Verdrietig hoort Nyankopon die woorden: ‘Er is geen macht over die beulen uit het noorden...
Ik roep de krachten van ons eigen land:
de grote Afrikaanse olifant,
de walvis uit de Afrikaanse zee...
Ananse, lieve vriend, doe er je
Ananse loopt en loopt langs vele kruisingen van wegen, tot hij de olifant vindt, die door Nyankopon is geroepen.
‘Gegroet, mijn waarde olifant Asaw,
ik ben altijd geweldig trots op jou,
omdat er nergens in het hele wijde land
een dier zo super-sterk is als jij-olifant.’
‘'t Is goed!’ trompettert Heer Olifant gevleid. ‘Natuurlijk ben ik het sterkste dier van allemaal. Dat is nu eenmaal zo...’
‘En toch...’ begint Ananse, ‘ik zou wel eens willen weten, of je ook sterker bent dan...’
‘Dan wie, dan wat..?’ moppert Heer Olifant.
‘Dan bijvoorbeeld... een draad van mij,’ vervolgt Ananse. ‘Ik wil wel eens een weddenschap met je beginnen...’
Heer Olifant moet grinniken:
Als jij dat dolgraag wilt,
dan wordt je kracht getest!’
Dus maakt Ananse snel een superelastische, gegarandeerd onbreekbare, eerste-klas onvervangbare spinnedraad zoals hij nog nooit gemaakt heeft, zo soepel, dun en strak dat het een prachtstuk zou zijn voor een koorddanser of een sleepbootkapitein! Hij maakt aan elke kant een lus en één daarvan legt hij respectvol om de slurf van Heer Asaw. ‘Nog even wachten,’ zegt Ananse, ‘het touw is lang. Ik rol het vast een stukje uit tot bij die palmen daar, loop jij maar vast het land in. Dan roep ik dadelijk: trekken! en dan gaan we er op los. Akkoord?’
‘Akkoord, akkoord,’ zegt olifant Asaw goedmoedig. Hij heeft de overwinning al achter zijn slagtanden, denkt hij, terwijl hij zich omdraait en rustig wegloopt.
Ananse zoekt een stevige dadelpalm uit en slaat zijn draad er een paar keer omheen; dan gaat hij met zijn bundel touw over de schouder naar het strand en kijk: daar ligt de grote walvis al te wachten in de branding.
‘Gegroet, mijn waarde walvissemevrouw,
wat ben ik toch geweldig trots op jou.
Omdat er in de hele oceaan geen vis
nog sterker dan Vrouw Walvis is.’
De walvis spuit een geweldige fontein omhoog, zo prettig klinkt dat compliment haar in de oren. Ananse zegt:
‘Toch wed ik, dat ikzelf, Anansespin -
het wel met touwtrekken nog van je win...’
Het water klotst-klotst-klotst over Ananse's zeven voeten, zo ligt die walvis daar te schateren in zee. Ananse springt achteruit en tegelijk werpt hij behendig met zijn achtste hand een lus van spinnedraad tussen de walvisbaarden.
‘Nog even wachten alsjeblieft!’ roept hij als de grote kaken dichtklappen en hij met touw en al zo'n ruk krijgt dat hij weer moet pootjebaden...
‘Ik loop met het koord tot achter de palmen en dan roep ik: trekken! Akkoord?’
‘Akkoord!’ knikt de walvis met waterige ogen van het lachen. Ze draait zich om en zwemt langzaam van het strand weg, tot een onzichtbare spinnestem roept: ‘Hopla, trekken maar!’
Dan stoomt ze weg met volle vaart, Ananse's dikke draad streept door het zand en één eind verdwijnt met haar mee de golven in.