois) nuttigen, de Lantaarn bezoeken, 's avonds over de schans wandelen, feesten bietsen, een onvergetelijke avond in de Poort in Eindhoven, paaszaterdagavond, hele toespraken tegen voorbijgangers en in friettenten (het bestuur van de speeltuinvereniging Ons Genoegen heeft de eer u mede te delen dat op het jaarlijkse uitstapje van de speeltuinvereniging Ons Genoegen met het
| |
| |
doel tezamen met de leden van de speeltuinvereniging Ons Genoegen jaarlijks een gezellige uitstap te maken naar een recreatieoord, uitgezocht door het bestuur van de enz. enz. enz. dit alles in een amsterdamse tongval), helaas waren we niet bij machte eenvijftig te betalen om toegelaten te worden tot de danszaal, zo dat we in de aanpalende bar onze namen maar op de muur kalkten (en later trendsetters bleken, heel de Poort is volgeklad) en om elf uur terug probeerden te liften, wat wegens het late uur niet lukte, na een lacherige treinreis in Den Bosch nog het een en ander particulier weggezet, een mooie relaxende toestand heel dat voorjaar, 's zondagsochtends in tuinstoelen op het trottoir op de Gestelseweg Kirk en Trane en Monk draaien, met de Solex het strand en de stad frequenteren, roepend en toeterend door de stad, als je eens wist waar ik dan aan dacht, Tsjechische films met onvergetelijke blonde meisjes, zachte bruine nylons, geurige whiskey (Always Mellow kunnen we af en toe betalen, vierzoveel de halve fles), een witte Poppell met een heel hoge vlam (achter in een donker café de omtrekken van een gezicht bijlichten), een rode Fiat 1500, de onvermijdelijke trein van 8 uur 16, zonnebloemen (heel hoog als Tsjechische meisjes), koele, groene bossen, meisjesharen (de blonde vlek op Eva's achterhoofd), een wandeling in de hete zon, de Liefde, sneeuw, decimeters dikke, vlokkige, verse, witte sneeuw (toen ik elf was; met een klein Alaskasleetje de zijkant van het viaduct af, net
| |
| |
op tijd niet in een hulststruik schieten, een geweldige hobbel bij de stoeprand), glimlachen in het donker, het moment als je een berg bijna beklommen hebt en de allereerste seconde over de top heen in een nieuw diep dal kijkt, in de verte de besneeuwde Grossglockner en heel diep langs de geweldige hoogte een paar miniscule wandelaars, grof grint op de bodem van een glasheldere beek, je gezicht er vlak boven houden en dan zonder je handen te gebruiken er van drinken en kijken naar de cirkels die je neus in het water maakt, concentrisch, de eerste adembenemende slagen in het koude water als het zwembad pas weer open is, achterop een zware motor tussen de korenvelden op Walcheren en dan bier drinken op een terrasje achter de schotse huizen in Veere, slapen op het strand overdag met de Daily Mail onder je hoofd, alles tegelijk, zeilen, kleine ogenblikken, geweldige dagen, urenlange gesprekken in kleermakerszit en dan het tachtigjarige gevoel in je knieën als je opstaat, een boek lezen van dr. Suzuki over het Zenboeddhisme, op mijn rug naar de vogels kijken, September in the rain fluiten als het regent in september, ik weet best dat ik eigenlijk leestekens moet invoegen, nette korte zinnen maken, maar ik denk nu eenmaal op deze manier, ga dus niet ingrijpen, het is weer mooi. Het gedoe, 's zaterdagsavonds in een jongerensoos helemaal in je eentje midden in de zaal swingen in het blauwe fluorescerende licht, grote gesprekken houden, vrijen, na afloop blindelings je jas zoe- | |
| |
ken, met een groepje een bar bezoeken voor een afzakkertje, een paar ontzettende practical jokes uithalen, prachtig. De boel begint pas helemaal te swingen tegen augustus, als René en ik op de Parade met kleurkrijt beginnen te tekenen en dichten (de zogenaamde straatpowezie wordt uitgevonden) en er allerhande mensen op komen zetten, onder anderen Hans die in het atelier van Pim kwam wonen (andere Pim), de eerste keer dat Duke en ik de steile trap
