De Middelnederlandsche Tauler-handschriften
(1936)–G.I. Lieftinck– Auteursrecht onbekend
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hs. U.Handschrift op papier uit het jaar 1442, berustende in de Universiteits-Bibliotheek te Utrecht, V.E. 18 (No. 1027), bestaande uit: 1 blad perkament; 1 blank blad papier; 8 sexternen; 1 quintern; 1 quintern minus 1 blad; 1 sextern, 1 septern; 2 quinternen; 1 blad; tezamen 162 bladen plus 2 schutbladen, 141/145 mm. breed bij 214/216 mm. hoog, met den griffel afgeschreven (141 bij ca. 95) en gelijnd met een aantal regels, dat varieert tusschen 21 en 27. De kopiïst stoort zich zelden aan de afschrijving en de hoogte van den bladspiegel varieert tusschen 131 en 146 mm. Ook het lijnen is zeer onregelmatig geschied, met 21 tot 27 regels per bladzijde. Signaturen zijn niet, of niet meer, aanwezig. De reclamen in het midden der ondermarge, met robriek omgehaald (de hoeken worden door lussen gevormd). De folieering is uit het begin van 1500, met inkt in romeinsche cijfers en begint bij de eerste beschreven pagina: j-cxviij; xix-lix. Van 119 af wordt dus de c weggelaten. Er zijn daarbij de volgende vergissingen gemaakt: tusschen cxvj en cxvij is een blad niet meegeteld; lij komt tweemaal voor. Voorts vinden wij tusschen (c)xxxix en (c)xl een blank blad. (C)xxv is veranderd uit (c)xxvij; men lette tevens op (c)xxxiiji. De twee eerste bladen hebben aan elkaar, en ook gedeeltelijk tegen den band vastgezeten. Later zijn ze losgeweekt om een stuk beschreven perkament, dat op het hout vastzit te kunnen bestudeeren. Het is een fragment van een antiphonarium, ca. 1350 geschreven.Ga naar voetnoot1)
Het hs. bevat de navolgende sermoenen van Tauler, met rood, of rood-onderstreept opschrift. Van een andere, wel ongeveer gelijktijdige hand, zijn de aanduidingen voor de feestdagen, die men in de kolom rechts aantreft: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan het eind van dit sermoen: Dese voerscreuen leer die leerde een heylich predicaer die hiet de tauweleere Dat wij nv dat alle veruolghen Des help ons god AmeN Onmiddellijk hieronder op nieuwen regel: Ohannes d, met rood doorgehaald. Na een regel spatie volgt dan zonder opschrift: JOhannes die godlike minnaer die waert....(XXI) Dit stuk eindigt halverwege cxva. De rest is onbeschreven. cxvb: blank.
[c]xxxixa (140), na twee regels spatie: Gheeyndt int Iaer ons heren .M.CCCC.xlij. Den iiij.den dach in Iulio Deze aanteekening rood omgehaald. De rest der bldz. onbeschreven. [c]xxxixb en 141 blank.
