Nanzi in haar kroeg geweest was met een schitterende hoed op. En hoe geheimzinnig hij gedaan had toen hem werd gevraagd of hij ineens heel rijk geworden was. En hoe hij het had klaargespeeld om urenlang voor niks te drinken. Cabrito schaamde zich dat hij niet eerder had begrepen dat Cha Nanzi hem bedonderd had. Hij zei alleen: ‘Ja, ja.’ Maar juffrouw Carné zag dat haar kletsverhaal hem woedend had gemaakt.
‘Heb ik het goed,’ zei ze toen ze Cha Nanzi weer tegenkwam. ‘Heb jij ruzie met Compa Cabrito?’
‘Hoezo?’ vroeg Spin verbaasd. ‘Integendeel, wij staan op goede voet. Wij lenen elkaars dingen...’
‘Toch werd hij eergisteren erg kwaad,’ zei juffrouw Schaap. ‘Toen ik vertelde hoe je in de kroeg kwam met je mooie hoed op.’
‘Sorry Coma Carné!’ riep Cha Nanzi plotseling. ‘Ik heb ineens een afspraak met de dokter...’ Daar was hij al vertrokken, hij vreesde dat die tante hem in de gaten had. Cha Nanzi ging gauw naar de markt om iemand te vinden die een nieuwe hoed nodig had. Daar kwam hij aasgier Warawara tegen. ‘Vriend Warawara, hier heb ik een prachtig koopje voor jou. Jij loopt altijd maar met je blote hoofd in de zon, jij moet echt een hoed dragen! Ik heb pas in een geleerd tijdschrift gelezen dat als je geen hoed draagt je hersens uit je kop schroeien. Deze gloednieuwe panama is precies wat jij nodig hebt. Jij mag hem hebben voor maar vier tientjes... en een kwartje, dan heb jij een koopje.’
‘Hmm,’ antwoordde Warawara. ‘In mijn familie dragen we nooit hoeden. Maar ik zie dat je hem graag wilt verkopen, dus ik geef je... twee tientjes.’
Cha Nanzi zei: ‘Vooruit, omdat je hem zo nodig hebt. Maar onder één voorwaarde: als jij hem verkoopt voor een betere prijs, dan krijg ik de helft van de winst.’
Warawara gaf zijn tientjes aan Cha Nanzi en wandelde trots weg onder zijn nieuwe hoed. Cha Nanzi kocht een biertje en een lekker broodje en ging naar huis om wat te slapen. En raad eens wie Warawara tegenkwam, daar midden op de markt? Precies: daar kwam Cabrito aan. Die was de pijn van zijn verloren hoed nog niet vergeten. ‘Mooi hoedje heb jij op, vriend Aasgier! Ik heb er net zo een gehad...’
‘O ja?’ zei Warawara. ‘Waarom heb je hem niet meer?’
Geitenbok was nog steeds boos op zichzelf omdat hij niet de moed had om Cha Nanzi te gaan uitschelden. ‘Ik heb nu deze. Hij is wel niet zo mooi, maar hij kan wonderen verrichten.’
‘Is het een toverhoed?’ vroeg Aasgier.
‘Deze hoed heeft gemaakt,’ zei Cabrito, ‘dat een bekend iemand een hele avond kon gaan drinken zonder één cent uit te geven. Wie deze hoed draagt leert het voordeel kennen van de rijkdom...’
‘Rijkdom?’ vroeg Warawara. ‘Hij heeft wel erg veel gaten...’
‘Daardoor geeft hij gezeefde schaduw,’ zei Geitenbok plechtig.
Zo ging dat vage vragenspel nog een hele tijd door. Tot Aasgier zijn gloednieuwe panama inruilde voor de wonderhoed van Cabrito. Warawara had Cha Nanzi beloofd dat hij hem de helft zou geven van de winst, als hij die nieuwe hoed van de hand zou doen, weet je nog? Dus ging hij met het voddige hoofddeksel direct naar Cha Nanzi.