opstommelden om Pim te bezoeken verscheen uit een hoop dekens een lange verwarde gestalte die met norse Amsterdamse stem uitnodigde binnen te komen en te wachten, we hebben maar wat bier gehaald op de hoek, een hoekje van de enorme tafel gezuiverd van langspeelplaten, suikerbussen en ontbijtkoek, vanaf die dag kwam ik er praktisch dagelijks, jazz luisteren, kofie drinken, debatteren, uit het raam kijken, meestal gingen we na een uurtje de stad maar weer eens in, de Stip kwam er weer een beetje in, dus daar jazz luisteren, bier drinken, debatteren, in de krant kijken, dus beginnen we na een uurtje te kaarten, toepen, allerhande telepathische spelletjes, naderhand komen de kennissen wel weer eens binnenvallen met verhalen en zo, er wordt veel op touw gezet, Hans vindt het straattekenen een prachtidee en adopteert het onmiddellijk, smijt vlak voor een warenhuis een stuk of acht ansichtkaartachtige berglandschapjes op de stoep (in een kwartier voor elkaar), gaat erbij zitten, doosje met kleingeld, af en toe er- | |
| |
gens het blauw van de lucht bijwrijven, boompje bijtekenen, zeer beleefd verdient hij zo twee tientjes per dag, vooral huisvrouwen geven bereidwillig kwartjes, herkennen de voorstellingen van boven het dressoir, geen kunst, Hans heeft een tijdje kitschschilderijen vervaardigd, twintig per dag à een riks, 's avonds wordt er weer flink georganiseerd, beramen komplotten tegen staat en wereld, een heleboel dingen vlak en verder achter me, andere en mindere komen nog, waar het op uit draait, de bemoeïngen om eindelijk eens een jazzkelder te krijgen, er wordt geïnformeerd bij de vvv, zeker, de kelder is beschikbaar, het schijnt dat alle kelders rond de markt en in de hele binnenstad een enorm labyrint vormen, onder de markt een donker, gigantisch ondergronds plein, de Dieze stroomt er dwars doorheen, er moeten nog bergen lege flessen liggen van feesten uit de tijd van de boppertjes, een soort bende hier uit de stad,
een jaar of acht geleden, later opgesplitst in enkele kleinere groepen, na die tijd is het erg rustig gebleven, tot juni 1965, maar daar hebben we het later over, in elk geval moet er een muurtje opgetrokken worden in de kelder, om ongewenste in- en uitgangen te voorkomen, natuurlijk ging het plan niet door, de vvv nam het beheer in handen, van jazz is niets gekomen, wel zegge en schrijve één wat woelige versjesavond van zeer belegen jongeren, erg jammer, want ik had de plannen al uitgewerkt voor een grandioos en grootscheeps popartfestival ter gelegenheid van de
| |
| |
opening, onder mijn eminente leiding natuurlijk, een historisch PopArtConcert64, met simultane vooraf geregisseerde straatgebeurtenissen in alle belangrijke Brabantse plaatsen, het volledig opgestelde programma, het nummer EtenRokenDrinken, mijn DesignForFeelingReallyCleanAboutYourAss, het kleine recital voor Hagelslag&Coffeegrinder, vele andere programmapunten, vergezeld van mijn feestelijke exposisie van WhiteOnWhiteOnWhiteOnWhiteOnWhite Objekten, heerlijk aanvoelende panelen met gips, styropor, schuimplastic, ribfluweel, nylon, tandpasta, kant, lak, punaises, papier, elektrische apparaten en monturen, snoer, fittingen, alles geheel uitgevoerd in prachtig, blinkend, weelderig, schuimend, voluptueus, fetisjistisch, maagdelijk, blank, erotisch, klaterend, schallend, verblindend, neutraal, pakkend wit, helaas kon al het geprojecteerde niet doorgaan.
Ik schrik gauw, bang voor plotselinge gebeurtenissen, ontmoetingen, een vreselijke dood, het is een gewoonte dat als ik de brug over het kanaal nader een auto uit een zijstraat komt hard; gemiddeld drie maal per dag ontsnap ik aan de dood, bij nat weer is remmen niet mogelijk, met hartkloppingen en volkomen uitgeput (de gedachte alleen al aan sterven) kom ik op mijn bestemming aan, er staat wat te gebeuren, het gevaar schuilt om de hoek, de muren hebben oren, ik word overal belaagd, nozems sluiten me in, ik ben voorbereid op al het mogelijke, misschien is het vandaag de laatste dag, straks als ik op een terras
| |
| |
zit splijten de grijze loodgrijze dreigende wolken uiteen en onder regie van de koninklijke Carel Briels daalt god, gespeeld door Ko van Dijk, met aan de rechterhand van de almachtige Ko Julien Schoenaerts, af naar de aarde, met een simpel handgebaar nodigt hij alle gesorteerde misbaksels uit plaats te nemen op de roltrap naar boven, daarna wijken de kinderkopjes uit elkaar en verschijnt in een sproeiende fontein van koudvuur, vlammen en bengaals vuur Coen Flink, die de politieharmonie en de middenstand en verscheidene anderen de hel inbrult, als de evenementen voorbij zijn rijs ik op uit mijn rieten zetel, en neem mijn nieuwe bezit in ogenschouw, tot onsterfelijkheid gedoemd.
