en geduld vragen, om als een Christen te lijden.’
Men was verwonderd over dezen moed; echter werd na rijpe overweging van de kunstbewerking afgezien.
Reeds meermalen had Asa naar zijn zoon gevraagd, want hij had hem wel bebloed zien neervallen, doch zelf buiten kennis, wist hij niet welk lot Neno toen getroffen had. De wijze, waarop men hem gerust trachtte te stellen, scheen hem zoo ontwijkend, dat zijn angst er door groeide. Asa vroeg als een bijzondere gunst den leeraar te mogen zien. De man Gods liet zich niet wachten.
‘Arme broeder,’ zei hij, hem de hand toereikende ‘gij lijdt veel....’
‘O ja, mijnheer, veel,’ zei de neger met zwakke stem.... ‘maar ik geloof, dat het weldra gedaan zal zijn. Asa zal spoedig daarboven voor God verschijnen.’
‘Ja, daarboven, Asa, waar de rechtvaardige Rechter is. En hoe zult gij voor Zijn troon verschijnen?’
‘Asa is een groot zondaar, maar Jezus Christus is voor hem gestorven, en hij zal een Heiland vinden op den troon des Rechters.’
‘Asa, waarom hoopt gij een Heiland te vinden in den Heere Jezus Christus?’
‘Omdat de Schrift,’ antwoordde de neger, ‘ons verklaart, dat wie in Hem gelooft, niet beschaamd zal worden. Asa gelooft, dat de goede Jezus het Lam Gods is, dat zijn zonden wegneemt, en’ voegde hij er bij, terwijl hij zich een woord uit den Bijbel