En daar kon Anansi weer geen touw aan vastknopen.
‘Je krijgt dit tientje extra,’ zei hij en wapperde met zijn kreukelvodje of het een geparfumeerde zakdoek was.
‘Meneer,’ zei het groene kereltje. ‘Xeggu: dat doen we niet.’ Daar stond Anansi in de kou. Gelukkig kwam Boenati naar buiten, want het was al donker en hij moest naar zijn werk. Wat een hartelijke begroeting! Vreugdekreten, klappen op schouders en stompen in handen... Waarbij ze op en neer sprongen, met vreugdetranen.
Uit het portierraam klonk: ‘Afreek-nehére, haugste taat!’
‘U weet de deal,’ zei Anansi. ‘Tien gulden extra als de koffers boven staan.’
‘Nixterfan!’ riep Boloog en knipte alle autodeuren op slot.
‘Diebe gaasje blaaft mooi hier tot ik me betaling heb!’
Dat werd een vreselijke ruzie en Boenati keek ongerust toe.
‘Fodát geld gaat niemand hier slepe!’ kwekte de kikkerbek.
Anansi zei: ‘Ik heb een voorstel. Ik wed met u om een tientje dat ik direct iemand vind die wel wil slepen. Die stuur ik hierheen. Hier is vast een tientje om hem mee te betalen.’
Kort daarop verscheen een type in een winterjas tot op de grond. Hij zei met een krakerig oud stemmetje: ‘Ik heb de voordeursleutel van een paar heren in die kroeg daar. Ik moet bagage naar boven dragen, dan zou ik hier een tientje krijgen.’
‘En mén geld?’ vroeg de kikkerkop argwanend.
‘Zij komen afrekenen als alles boven staat,’ zei het mannetje.
Tenslotte smeet de Amsterdammer die hele valies-tas-doos- en vogelkooibagage de auto uit. Maar de oude vagebond bewoog niet. ‘Eerst mijn tientje,’ zei hij en de kikkerkop moest betalen.
Die vent reeg alles aan een soort plakkerig draad, en was hup! de deur in van het flatgebouw en hop! de deur weer uit zonder bagage. Daarna richting restaurant. Wat kon die ouwe rennen...
Niet lang daarna kwamen die twee buitenlanders weer aanzetten.
‘Dan is hier nog tien gulden van mij,’ zei de ex-passagier.
‘Wat krage we nou? Ure mottik wachte! Seker dertig balle mottik fange!’ riep de chauffeur verbluft.