De moord met alle confectiedagen, de dagindaguit-toestanden, we kunnen het maar beter zelf organiseren, de touwtjes in handen nemen, manifesten uitgeven, happenen, de straat op gaan, de wereld hervormen, het New Babylon bevolken, als een groep naar buiten treden, de wet stellen (uitgebreide plannen om de wet, werkgroep experimenteel theater op te richten lopen op niets uit, opgewonden gesprekken met Bert in het zwembad over het theater van de wreedheid, de extatische plannen voor de verwezenlijking van een soort Living Theatre in de Stip (er verschijnt niemand op de afgesproken repetitieplaats en-tijd), de moderne Vondelbewerkingen, de eerste akte van een hoogst modern stuk, de ontwerpen voor de langwerpige paarse programmaboek- | |
| |
jes, de listige choreografieën, het valt allemaal in het water wegens gebrek aan belangstelling, ik kan het moeilijk allemaal zelf doen, ik zielepoot-met-bizonder-goede-bedoelingen), het leven veranderen, opnieuw beginnen, monnik of apostel worden, voor hipster studeren, ons ontgrenzen, vanuit een vernieuwde zo niet totaal nieuwe sensibiliteit werken, de jaren zestig in de geschiedenisboekjes douwen, gelijk krijgen, reizen, de victorie beginnen, katachtig lopen, zacht en dringend uit de keel praten, zegevierend drinken, vertraagd bewegen, oppermachtig wezen, goed gekleed gaan, een pressiegroep vormen, de baas spelen, sceptisch kijken, plastieken maken, aanhang vormen, op een kamer grote glazen wijn drinken en spelletjes doen wie de meest buigzame handen heeft, sierlijk en woordeloos iemand het hof maken, overleg plegen in een duur hotel, de scène maken, de bossen en stranden bevolken, lamlendig liggen praten in koffiehuizen (o Wereldkroniek), schelden op de tieners met de wije pijpen, schaken, de vingers knippen, ernstig dansen in het donker, plannen maken voor grote reizen (naar Marokko, Egypte, Noordkaap, Praag, Liverpool, Zuid-Amerika, Japan, de eigenlijk onpraktische tips: voor tien dollar
kun je op het dek van een Griekse vrachtboot van Thessaloniki naar Alexandrië meevaren, voor twee knaken met een sinaasappelwagen van Utrecht naar Valencia, gemakkelijke liftfaciliteiten in Tsjecho-Slowakije, voor 900 piek een expeditie van een maand
| |
| |
meemaken naar Spitsbergen, de makkelijkste weg van Ankara naar Damascus, adres van jeugdherberg in Marrakesj, de tactiek bij de routiers, de gangbare koffietenten in alle hoofdsteden, het pleintje in Brasschaat (dat met Pasen helemaal niet zo best bleek, uur op lift gewacht), adviezen voor kleding, bepakking, smokkelen, ik ga toch niet op vakantie, al het gelazer, liever een dag of vier naar België, af en toe, we zien wel), hardop ademen,
Het is in de herfst allemaal zo anders, luier, minder te doen, het praten is langzamer geworden, er wordt meer en meer gekaart, met een glas in de hand tegen de jukebox geleund, huiverig en met opgetrokken schouders in montycoats gehuld over straat gelopen, niet meer in groepjes op de hoek gestaan, het is warm in de bioscoop en rond de kachel in de Sam, als het regent de vochtige walm van de cafés tegen de avond als de lampen aan zijn, tegen december de weerschijn van de magere feestverlichting in de natte straten, gure wind, 's ochtends vallen je vingers bijna van je handen af als je op de brommer zit (nu ik dat in het net tik is het vijfentwintig à achtentwintig graden, de zon schijnt precies in mijn gezicht, de regelverzethaak van mijn machine glimt ontzettend, ik heb mijn jas uitgetrokken, ik ben een masochist), de zaken zijn van 's vrijdagsmiddags tot 's zondagsavonds overvol, je hoeft maar even naar binnen te gaan en daar zie je ze allemaal, de bekenden met hun grijnzende koppen over de koffie gebogen, op een
| |
| |
