Hoe Anansi uit werken ging
M'Akoeba's kippenhok was leeg, zo leeg als de magen van haar elf-en-dertig spinnekinderen; daarom nam ze een baantje aan als plukster, op de plantage van de koning.
's Morgens als alle kinderen naar school toe gingen, vertrok ze met haar baby naar het werk. En's avonds kwam ze thuis met fruit en groenten, zoveel dat ze een deel voor vlees en rijst kon ruilen, en dat de tafel doorboog onder overvloed.
Maar: ‘Wat verbeeld jij je, Anansi!’ riep ze tegen haar spinnekerel. ‘Jij wilt eten en niet werken? De hele dag hang jij hier in je luie hangmat, en ík moet slaven als een gammel karrepaard. Pas dan tenminste op de baby of kom met me mee naar de plantage; daar is genoeg te doen.’
‘Wat je maar wilt, mijn allerliefste,’ zei Anansi, ‘als ik nu ook een bordje eten krijg, dan ga ik morgen met je mee en bovendien pas ik op baby.’
Het was een drukte in die tuin van Koning Kownoe... Wel honderd plukkers waren aan het werk, want allerlei moest tegelijk worden geoogst. Bananen waren rijp en kokosnoten; tomaten, kouseband, komkommers moesten geplukt en ingepakt en opgeladen worden. De taken werden uitgedeeld door Dagoe Waktiman, de grote waakhond van de Koninklijke Domeinen.
‘Zet baby daar maar neer onder die manjaboom,’ zei Ma Akoeba. ‘Ga af en toe eens kijken of hij een schone luier moet. Dan kan ik achterop gaan werken bij de sinaasappelplukkers, daar wordt het best verdiend.’
Anansi krijgt een taak bij het begieten van de moestuin, niet ver van de grote boom waar de bewaarplaats van de babies is. Een oude apedame, Oma Kwatta, houdt ze zoet; ze laat ze schommelen op haar staart en zingt een liedje voor ze, waarna ze allemaal in slaap sukkelen en Oma Kwatta ook.
Zodra B'Anansi zich een beetje moe voelt worden van het groenten sproeien, gaat hij een kijkje nemen bij zijn kind. Hij kan dan even zitten en met Oma babbelen en ondertussen zoekt hij in Ma Akoeba's grote draagtas een fles bananepap of een verschoning voor de baby.
‘Jij hebt een mooi en rustig baantje, Oma Kwatta,’ beweert Anansi. ‘Het beste werkje van de hele tuin.’
‘Kom kom,’ zucht de oude dame. ‘Het is wel zwaar voor mij, ik kan niet goed meer zien... Ik doe het eigenlijk alleen om geld te kunnen sparen, zodat ik een bril kan kopen. Ik wil al lang eens naar de brilledokter gaan, maar als ik werken moet, kan ik niet weg...’
‘Neem morgen dan een vrije dag. Ik kan uitstekend voor die babies zorgen, ik neem gewoon die dagjouw taak erbij!’ belooft Anansi enthousiast.
‘Dat is heel aardig van je, Ba Anansi,’ zegt Oma Kwatta. ‘Kijk jij eens even wat dit kind hier in zijn mond heeft... Is dat een sliertje drop of is het een hagedissestaart?’
De tweede dag brengt Anansi zijn baby weer onder de manjaboom. Hij sust de kindertjes, zingt liedjes zoals hij van Oma Kwatta heeft gehoord en doet een dutje terwijl alle babies slapen. Maar dan komt Waktiman daar langs en roept: ‘Hé, ben jij mal! Daarvoor betaal ik jou niet uit met fruit en groente! Kom luie spin, je moet pompoenen sproeien in de moestuin.’
‘Pardon, pardon...’ knipoogt Anansi slaperig. ‘Ik neem vandaag voor Oma Kwatta waar, die heeft een snipperdag. Ze moet een bril gaan kopen in de stad. En iemand moet toch voor de babies zorgen?’