Hoe Anansi de tijger het vrijen afleerde
B'Anansi, die mannetjesspin, hij kan verschrikkelijk opscheppen, weet je dat? Net groottante Joosje bij haar theevisite: ‘Nog een schepje, mijn schat! Neem nog een beetje voor je!’ En ze suikert alle kopjes zo vol dat het lijkt of je hete limonade te drinken krijgt. Maar nu Ba Tigri, dat spier-sterke beest, als die gaat opscheppen, dan gaat het met de vorkheftruck. Hoor hem met zijn drie drinkebroersvrienden: ‘Wat Anansi? Die ijzerdraad-warknoop van spillepoten? Denk je dat er in zo'n pannespons één hersentje zit? Zwak, maar ook zwak- begaafd. In mijn linkerpinknagel van mijn eigen achterpoot zit nog meer verstand dan in die vent zijn borst - buik - billen bij elkaar!’
Red'redi lacht hierover zijn apesmoeltje zowat in tweeën. Oude heer Ezel giechelt braaf: ‘Ja, ja!’ En zelfs makke hond Dagoe, die toch erg gesteld is op Anansi, blaft: ‘Hè hè hè..!’, maar hij zegt erbij: ‘dat zal niet iedereen met je eens zijn, Tijger.’
‘Niemand kan respect hebben voor die bibberige wegblaasfiguur!’ roept Tijger en verslikt zich bijna in biergenot. Ook oude Boeriki zegt nu: ‘Kom kom, wat denk je van zijn spinnevrouw Ma Akoeba? Braaf en gehoorzaam, doet alles wat B'Anansi wil, zeggen ze...’
En Aapje begint Tijger een beetje te plagen: ‘Zo'n vrouwtje Akoeba luistert meer naar haar man Anansi dan naar jou, Ba Tigri, al heb je twintig kilo hersens in je kop!’
‘Pwa, dat moet ik nog zien!’, roept Tijger en giet zijn hele bierglasinhoud zijn hoofd binnen, of al die kilo's eens lekker rond moeten zwemmen. ‘Ik hoef maar te knippen met mijn pinknagel van mijn linkerachterpoot, en dat wijfje komt achter mij aangehuppeld.’
‘Ja, jaa! Dat willen we zien...’, zegt Red'redi met een knipoog naar de anderen.
‘Waarschuw ons even wanneer je met haar uit vrijen gaat.’
‘Zal ik een afspraakje maken voor je?’ vraagt Hond goedhartig.
‘Zal ik je melden hoe laat ze zondagavond op het kerkplein komt?’, vraagt granmasra Ezel, die dagelijks langs de weg staat.
Zo zitten ze hem te pesten tot Ba Tigri zijn snorren poetst met bierschuim en brult: ‘Een weddenschap met jullie! Van elk een liter-djogo bier.... Kom zondagavond kijken hoe ik die spinnepoten van dat spinnewijfje om mijn vinger draai!’
Ach, in de loop van die week als Boenati Hond een keer B'Anansi tegenkomt, is hij die tijgerbluf alweer vergeten. ‘Hoe gaat het, Anansi, en met je vrouw, Ma Akoeba, en al je kindertjes bij elkaar?’
‘Hallo, vriend Dagoe! Mijn familie gaat goed gelukkig. Dus mezelf ook half en half, als mijn wederhelft het goed maakt. Dacht jij van niet?’
‘Ach, ach...’, keft Dagoe verlegen. Hij wil wel waarschuwen, maar ook zijn vriend Tijger niet ontrouw zijn. ‘Ze zeggen... dat iemand het oog heeft laten vallen op die vrouwtjesspin van je, Akoeba...’
‘Wat!’ roept Ba Anansi, ‘welke vrijpostige ploert? Zeg hem dat hij meteen tien lege mosterdpotjes moet sparen, om zichzelf in te verkopen als ik klaar ben met mijn rammeling voor hem.’
Goedhartige Dagoe schrikt zich stijf van het effect van zijn waarschuwingsbericht. ‘Kalm toch, kalm toch’, hijgt hij, ‘zo'n vaart zal het niet lopen, Anansi... Als ik je raden mag Anansi - laat Ma Akoeba voorlopig niet alleen uitgaan...’
‘In veterdunne reepjes scheur ik die ellendeling’, roept Anansi, ‘als hij één vinger