zaterdagochtend is Hans plotseling terug komen liften uit Antwerpen waar hij sinds enkele weken woont, in een geweldig vreemd huis met enorme bronzen, gebeeldhouwde deur in de Wolstraat, een mooie middag, afwisselend in Stip en Sam, met een man of vijf druk pratend naar binnen, het kleine meisje zit er plotseling, kijkt je afwerend aan, je organiseert verder, zonder iets te gebruiken de zaak weer uit, een kwartier later, met de vrienden in de Stip beland, ben je erg zwijgzaam opeens, staart in je glas, stopt een kwartje in de jukebox, Sad March en I'll drown in my own tears, kijk maar terug, de hopeloze momenten, de keer dat je woedend, boos geworden na een opmerking van iemand, een bar uitliep, door de avondstad dwaalde, regen, je hand schuurde doelloos over de natte ruwe stenen van de oude huizen, doornat een café binnen, je bril besloeg en enkele minuten stond je hulpeloos vooraan, ze verkopen buiten kerstbomen, de handen diep in de zakken, begon mensen te onderscheiden, dronk wat, praatte wat, het begon nog een beetje te sneeuwen op de koop toe, als een bizonder slechte Amerikaanse film, Hans en Pim en Wil praatten over de kennissen die verloofd of getrouwd zijn, Hans na twee maanden een beetje veranderd, serieuzer, geremder, praatte onophoudelijk, stotterend over zijn nieuwe leven, de academie in Den Haag, zijn hospita, Marquis de Sade, trouwen, herinneringen aan het jaar '64, je scheurde langzaam een papieren huisje van platte
| |
| |
houten lucifers aan regelmatige stukken, plotseling zat je met een langwerpig stukje wit karton in je vingers, met rode, schreefloze letters: Uitgeverij P. van Lieshout N.V., stopte het voorzichtig als een postzegel in je binnenzak, wreef met je hand door je haren, lachte, gooide je hoofd opeens naar achteren, vol plannen, ren de stad maar door, op weg naar de een of ander, maar ondertussen.
Ondertussen ben je nog steeds dezelfde, de hele winter geen moment uit je gedachten, een achtervolging van de tijd, trachten uit notities, flarden van herinneringen, gesprekken, blaadjes in mijn agenda, beschreven enveloppen, een zenuwachtige krabbel op de rand van een bierviltje, iets op te bouwen, te bewijzen, langzaam het zeer gecompliceerde verhaal af te rollen, de uiteindelijke consequentie trek je toch maar niet.
Na een half jaar eindelijk weer genieten van de vrije zaterdag, ik werkte vanaf het vroege voorjaar tot begin oktober als hulpverkoper bij een groot warenhuis, eerst enkele maanden tenten verkopen bij de tentenshow, een nu en dan zeer kille beweging, vooral de eerste weken, toen nog niemand het in zijn hoofd haalde een tent aan te schaffen en wij (de echte verkoper en ik) kleumend in een winderige bungalowtent moesten zitten, op klapstoeltjes die om de haverklap omvielen, de kleren vol zand, een gure tocht rond de voeten, een gierend butagasje op een wankele tafel telkens als de thee net klaar was, viel
| |
| |
de hele toestand in het zand, hete thee over je jatten, het was me wat, ik kreeg in elk geval een tientje presentiegeld, kon lekker boeken zitten lezen, toen het weer wat beter werd kwamen er warempel af en toe kijkers en kopers opdagen en moesten we elke ochtend alle tenten openritsen en 's avonds dichtmaken, ga nooit met een tent op een zanderig terrein staan, je krijgt de sluiting bijna niet dicht, hele paniekerige toestanden af en toe als het begon te regenen, alle tenten dichtmaken, bui drijft over, alle tenten weer openmaken, wat me bij het werk het meest intrigeerde was het feit dat je zo gauw je als verkoper werkzaam bent, beschouwd wordt als expert op kampeergebied, nou heb ik nooit gekampeerd en ik hoop het ook nooit te doen, maar de waanzin die ik over bijvoorbeeld het opzetten van een tent uitkraamde werd zelfs door de meest doorgewinterde, kortgebroekte, door weer en wind waarschijnlijk zowel lichamelijk als geestelijk gelooide en geteisterde buitenknaap als havermoutpap met klonters geslikt, later werd dat nog mooier toen ze mij wegens opheffing van de show jammer genoeg naar de sportshop overplaatsten, jammer omdat de tententoestand drie minuten gaans van mijn woning gelegen was wat bij de middagpauze en zo erg gemakkelijk bleek te zijn, in de sportshop moest je honderden artikelen uit je hoofd kermen en het gebruik ervan, sommige onaanzienlijke ringetjes schijnen namelijk van vitaal belang te zijn voor het over- | |
| |
eind houden van een bungalowtent, de voordelen van plastic boven aluminium, het nut van koeltassen, de meest onmogelijke en nutteloze inklapbare gadgets, bij de visafdeling met allerlei gekleurde dingetjes en haakjes en rondjes, stokjes, ringen, flesjes, spoeletjes bekende ik tegenover elke klant ruiterlijk dat ik van vissen geen kaas gegeten had, onder het uitstoten van een onbegrijpelijk jargon, waarschijnlijk het visserslatijn, zochten ze dan uit wat ze nodig hadden, heel gemakkelijk, de meer specifieke
