een zeer populaire figuur. De machtigen en de sterken kon hij door zijn slimheid misleiden en zo wist hij - zonder hard te werken - aan de kost te komen of zich uit hachelijke situaties te redden. De mensen die de verhalen vertelden, konden zo in bedekte taal kritiek leveren op de overheersers en konden door te lachen hun moeilijke lot beter dragen.
Veel Afrikaanse verhalen werden aangepast, nieuwe verhalen ontstonden. De hemelheer werd vervangen door een gewone koning, in Suriname werd de Spin een lid van de familie en werd hij broer Anansi genoemd, in het Surinaams Ba Anansi, kort gezegd B'Anansi, soms ook ‘P’ Anansi (vader Anansi); zijn vrouw werd ‘Sa of’ Ma (zus of moeder) Akoeba. De Saramacaners spreken over Tata (vader) Anansi en op Curaçao werd het Compa, Cha of Shon Nanzi, wat je met kameraad, vriend of heer Nanzi zou kunnen vertalen. Zijn vrouw kreeg daar zelfs de Christelijke naam Shi Maria.
De Spin-verhalen worden nog steeds verteld, maar de jonge mensen kijken meer naar de T.V., luisteren naar de radio of lezen een boek. Gelukkig worden de Anansi-verhalen nu ook in boeken opgeschreven, door geleerden die er een studie van maken, maar ook door echte vertellers.
Noni Lichtveld is zo'n echte vertelster. Zij vertelt de verhalen zoals haar tantes die hebben gehoord van hun grootmoeder. Omdat ze vertelt voor kinderen op de Antillen en in Suriname en ook voor kinderen in Nederland: Surinaamse kinderen, Antilliaanse kinderen en alle andere kinderen, zijn de verhalen in het Nederlands geschreven. Maar - om de vertelsfeer te bewaren - in een Nederlands zoals de mensen in Suriname dat spreken.
Zoals alle echte sprookjes zijn de Anansiverhalen bedoeld voor jong en oud. Er komen dingen in voor die langs jonge kinderen heen gaan, maar waarover de volwassenen zich geweldig zullen amuseren. Volkssprookjes ontstaan en groeien niet in salons. (Maar bestaan er nog salons?) Soms lijken ze daardoor ‘vies’. Maar is er voor een kind iets heerlijkers dan te lezen over een pratende drol, die - o schande - zichzelf aan de koning toeschrijft.
Dank zij de prachtige plaatjes - ook door Noni gemaakt - hoeft weinig te worden uitgelegd. Voor de kleintjes kan bij de plaatjes worden voorgelezen in het vertelritme dat in de tekst zo nauwkeurig mogelijk wordt benaderd.
Jullie ouderen die zelf lezen, eigenlijk moet je maar één sprookje tegelijk lezen. Maar er zijn nu eenmaal hartstochtelijke lezers die achter elkaar doorlezen. Voor die lezers heeft Noni gezorgd dat dingen die in volkssprookjes gebeuren, zoals Anansi die in het ene sprookje doodgaat en in een volgend weer vrolijk de boom in klimt, de logisch denkende lezers niet kunnen hinderen. Er gaat wel een spin dood, maar dat is grootvader Anansi.
De volwassen lezers die meer willen weten over de Anansi-verhalen en hun achtergronden, kunnen het proefschrift raadplegen van W.J.H. Baart Cuentan di Nanzi, dat in 1983 in Amsterdam verscheen. Dit proefschrift gaat in de eerste plaats over de Papiamentse Spinverhalen van de Antillen, maar ook Afrikaanse en Surinaamse verhalen worden besproken en achterin worden nog heel veel andere publicaties genoemd.
En alle jonge en oudere mensen die meer over Anansi willen horen, moeten dat aan de Uitgever laten weten, want Noni heeft nog een hele stapel verhalen die ze kan navertellen en illustreren.
Veel lees-, voorlees-, luister- en vooral ook kijkplezier!
Paramaribo 1984
Drs. E.D. Essed-Fruin
Instituut voor de Opleiding van Leraren.