Daar had nog niemand aan gedacht. Hoe klimt een schildpad in een boom? Behoorlijk langzaam, dat is zeker.
‘Dan moet je wel op tijd van huis, pa,’ zeiden de kinderen. ‘Anders kom jij pas als alle gasten weg zijn.’
Toen de kinderen naar bed waren werd er diep nagedacht.
‘Ik heb niet veel oefening in boomklimmen,’ zuchtte Harry.
‘Dan moet je 's morgens heel vroeg op pad,’ zei Suus. ‘Gelukkig dat ikzelf niet meekan... Ik ben nog nooit in een boom geklommen.’
‘Ik ook niet,’ bekende Harry. ‘Maar als ik het heel voorzichtig doe en goed de tijd neem...’
‘Jij bent een doorzetter, dat is waar,’ zei Suus. Maar helemaal gerust waren ze geen van beiden. Ze gingen maar slapen, want veel was er die avond niet meer aan te doen. Tot vader Sekrepatoe midden in de nacht ineens overeind vloog in bed. ‘Suus, Suus, word wakker!’ riep hij. ‘Wij hebben één ding helemaal vergeten! Het cadeau voor de jarige!’
Moeder Sekrepatoe sloeg haar pootje voor haar mond. ‘Wat een geluk van een toevalligheid, ik heb net van Anansi gedroomd! Hij gaf me de oplossing, en ik weet nu ook hoe jij daar boven in die boom komt.’
Intussen zat Aka Adelaar gezellig thuis te snavelen met zijn verheven echtgenote en zijn witte wollen jongetjes.
‘Wat een enorme oen!’ riep Sara Adelaar toen ze hoorde van dat zogenaamde verjaardagsfeest. ‘Harry de Schildpad, hij verdient niet beter! Alleen om bevriend met jou te zijn tuint hij erin.’
‘Als hij komt, mogen wij dan schildpadsoep van hem koken?’ vroegen de jongens.
‘Nixterfan,’ zei Aka. ‘Jullie blijven van hem af. Hij mag dan een sukkel zijn, maar het is een vriend; en zijn vrouw kan verrekt lekker koken. Waarschijnlijk komt hij niet eens.’
‘Maar krijgen wij dan toch verjaardagseten, al is het een grap?’
‘Vooruit, nou opgedonderd naar je nest!’ riep vogel Saar. Jaja, die kindertjes Adelaar werden met ferme klauw opgevoed. Wel niet met deftigheid, maar toch met discipline. De volgende dag hingen de donzen jongetjes al vroeg uit de boom. Aka en zijn Saar begrepen wel dat het een tijd zou duren voor Sekrepatoe naar hun boom gesukkeld was. Ook toen het middag werd viel er nog steeds in geen velden of wegen een schildpad te bekennen, laat staan tegen de stam van hun boom op. En toen het donker was geworden werden die adelaarskinderen onuitstaanbaar van teleurstelling.
‘Waar blijft die meneer Sekrepatoe nou,’ begonnen ze te zeuren. ‘En die tante met die lekkere toetjes? Wanneer begint de verjaardag? Wat krijgen wij? Toch niet alleen gebakken torren, zoals elke dag?’ Tot hun moeder ongeduldig riep: ‘Aka, doe er iets aan! Ga kijken waar die ongekookte vriend van je blijft. Die jongens van je schreeuwen me de oren doof!’
Algauw daalde Aka neer op het bladerdakje van de familie Schildpad. Daaronder klonk tevreden gemummel, want alle kindertjes zaten hun grassoep te eten. Het was eenvoudige kost die avond, maar er was genoeg en ieder kreeg zijn deel.
‘Daar is oom Aka,’ zeiden de kinderen. ‘Is onze klok nog wel gelijk?’