sportartikelen leverden meer moeilijkheden op, brede bodybuilders vroegen herhaaldelijk of ik maar even de buig-, til-, rek-, knijp- en andere zware lichamelijke inspanning eisende apparaten wilde demonstreren, ik verkoop liever batterijtjes en plastic borden, nou ja, het geld dat het me opleverde kon ik goed gebruiken voor de aanschaf van een glimmend, iets beschadigd, kistkalfslederen, afgeprijsd james-bondkoffertje (avant-la-lettre, films van jb bereikten Den Bosch pas later, alle films bereiken Den Bosch later, veel later) met binnenin heel interessante vakken, een ingebouwd labeltje waar je je getypte naam in kunt schuiven, te klein voor een adres, het ding is ook nog voorzien van een mooie, gegrainde klep die de hele inhoud afsluit, de keerzijde daarvan en van de vakken is van geribde zijde, die van de medalje was een bedrag van zestig gulden, in elk geval werd mijn status weer mooi gered.
Begin september was de vakantiedrukte wel afge- | |
| |
lopen, er werden alleen nog maar gymbroeken en blouses verkocht, het hulpverkopertje vliegt er dan uit, er is geen emplooi meer voor hem, gelukkig kon ik op de boekenafdeling komen, bleef er maar een week of vijf, in die tijd leerde ik wel volmaakt boeken inpakken zonder dat er stukjes cellotape teveel gebruikt werden, het papier kreukelde, of het pakje direct uit elkaar viel, een hele prestatie, ook leerde ik Lucky Luke en andere stripverhalen liefhebben en adviezen te geven omtrent boeken voor cactuskwekers en ponyrijders, het litteraire werk werd door de kopers zelf uitgezocht, een beetje kinderachtig waren de inkopers wel, Cremer mocht niet verkocht worden en zowel Marquis de Sade als Masochism in Sex- and Society werden uit de rekken verwijderd, op het laatst ontstonden er een paar conflicten, ik heb zelf mijn ontslag maar genomen, vanaf die tijd volop genietend van de vrije zaterdag, het fijne van dit overigens zeer provinciale stadje is de zeer beperkte omvang van het centrum, drie keer rond de Markt lopen en je komt al je kennissen en verdere relaties tegen, soms is dat minder prettig, vandaar dat ik erg hard loop, iedereen observerend, soms lopen er mensen tussen die me geld schuldig zijn, het vermoeiende is dat ik circa anderhalf maal zo snel loop als de gemiddelde wandelaar, al dat laveren om niet teveel mensen onder de voet te lopen is enerverend hoor. Het is 's zaterdagsmiddags soms best gezellig in het atelier waar Hans woont, een klein bovenhuis in een
| |
| |
smalle steeg midden in het centrum, het is later nog in het nieuws gekomen, toen kwam ik er bijna niet meer, er gaan nog steeds mooie verhalen over, voor een groot deel van de bekenden is de term ‘het tweede straatje’ een wachtwoord waarop ze vaak beginnen te grinniken, in hun handen te wrijven, afwezig gaan kijken, beginnen te vloeken, soms hoor je dan heel mooie dingen uit het verleden, we weten wat, jammer dat de laatste bewoners eruit zijn gezet, toen Hans er verbleef was het er een fraaie boel, een grote volière met een stuk of zes vogeltjes in een hoek van de kamer, een wasbak zonder afvoer, een grote rommelige tekentafel met neonlicht erboven, een brullend salamanderkacheltje midden in de kamer, een divan, oude stoelen een zeer luide grammofoon met Coltrane- en Beatlesplaten, het woord Zarathustra in houtskool naast de deur, een stapeltje boeken op de grond (Das war Dada, Anatomie voor de kunstenaar, gedichten, heleboel lrp's, een fotoboek), in de grote kieren tussen de planken is in de loop van de tijd heel wat verdwenen, guldens, nagelvijlen, aanstekers, het pulken met ijzerdraad was een veelbeoefende sport, helaas werd er zelden of nooit met succes gedregd, we hebben er toch wel tijden beleefd, intieme feestjes, jachtige zaterdagmiddagen, de deur stond praktisch altijd open, iedereen kwam zo af en toe binnenvallen, met stokbrood, een flesje, een vers pakje Caballero, twaalf eieren die boven de kachel gebakken werden, heerlijk, een nieuwe gram- | |
| |
