Hoe Anansi uit vliegen ging
Heerlijk uitgestrekt in zijn spinneweb- hangmat luisterde Anansi naar het gezang van de vogeltjes in de grote amandelboom, waaraan hij één van zijn touwen had vastgemaakt.
‘Weet je 't al, weet je 't al?’ zong de Twatwa tussen de wiegende bladeren. ‘Morgen is feestdag, morgen is vreugde!’
‘Aan de zwier, voor plezier!’ riep de Grietjebie, die aan kwam vliegen uit een andere boom.
En de Boontjesdief riep van verre: ‘Morgen is feestdag, dan vliegen we uit!’
‘To-tjo-tjo, dat is zo!’ zong de Gadofowroe terug. Op dat moment besloot Anansi dat hij toch maar niet in slaap zou vallen. Een feest gingen die domme vogels houden? Misschien dat daar wel wat te schransen viel. Hij klom uit zijn hangmat en naar boven de amandelboom in. Ondertussen kwetterden de vogels verder: ‘Hondepit-eiland, Hondepit-eiland is helemaal oranje!’
‘Hondepit-eiland, de vruchten zijn rijp!’
‘King-king-king, 't is een heel bijzonder ding!’
‘Morgen is feestdag, dan vliegen we uit! Hondepit-eiland is zwaar van het fruit!’
‘Zo-zo!’ zei Anansi, ‘Denkje dat ik ook mee zou kunnen naar Hondepit-eiland?’ En toen de vogels stomverbaasd opkeken bij zijn plotseling verschijnen: ‘Ik ben een hele handige vruchtenplukker, ik kan mooie draagzakken voor jullie weven...’
‘God, wat ons betreft, vruchten zijn er genoeg!’ kwetterde de vriendelijke Gado-tjo. En de zwarte Ponpon riep: ‘Kom kom kom maar mee als je wilt!’
‘Hi-hi-hi, waar zijn je vleugels dan?’ viel de Kolibriin. ‘Over zeven rivieren moet je oversteken met ons...’
Dat viel Anansi wel een beetje tegen, want aan water had hij een vreselijke hekel. ‘Nou ja, zou ik niet... bij één van jullie op je rug...’
‘Nee nee, poe-poe-poe, dacht je dat!’ begonnen alle vogels luid te protesteren. ‘Iedereen vliegt op eigen kracht, dat is zo afgesproken. Anders kunnen we niet terug, met onze overladen magen...’
‘Ja, ja ja...’zei Anansi alleen maar en hij krabde met drie van zijn spinnepoten tegelijk op zijn kop. Terwijl de vogels alweer druk aan het plannen schetteren waren, zei hij ineens: ‘Ik weet wat! Ik maak voor elk van jullie een mooie spinnedraad-draagtas. Dat kost jullie ieder één vleugelveer. En van die veren maak ik dan een paar vleugels om met jullie mee te gaan.’
Dat vonden de vogels een prachtig idee en ze bleven allemaal overnachten in de amandelboom, om te zien hoe Anansi de hele nacht werkte als een bezetene.
Tegen de ochtendstond waren de vleugeltjes klaar, en je hebt nog nooit zo'n kakelbontgelapte vliegapparatuur gezien! De donkerrode veren van vriend King, de groene en de gouden van Parkiet en Tanager, de zwarte van Twatwa, Powisi en Ponpon, tezamen met de blauwe van Blaforki, en al die andere grijze, donkerbruine, gele, witte en gespikkelde..., alles bijeen- gebonden met stevig Anansidraad.
‘'t Is mooi, 't is mooi! Anansi is een lapjesvogel,’ riepen de vogels vrolijk. ‘Nu nog de tasjes voor het fruit!’ Anansi, die veel te uitgeput was om te zuchten, verlangde op dat ogenblik maar één ding: éventjes gaan slapen. Maar hij begreep, dat hij zijn afspraak wel moest houden als hij met de vogels wilde meegaan. Dus nam hij een grote schaar, en hij knipte zijn hangmat in zoveel mogelijk gelijke stukken, waaraan hij vlug-vlug een paar handvatten spon. Zo kregen alle vogels een