Hij stopte alle schubben, afval en de graten in het bed, en veegde nog zijn vette smoelwerk en zijn veertig vingers af aan het laken, dat hij er over heen wierp.
Toen deed hij met een triomfantelijke zwaai de deuren open... en ook meteen weer dicht.
De vissen stonden als versteend, Anansi riep:
‘De operatie is geslaagd!’
‘Bom-bam! Bom-bam!’ juichten de vissen.
‘Bom-bam!’ schreeuwde Anansi. ‘Doodse stilte, alstubliefl... Onze patiënt moet eerst volstrekte rust genieten en zeker nog tot overmorgen blijven slapen.’
‘O dokter, hoe kunnen we u belonen...’ kreunde de hele Koet-Ai-kliek van alle kanten, met glimmend bolle ogen van ontroering.
‘Nou dat is makkelijk,’ zei Anansi. ‘Je geeft maar alles wat je hebt.’ Daar werd hij me toch overladen met cadeautjes... met visse-eieren en waterplant-pasteitjes, en tassen volgepropt met allerlei merkwaardig Koet-Ai-snoepgoed, dat hij de keien uit zijn zakken gooien moest, en zelfs zijn koffertje leeg maken om alles mee te kunnen nemen.
‘Ik heb voor iedereen hier nog een tandenborstel tegen de besmetting,’ zei hij verder.‘Klein geld is goed, maar ook papiergeld mag.’
En alle Koet-Ai's kochten graag die troep, zodat hij haast niet hollen kon van overladenheid toen hij tenslotte uit het zicht was van die malle vissen-villa. Hij had al lang begrepen dat het raadzaam was, om zeer snel weg te komen daar uit Fisikondre...
Nu moest hij over een rivier om thuis te raken en hemeltje-lief! Het stierf daar van de Kaaimannen...
Gelukkig was er ook een veerboot; en de pontjesbaas bleek nog een oude vriend te zijn ook!
‘Fefe, mijn vriend!’ schreeuwde Anansi. ‘Hallo Fefe..!’ Maar niemand riep terug, of hoorde hij daar zachtjes zingen: ‘Bam-bom, - bam-bom...’
‘Wat ben ik blij om je te zien, Fefe..!’ galmde Anansi. ‘Kom mij onmiddellijk halen!’
Hond Fefe, die Anansi langer kende en al eerder een gemene streek had meegemaakt, riep heel doodleuk terug: ‘Nee hoor, kom jij maar zwemmen, vriend Anansi! Mijn boot is lek, ik moet hem maken voor ik je kan halen.’
‘Kijk, hier is geld!’ brulde Anansi boos en hij wapperde met een pak bankbiljetten.
‘Dat is goed,’ riep Fefe terug. ‘Geef maar hier..! Dan kan ik planken kopen voor mijn boot...’
Anansi snapte dat hij voor de gek gehouden werd: ‘Maar Fefe, laat mij dan oversteken, dat ik het geven kan!’ Fefe was vast besloten zich eindelijk te wreken op Anansi. Hij trok een spant uit op de bodem, zodat zijn gammel bootje driekwart vol liep. ‘Anansi zie je, de veerboot is voorlopig uit de vaart...’
‘Maar ik wil toch betalen...’ riep Spin ten einde raad. Fefe, die hond! Hij vond het alsmaar leuker om Anansi te pesten. Hij riep: ‘Nou goed Anansi, kom dan!’ En toen Anansi:
‘Fefe toch! Die kaaimannen gaan me verscheuren...’
Fefe - ook maar een arme hond - zag al dat bankpapier daar in Anansi's hand, maar veel zin om van wal te steken had hij niet, zijn boot was werkelijk lek...
‘Laat maar aan mij over, Anansi! Ik maak een zwemweg voor je vrij!’ blafte hij vrolijk. En keffend rende hij langs de oever, zodat de kaaimannen - wakker geworden door dat ongewoon lawaai - hem in een drom begonnen achtema te zwemmen.
Nu was de weg vrij voor Anansi naar de overkant; maar ja, zoals je weet was hij zeer zwaarbeladen... Dus liet hij al het kleingeld achter, want je weet ook: dat weegt het meest - en kopje-onder waadde hij voorzichtig naar de overkant. Fefe was snel teruggerend naar