mofoonplaat van de Stones, een meisje, zangzaad voor de vogeltjes, veel dingen zijn in deze headquarters op touw gezet, connecties gemaakt, op een dag kreeg ik een gedrukt kaartje met de uitnodiging voor een feest, de plaats werd niet bekend gemaakt, ik moest dan en dan maar daar en daar zijn, op tijd en plaats verzamelden zich in een half uur tijd een flinke hoeveelheid mensen met bromfietsen, opgewonden stemming, opeens zette de karavaan zich in
beweging, luid knallend werden de voertuigjes in beweging gezet, gedurende lange tijd moesten we achter iemand aanrijden, de stad uit, de polders door, zijweggetjes, over een zandweg, uiteindelijk kwamen we bij een oude boerderij die door de een of ander gehuurd was, de verlichting bleek te bestaan uit enkele kaarsen, langs bedsteden, door nauwe gangetjes, steile trappetjes en een zwaar luik werden we naar de zolder gedirigeerd, het vroor al behoorlijk, geen verwarming, helaas had iemand vergeten zijn pickup mee te nemen, geen muziek dus om je warm te dansen, de enige drank was ijskoud pils, een kouwelijke en rustige avond. Deze zwakke festiviteit bleek de laatste van het seizoen geweest te zijn, alles werd wat rustiger, er werden talloze koppen zwarte koffie omgezet, enorme gesprekken gevoerd, urenlange analyses in het koffiehuis, een nieuwe bar geopend met comfortabele kuipstoeltjes waarin het goed zitten was, aan de lange hoefijzerbar hingen altijd wel copains, mijn vrije tijd ging voor een groot
| |
| |
deel op aan het schrijven van vele brieven, het kontakt leggen met Vlamingen, het heerlijke organiseren, lange winteravonden doorgebracht op de kamer van Pim, urenlang platen van Peter, Paul and Mary gedraaid, door het gebruik van een straalkacheltje en pickup en fotolampen sprongen de stoppen vaak door, veel initiatieven genomen, het nieuw leven inblazen van het tijdschriftje, het beoordelen van de vele slechte kopij, de toestanden met weigerende offsetmachines, het geldgebrek, het duurt nog voort. De doelbewuste maar hopeloze liefde, als een terrier vastgebeten in de ijdele hoop eens succes te hebben, de moed is pas sinds kort opgegeven, ik hoef er niet meer mee af te rekenen, speculeer te veel op de romantiek, ik ben vast honderd jaar te laat geboren, het kleine hooghartige meisje liet me maar niet los, ze was een mooie inspiratiebron, sommige scènes die ik beleefde zouden prima in een Franse film passen, een extreem lange dagdroom zullen we het maar noemen, achteraf. Ik kom door de bank er voor uit, gewoon een documentaire maken, een film maken met mijn ogen, ik ontsnap aan de dood, wat ik in een duur hotel aan enkele zeer serieuze, wat sophisticated vrienden, randfiguren, probeerde uit te leggen: ik geloof erin, in het paranormale, de beleving van het waarnemen, de fysieke eigenaardigheden van liefhebben, kwaad worden, het telepathisch communiceren, het oosten, de vreselijke angst voor een plotselinge pijnlijke dood, we lachen allemaal om een
| |
| |
vriend die na een langdurig cafébezoek van een balkon dondert, allebei zijn voeten breekt, ik moet er niet aan denken dat het mij zou gebeuren, het besef dat je kwetsbaar bent, dat je niet al het zand in je gebalde vuist vast kunt houden, het tijdverlies, de wanhopige verdediging, het geheide harnas om je zoveel mogelijk te beschermen, de beperkte mogelijkheid tot gesprek, het spelen op de toeschouwer, het driedubbele leven, We'll sing in the sunshine, we'll laugh everyday, and then I'll be on my way, probeer het uit te stellen; ik wil niet alleen staan; er zijn de dromen van weggaan, overnieuw beginnen, naar een andere stad, een ander land vluchten, de banden verbreken; ik zeg plotseling mijn lidmaatschap van een vereniging op waar ik jaren lid van ben geweest, Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, leuk geweest, maar mij krijg je de moerassen niet meer in, hoewel ik er nog steeds enthousiast voor ben; heb een congres meegemaakt, prachtbelevenis, honderden jongens en meisjes tussen zestien en drieëntwintig jaar, allemaal in legerjacks, veel bebaarde studenten, een hele sporthal met Israëlisch volksdansende terug-naar-de-natuurders; er lopen zeer verknipte naturen tusen; de ernst waarmee drieëntwintigjarigen over allerhande vreemde dingen delibereren is ontroerend; nog steeds raad ik iedereen aan, de natuur in te gaan, over het wad te lopen, tot je heupen door een moeras te waden, je te bekwamen in entomologie; ik praktizeer niet meer; het is mooi geweest.
