1654
47 P. Tétar van Elven 1823-1896
Johan de Witt stelt de Acte van Seclusie op
Paneel, 46,5 × 61,5 cm
Gesigneerd en gedateerd: PTvE 1860
Tentoonstellingen: Amsterdam, Arti et Amicitiae, 1860, nr. 190, ‘De Witt, de akte van seclusie opstellende’; Den Haag 1863, nr. 123, dezelfde titel
Delft, Stichting Museum Paul Tétar van Elven
De uitgebeelde scène heeft zich afgespeeld tijdens de vergadering van de Staten van Holland over het verdrag met Engeland ter beëindiging van de Eerste Engelse Oorlog (1652-'54). Eén van de eisen die Cromwell, de toenmalige heerser van Engeland, stelde, was dat de Staten van Holland moesten beloven om de Prins van Oranje, de latere stadhouder Willem iii, die in 1654 nog slechts drie jaar oud was, nooit tot stadhouder van hun gewest te verkiezen en ook tegen te gaan dat hij ooit benoemd zou worden tot opperbevelhebber van het Staatse leger. Deze voorwaarde moest bovendien tevens voor zijn nakomelingen gelden.
Cromwell eiste dit, omdat hij vreesde dat de prins een bondgenoot zou worden van zijn tegenstanders. Willems moeder was immers Maria Stuart, een dochter van de Engelse koning Karel i, die door Cromwells toedoen was afgezet en onthoofd.
Omdat de verhouding tussen Willem ii en de Hollandse regenten niet erg best was geweest, waren velen onder hen wel genegen de toekomstige macht van zijn zoon te beknotten en Cromwell zijn zin te geven. Ook Johan de Witt, wiens vader door toedoen van Willem ii enige tijd op Slot Loevestein gevangen had gezeten, was ervoor. Toen in de vergadering van 4 mei bleek dat een eensgezind besluit niet mogelijk was, hoewel de meeste statenleden ervoor waren, drukte De Witt als raadpensionaris de zaak door. Vervolgens stelde hij snel een akte op, waarin de Staten van Holland vastlegden: ‘dat zij den Prins van Oranje, of iemant van deszelfs nakomelingen, nimmer zouden verkiezen tot Stadhouder of Admiraal hunner Provincie; noch, zo veel de stem hunner Provincie aanging, gedoogden, dat hij ooit werd aangesteld tot Kapitein-Generaal over de Krijgsmagt der Generaliteit’.
Wagenaar, van wie bovenstaand citaat afkomstig is, en op wiens geschiedverhaal Tétar van Elven zich volgens de tentoonstellingscatalogi en blijkens een opschrift achterop het schilderij heeft gebaseerd, heeft de opstelling van deze ‘Acte van Seclusie’ als volgt beschreven: ‘'t Was toen nog maar omtrent zeven uren des avonds; waarom de Witt vraagde, of 't hunnen Edele Groot-Mogendheden ook aangenaam zijn zou, dat hij zig voor eenen korten tijd begave naar de Vertrekkamer, en de Akte, waarin de meeste Leden bewilligd hadden, opstelde? Veelen bestemden dit, met woorden en gebaarden: waarop de Raadpensionaris, in allerijl, de Acte van Seclusie of Uitsluiting ontwierp [...].’
Toen dit besluit in de Republiek bekend raakte, veroorzaakte het veel beroering. De overige gewesten vonden dat Holland een dergelijke maatregel niet zonder ruggespraak had mogen nemen en dat het bovendien getuigde van grote ondankbaarheid jegens Willem van Oranje en diens nageslacht. Ondanks de vele protesten handhaafden de Staten van Holland hun beslissing en de Acte van Seclusie werd pas in 1660 ingetrokken, toen Karel ii, die na Cromwells dood de Engelse troon van zijn vader had bestegen, het voor zijn neef opnam.
Door zijn streven de macht van de Oranjes te beknotten was Johan de Witt voor velen in de vorige eeuw een symbool van het streven naar meer democratie. Voorstanders van vermindering van de macht van de koning beschouwden hem als een voorbeeldig staatsman, die het land voorspoedig door moeilijke tijden had heengeloodst en daarbij helaas de belangen van het Huis van Oranje had moeten laten wijken voor die van de staat. Aanhangers van de monarchie vonden hem echter een listige intrigant, die uit persoonlijke rancune de band tussen het Nederlandse volk en de Oranjes had willen verbreken en daarbij handig de politieke situatie had uitgebuit.
Tétar van Elven is, voor zover ons bekend, de enige schilder geweest die het opstellen van de Acte van Seclusie in beeld heeft gebracht. Dit schilderij is een latere, iets gewijzigde versie van zijn schilderij in de Galerij de Vos. De onderwerpen van deze galerij waren in belangrijke mate bepaald door Jacob van Lennep, die in zijn Geschiedenissen wel bewondering toonde voor de persoon van De Witt, maar de Acte van Seclusie een ‘Schandverdrag’ noemde. Het is daarom niet geheel duidelijk welke opvatting Tétar van Elven heeft willen uiten, maar alleen het feit al dat hij dit thema koos, suggereert een liberale gezindheid.