[c]xla (142): Finito libro sit laus gloria xp̄o Qui scripsit scriptaGa naar voetnoot2) sua dexteraGa naar voetnoot3) sit benedicta etc., doorgehaald. Daaronder: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[c]xlviijb (150): MIserunt iůdei ab jherosolimis et leuitas adGa naar voetnoot1) Iohannem ut interrogarent eum Tu qůis es....(S. II) In margine: op den .iiij. sondaech vanden aduent In margine: Dit es oec op den iiij sondaech inden aduent
Het handschrift eindigt:
[c]lixa (161): Dat wij hijr toe komen Des helpe ons god Amen AMEN Na twee rr. spatie: Dit boeck hoert toe. den regularissen int besloten cloester binnen maeseyck [c]lixb: Dit is die tafel van desen boeck 1 regel spatie. Des maendaechs in die cruysdage xj | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SchriftGa naar voetnoot1):Het handschrift is geschreven met een duidelijke, vaste, doch zeer onregelmatige hand, door welke ook de volgende hss. uit de Kon. Bibl. te den Haag geschreven zijn: 73H6 (Cat. No. 539) van 1431, 73H19 (Cat. 643) van 1435, 73F25 (Cat. 625) uit de 2de helft der 15e eeuw, 73H22 (Cat. 623) eind 15e eeuw, en 73H24 (Cat. 618) eind 15e eeuw en hs. V.E. 19 (Cat. 1013) uit de Univ. Bibl. te Utrecht. De afgeronde letter is op den regel geschreven. De ʃ komt daar niet onder uit en is van onderen naar rechts omgebogen. In de drie laatst genoemde Haagsche hss. wordt een ʃ geschreven, die recht naar beneden, onder den regel, spits uitloopt. De geschatte dateering van deze hss. vindt hierin dus steun: De schrijfster (de kopiïst was een vrouw, blijkens een aanteekening in hs. 73F25: bidt voer die scrijuers om gods wil) is in latere jaren een meer moderne ʃ gaan schrijven; in het rubriek-opschrift op fol. 38b van 73H22 komt nog een keer haar oude ʃ te voorschijn, terwijl omgekeerd in ons hs. een doorloopende ʃ in opschriften ook reeds te zien is. De y heeft steeds een stip, i en ij meestal schuine streepjes. De u met gesubscribeerde o komt veelvuldig voor, vooral in het laatste, sterk Duitsch getinte gedeelte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interpunctie:Punt, die soms hoog-punt nadert, en dubbel-punt. Rubrieken van de kopiïste: rood doorstreepte hoofdletters, gerubriceerde zwarte en nieuwe roode punten. Alle correctie-teekens worden gerubriceerd, alle denkbare paraafteekens (omgekeerde hoofdletter D, met of zonder staart; galg met schuin streepje of stip in den hoek; twee schuine streepjes). Dikwijls wordt, terwijl een bladzij reeds vol is, een woord onder den laatsten regel nog afgemaakt en later met een roode lus omgehaald (soms meerdere woorden, 117a). Roode opschriften komen voor van fol. j tot cxvj. Zij geven soms den feestdag aan, zijn dan weer een soort van titel. De roode lombarden zijn meestal slecht gevormd, een enkele keer een weinig versierd. De D op fol. ja is met in de menie uitgespaarde en met zwart omgehaalde bladmotiefjes bewerkt; de uiteinden loopen in klaverblaadjes uit. In het wit van de letter een lint met de zwarte woorden: et veritas domini. De D zal, hiermede verbonden, wel de spreuk: ‘Deus et veritas domini’ moeten vormen. Eigennamen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Latijnsche woorden en verder alles wat van belang geacht werd, is rood onderstreept. Ook de correctie is op een enkele uitzondering na, uitsluitend door de kopiïste verricht en schijnt wel in drie étappes geschied te zijn: Tijdens het afschrijven ontdekte fouten worden geëxpungeerd; enkele letters met één enkele stip. Meestal echter worden deze uitgeradeerd. Bij het rubriceeren geschiedt de correctie door het foutieve woord door te halen en opnieuw, ditmaal met streepjes, te expungeeren. Een of meer foutieve woorden worden ook vaak heel netjes beplakt met een reepje papier, dat dan opnieuw beschreven is. Ik vond, los in het hs. liggende, zoo'n reepje met robriek beschreven: Des maendachs. Nà de correctie tenslotte, zijn op verschillende plaatsen met robriek doorgehaalde letters en kleine woorden uitgeradeerd (xxiiija). Als invoegingsteeken wordt het wigje