| |
| |
Iedereen kijkt naar ons; we lopen geamuseerd en volkomen in discussie geabsorbeerd door de stad, helemaal opgewonden in de montycoats, ritueel vingerknippend en de emotionele beweringen klaar voor gebruik in de keel, onder het lamplicht van de stad fluitend en neuriënd over het gladde trottoir, tevreden zijn, de jazz in de keel, hoe snel je hier een enkeling bent, de Brabantse beats in staat de wereld om te schoppen, een straatrevolutie op touw te zetten, lenig en met hoge hoofden een bar binnen, de twijfel ver weggezet, de drukke, zalmroze lichamen piepend van energie, de dure gebaren van de drukke, wuivende handen; ik stel het feit weer dat ik in een of ander dag- of weekblad een column zou willen hebben om het elke week weer te vertellen, te zeggen wat er te zeggen valt, te kritiseren, ik vat het plan op het in eigen beheer te doen, elke week een avond schrijven en een avond stencillen, iedere zaterdag op de markt gaan staan met mijn pamfletten, tientallen gratis rondsturen, kost veel geld, net zolang tot ik een aanbieding krijg, denk er op het ogenblik nog net zo over; misschien doe ik het wel; het aktuele, het snelle trekt me wel; we hangen met rode kloppende hoofden aan de bar, het natte glas in de hand, we weten het wel, als het aan ons lag. Tegen al die mensen praten, gedwongen worden de moeilijkheden, de fantasieën, de dromen, de herinneringen aan te horen, ik aanvaard het maar, ik ben ook zo, wild op communicatie, korte briefjes dijen onder het tik- | |
| |
ken uit tot vellen met voor mij belangrijke mededelingen, verlucht met woordspelingen, grapjes, groeten, short short stories; laat me maar, de hele kermis, we maken het wel, ik wil het best allemaal weten, stuur je levensverhaal maar op, leve het human interest; jammer genoeg vergeet ik veel, kan moeilijk namen herinneren; het is wel leuk als men je kent; ik kan praktisch overal wel een gesprekje aanknopen, lekker sociabel doen, wat zorgvuldige opmerkelijke opmerkingen maken,
verbazing wekken, vrijblijvend; meestal begint men dan ook leuk te doen; ik lach dan maar eens ironisch, stap maar weer eens op; het volgende slachtoffer uitkiezen, net niet kwaad maken, leuk spelletje, ook commercieel; alleen, alles vermoeit af en toe; dan kom ik in weken niet in de stad, rust eens lekker helemaal uit, ben zeer produktief, en kijk, als we terugkomen is het weer helemaal ouderwets raak; laten we maar genieten van het leven; ik kom er voor uit dat ik het wel mag; een andere keer verder.
Tegelijk met iedereen kom ik tot de ontdekking dat ik leef, tot in mijn vingertoppen toe; deze vorm van literatuur is wel erg in de mode, maar, God, ik doe dit omdat ik het fijn vind, omdat ik zo denk; ik stel prijs op authenticiteit, wil ik best voor de camera's verklaren, een statement afleggen omdat ik een van de miljoenen ben, ik stel me open ter bezichtiging, voor ef zoveel, (wat ik voor heb; je kunt niets, bijna niets terugdoen; ik domineer je met mijn gedachten;
| |
| |
je kunt het nooit helemaal voelen; je mist de achtergrondmuziek van Radio London; het feit dat het boek ijc 350 gram weegt is me zojuist via de Schrijfkrant meegedeeld, wat doe je terug, wie ben je, zit je in een luie stoel, in de trein, op een terras, heb je een lichaam in de hand, een hamster op je hoofd, drie ogen, een horrelvoetje, een klein sjpraakgejbrek, word je boos om mijn pedantheid, pleeg je op 13 augustus zelfmoord, natuurlijk is dit nodig, er zijn nog x andere mogelijkheden, ik kies er enkele uit, wil je mijn plannen voor de toekomst weten, kom je me bezoeken, schrijf me, goed idee, als je dit leest moet je me schrijven, alles vertellen, het hoe en waarom, foto bijvoegen, ik wil een archief aanleggen van Mensen en hun Geschiedenis, hun identiteit, lengte, stokpaardjes, ik garandeer geen antwoord, Haydnstraat 1, Den Bosch, toe maar, ga je gang, ik hou van jullie), mooi.
