‘Dat huis,’ zeurde Anansi verder. ‘Is dat niet waar je samenwoont met zeven zijïge reuen en een verlopen vette vleermuis?’
De hele kippenkolonie barstte in schateren uit; Ma Kloek kwam niet meer bij! Maar Didíbri sprong haast uit elkaar van woede - voor het eerst zag je dat zijn tanden puntig waren. ‘Nog nooit in mijn achtduizendjarige praktijk heb ik zoveel nonsens gehoord!’
‘Aha!’ riep Anansi en tikte Didíbri brutaal op zijn neus. Want hij herinnerde zich dat zijn grootmoeder altijd verteld had dat zelfs duivelskinderen niet mochten werken voordat ze twaalf waren. ‘Dan weet ik wel hoe oud jij bent. Achtduizendtwaalf!’
‘Hoera!’ riepen de kippen door elkaar. ‘Anansi heeft gewonnen!’
Zo was dat dus beslist. Didíbri had geen zin in drinken meer. ‘Het is tijd om op te stappen,’ riep hij. Hij trok Anansi los van zijn kippenvriendin en schoof hem de deur uit. ‘Wat nou ineens?’ riep Anansi beledigd. ‘Waar gaan we heen?’
‘Jij bent te dronken om alleen naar huis te gaan,’ zei Didíbri. ‘Ik draag je wel!’ Hij greep Anansi bij zijn benen en slingerde hem op zijn rug. Met één hand snoerde hij zijn armen bij elkaar. Straathonden renden blaffend mee, terwijl Didíbri er de pas in zette!
De dodelijk verschrikte kippetjes zagen dat hij heel lange benen had met voeten die naar achteren wezen...
Dat hij zo ongelukkig liep, kwam omdat hij die benen altijd omkrulde, zodat zijn tenen naar voren stonden.
Maar nu hij haast had vloog hij achterstevoren door het duister als een bliksemschicht!
Anansi bonkte met één vrije hand op Didíbri's hoed, maar dat baatte niet veel. Didíbri's horentjes schoven onder de rand vandaan als twee enge handjes en hielden die hoed op zijn plaats.
‘Didíbri, laat me!’ gilde Anansi. ‘Didíbri, ik moet een plas!’
Didíbri holde voort.
‘Ja... daar trap ik niet in, Anansi!’
Anansi greep zich vast aan Didíbri's linkeroor en brulde daarin: ‘Didíbri, laat me afstappen, anders pies ik in je nek!’
Didíbri stopte plotseling. Sommige dingen zijn kennelijk zelfs hem te erg. ‘Eén minuut,’ zei hij, ‘en geen seconde langer!’
Anansi schudde zijn ledematen en sprong naar de kant van de weg. Daar maakte hij zijn broek open en deed een plàààs... de struiken bogen alle kanten op als in een orkaan. Het waterkanon van de brandweerboot had het niet kunnen winnen van die plas.
Didíbri schreeuwde boven het spuitgeluid: ‘Schiet je een beetje op?’