gebruikt, meestal met iets erboven: een punt, 3 punten of, als er onderscheid noodig is, een kruisje.Ga naar voetnoot1) Het teeken voor omzetting van twee woorden is twee schuine streepjes voor beide woorden. De rechthoekige omhalingen met lussen, zooals wij die bij de reclamen aantroffen, komen ook bij in margine ingevoegde woorden voor (ook deze in robriek, of rood op zwart). Deze manier van omhalen was gewoonte in het klooster van Maeseyck (zie hss. Kon. Bibl. 73F25, 73H18, 70E12). De afkortingen zijn de gewone. Eenzelfde teeken wordt voor -re- en -er- gebruikt: w'eden = weerden (xva), do'n = doren (xb), d' = der, vu'y, vuy' = vuyr ([c]xxiiijb) of vuyer ([c]xxvija). Verder: goter = groter (xvb), p'st'n = priesteren (xva); spac = sprac (xiij). Niet heel veel later dan de hand van het hs. zijn de opschriften aangebracht, die wij hierboven reeds samenbrachten in een tabel. De letters zijn leelijk, de roode onderstrepingen maken het nog erger. Van een cursieve, 15e-eeuwsche hand zijn de latijnsche, doch ook wel Nederlandsche glossen, die tot fol. xciiij geregeld in de marges voorkomen. Ze zijn soms (fol. xiija, la, lja) verticaal geschreven. Van een hand uit het begin der 16e eeuw, gothisch bastaardschrift, is de inhoudstabel van fol. [c]lixb, alsmede de pagineering (zie de hoofdletter C). Deze hand toont groote overeenkomst met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die van het hs. uit Maeseyck, dat een vertaling van de sermoenen van Tauler naar den Bazelschen druk bevat: Kon. Bibl. den Haag, 73H21 (Cat. No. 633) uit het jaar 1547. De letters in dit hs. zijn echter zwaarder en breeder. Of de later toegevoegde opschriften van fol. lxxxvb, [c]xlviijb, [c]liijb wéér van een andere hand zijn, ben ik niet in staat uit te maken. Het is mogelijk, dat ze van de schrijfster uit later jaren zijn. Zoo is het ook met correcties in het laatste sermoen t.w. lva: wortse in marg. voor geëxp. en met rood doorgeh. se lixa: verstuert boven met rood geëxp. en doorgeh. brenghen
Tenslotte is het eigendomsmerk op fol. lixa uit denzelfden tijd afkomstig als de inhoudstabel. Deze aanteekening treft men in bijna alle hss. uit Maeseyck aan, het laatst in hs. Den Haag, Kon. Bibl. 73H7 (Cat. No. 415) van ca. 1500. Over de geschiedenis van de hss., die in Maastricht gevonden zijn in 1839, raadplege men de beschrijvingen van de Ruusbroechss. T tot en met Y. In den catalogus van de bibliotheek van het Sint-Agnetenklooster te Maeseyck, in 1795 opgemaakt, staat onder no 14 te lezen: Sermoonboeck beginnende op den 10 zondag naar Het lijdt wel geen twijfel of ons hs. is bedoeld. In den ‘Catalogus van boeken en handschriften gevonden.... te Maastricht in 1839’, vond ik onder de hss. die naar Utrecht gezonden zijn, drie nummers die in aanmerking komen: 468 Liber precum (Nederduitsch). Op de keerzijde van het perkamenten schutblad van ons hs. is een ovaal etiketje geplakt, uit de eerste helft der vorige eeuw afkomstig. Aevum medium. Het is gedrukt, alleen het cijfer is geschreven. Het is dus wel waarschijnlijk, dat met ‘Sermonen van de Saramenten’ ons hs. bedoeld is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Papier:Zwaar en weinig gelijmd; op de kruispunten van nerven en waterlijnen zijn de afdrukken der soldeersels goed zichtbaar. Het hs. heeft slechts één watermerk, dat beschreven is door De Vreese, Hss. van Ruusbroec, Dl. I, pag. 226, sub 2. (Zie ook ald. pag. 257, aanhangsel voor de beschrijving van hs. V). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Band:Het hs. steekt nog in zijn oorspronkelijken kalfslederen band, waarvan de rug op een schandalige wijze hersteld is in lateren tijd. De stempeling, aan beide zijden dezelfde, is zeer eenvoudig: een veld van ruiten, ingesloten door een rechthoek; de lijnen bestaan uit twee filets. Twee eenvoudige sloten zijn nog aanwezig; de klampen ontbreken. Aan de lange zijden der bladen hebben, als bladwijzers, kleine lusjes gezeten. Twee zijn nog over: één van perkament, aan fol. lxij, en één van rood leer aan fol. cxvj. |
|