Ik dank u voor uw belangstelling, het geschonken vertrouwen, de consumptie, het verkeer, uw gevoelvolle woorden, het inleveren van uw geheime handwapenen; sprekend vanuit de middle of nowhere wil ik u bij deze mededelen dat ik het goed maak, voorspoedig leef, geboren ben op 10-1-46, ik ken u nog van enkele jaren geleden, van mijn vorige leven toen ik poes te Wassenaar was; het is prima; ik benut mijn leven, zorg voor morgen, haal niet te veel gekke dingen uit, ben een zeer kuise literator, een zeldzaamheid; ik ken de tijd; later komt de rest wel, het goed
| |
| |
gekomponeerde boekwerkje (plot is al klaar), de briljante novellenbundel-van-volgend-jaar; op het ogenblik ben ik aan het kritisch wezen, wil deze tijd bewaren; dit boek is onderverdeeld in vijf fragmenten, een logische indeling, een tendens; het laatste deel gaat over deze tijd, het boek wordt afgesloten op zondag 10 juli met een opmerking in een café; let maar op, een registratie; leg het maar vast; natuurlijk is dit nieuw omdat ik ik ben; er zijn in nederland een stuk of vijf schrijvers die dit ook willen; ik wil dit ook; niet zeuren dus over originaliteit; ik heb bewust gekozen voor deze interne monoloogvorm omdat ik dít voor dit boek de enige geschikte vorm vind; de normale psychologische roman wordt door tientallen bedreven; niemand zegt dat schrijver A. eenzelfde dialoogvorm, eenzelfde opbouw volgt als schrijvers D., K. en W.; ik geef me hier graag rekenschap van; tenslotte moet ik achter wat zich hier aan elkaar rijgt staan, en ik moet erachter blijven staan; een ander punt: ik vind het geen werk dat een teenage meisje dat een liedje van iemand anders zingen mag met een plaatje van zes minuten meer geld verdient dan een schrijver met een boek van 150 bladzijden dat niet pornografisch is of een oneerlijk beeld geeft; ik weet dat er weinig pornografie is, uitgezonderd de damesbladromans, sta echter wel op de bres voor eerlijkheid; laat ik maar geen ethiek bedrijven. Bij het overtypen van deze gedeelten hoor ik mezelf praten, soms verontwaardigd met een dui- | |
| |
delijk Goois accent; ik zal nooit Brabander worden, soms lispelend en nauwelijks verstaanbaar, want ik schrijf het alleen maar voor jou, ik heb geprobeerd stukken voor te lezen met een bandrecorder, kost heel veel moeite; bij poetryreadings ratel ik gauw mijn gedichten af en ga met een rood hoofd gauw weer zitten; lees ze maar zelf, het liefst zou ik op het podium gaan staan en iedereen een voor een langdurig en ernstig aankijken, iedereen een afdrukje van mijn tekst in
de binnenzak moffelen en weglopen; ik kan er toch niet over discussiëren; al mijn troeven zijn neergeschreven; er is geen verhaal op mogelijk; lees maar; meer wil ik niet zeggen; leer maar lezen. Kijk, en dat wou ik je maar even duidelijk maken, vlak voordat ik het verhaal vertel van mijn liftreizen, de opschuddingen in heel Brabant en Amsterdam, de nieuwe korte liefde, de zeer recente aanschaf van twee elpees van Bob Dylan, zeer tendentieuze oorlogsverhalen, de bezeten toestanden tijdens een weekend een paar weken geleden, de happenings, de toevallige gebeurtenissen, de korrespondentie over de gehele wereld, het under- en de overacting, de meningen van dit jaar, de autoritaire bewijsvoering, de regen op de dag dat ik naar Brugge liftte, de zon op de dag dat ik mijn leven zes maal eindigde en begon, gisteren nog heb ik 500 vel papier gekocht voor acht gulden vijfenvijftig, en dan te weten dat voor me een dampende kop thee staat, ik vanavond het boekje Moderato Cantabile ga uitlezen, kijk en daarom ga
| |
| |
ik ermee door, omdat mijn leven allang bepaald is, ik een sociale funktie als auteur wil aanvaarden, omdat ik op de volgende bladzijde begin het vreemde verhaal te vertellen van de Generaal en Billy en Katja en de blonde soldaat en baas Jan en ik weet waarom die bestaan, heb ergens in mijn bak losse papieren een vel liggen waarop in het kort de karakters en de levens van die mensen beschreven zijn, misschien ben je er wel een van, de poppen gaan aan het dansen, tot ziens in Brussel.
|
|