1672
55 S. Opzoomer 1819-1878
De gebroeders De Witt in de Gevangenpoort
Paneel, 78 × 84 cm
Gesigneerd: S. Opzoomer
Datering: ca. 1843
Tentoonstelling: Den Haag 1843, nr. 257, ‘De gebroeders de Witt’
Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen
Opzoomer heeft hier de gebroeders De Witt afgebeeld in de kamer in de Gevangenpoort te Den Haag, waar Cornelis gevangen werd gehouden, vlak voordat de woedende menigte binnenstormt om hen te overvallen.
Nadat in het rampjaar 1672 de macht van Johan de Witt was gebroken en Willem iii was aangesteld als opperbevelhebber van het Staatse leger, waren de tegenstanders van De Witt nog lang niet tevreden. Er werd daarom tegen zijn broer Cornelis een valse aanklacht in elkaar gezet, volgens welke hij een complot zou hebben beraamd tegen Willem iii. Terwijl hij op deze beschuldiging gevangen werd gehouden, kwam zijn broer hem op 20 augustus bezoeken en toen deze bij hem was, hitsten enkele Oranje-gezinde vijanden de menigte tegen de broers op, waarna men de Gevangenpoort binnendrong, hen naar buiten sleurde en op gruwelijke wijze vermoordde.
Johan de Witt was voor degenen, die in de vorige eeuw naar meer politieke macht van het volk streefden, een zeer belangrijke historische figuur, omdat hij er gedurende zijn gehele loopbaan op uit was geweest de macht van de Oranjes te beperken (cat.nr. 47). Dat Opzoomer sympathie koesterde voor de gebroeders De Witt blijkt wel uit de wijze waarop hij ze hier heeft geportretteerd; het vermoeden dat hij een liberale gezindheid heeft willen uiten wordt nog versterkt door het feit dat hij verschillende andere schilderijen heeft vervaardigd die op eenzelfde manier zijn te interpreteren (cat.nrs. 37 en 40). Speciaal de gruwelijke moord op de gebroeders De Witt had een geladen betekenis, omdat velen meenden dat Willem iii van te voren van de plannen voor deze moord op de hoogte was geweest en ze had goedgekeurd. Voor koning Willem ii was dit alles echter geen beletsel om het schilderij voor zijn verzameling aan te kopen.
De critici oordeelden verschillend over het stuk. De schrijver van de Betrachtingen had er slechts lof voor, maar de recensent van het Journal de la Haye had vele aanmerkingen. Zijn grootste bezwaar gold de vrees, die op het gezicht van Johan de Witt viel af te lezen, en die niet in overeenstemming zou zijn met diens karakter. De recensent van de Kunstkronijk sloot zich hierbij aan: ‘Zou Johan de Witt, die, niettegenstaande de herhaalde beden zijner betrekkingen, vast besloten bleef, zich op het verzoek van zijne broeder Cornelis, naar de Poort te begeven, zich, evenals eene zwakke vrouw, of, als ouders bij het ziekbed van hun geliefde kind, aan het voeteneind op het ledikant geplaatst hebben? De historie zegt, dat de Raadspensionaris in de Bijbel stond te lezen, en uit de beschrijving der geheele verschrikkelijke gebeurtenis kan men zien, dat de beide broeders met mannenmoed den marteldood zijn te gemoet gegaan.’ Verder keurde deze criticus af dat de situatie foutief was weergegeven: ‘En op de kamer, zoo als men op de gevangenpoort kan zien, is juist dáár geen deur. [...] Wij dulden geen afwijkingen dáár, waar het de geschiedenis van ons vaderland en, meer nog, groote mannen geldt.’