1568
16 L. Gallait 1810-1887
De laatste eerbewijzen aan Egmond en Hoorne
Doek, 69 × 99 cm
Gesigneerd: Louis Gallait
Datering: na 1851
Reproduktieprenten: A. Martinet; J. Schubert; C.W. Mieling, Atlas fm, 543 B
Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten
Dit schilderij is een kleinere replica van het grote doek van 1851, dat zich nu in het museum van Doornik bevindt. We zien de leden van het Brusselse voetboogschuttersgilde in gedachten verzonken voor de baar met de lijken van de zojuist onthoofde graven van Egmond en Hoorne. Beider hoofden zijn weer op hun oorspronkelijke plaats boven aan de romp toegevoegd. Achter de baar houdt een Spaanse soldaat de wacht en observeert een spion van Alva de uitdrukkingen op het gezicht van de gildeleden. De oude eerbiedwaardige gildedeken houdt een pijl, het onderscheidingsteken der grootdignitarissen van het gilde, in de hand. De scène speelt zich af in het klooster der Minderbroeders.
De terechtstelling vond 5 juli 1568 publiekelijk plaats op de Grote Markt, als afschrikwekkende waarschuwing, dat niemand meer in zijn trouw aan de koning te kort zou schieten. Het gebeuren verwekte grote beroering, en niet alleen in Brussel. Zelfs van Spaansgezinden kon men horen, dat deze straf wel heel erg streng was geweest. Egmond, want om hém ging het en minder om Hoorne, was immers niet, zoals vele van de edelen, tot het protestantisme overgegaan. Bovendien, zo vond men, had hij de laatste tijd toch herhaaldelijk blijk gegeven van zijn trouw aan de koning.
De vraag in hoeverre Egmond onschuldig was, en of hij nu als held of als slachtoffer van zijn eigen kortzichtigheid te beschouwen is, heeft ook latere generaties beziggehouden. Vooral sedert de Verlichting kan men van een Egmond-revival spreken. Zij is voornamelijk op gang gebracht door Schiller en Goethe en heeft ondermeer haar uitdrukking gevonden in Beethovens ouverture. In hun ogen was Egmond het prototype van de martelaar der gewetensvrijheid. Deze visie werd in de negentiende eeuw in het bijzonder door liberalen aangehangen.
De criticus Beijnen stelde in zijn brochure over dit schilderij de vraag: wat heeft de Belg Gallait bewogen dit thema te gaan schilderen? In de vorm van een retorische vraag luidde het antwoord: ‘Slaan wij niet met belangstelling ook daar [België] de worsteling van de Katholijke met de liberale partij gade? Zoo wij wel onderrigt zijn behoort Gallait niet tot de eerste. [...] Hij gaf dus eene staatkundige geloofsbelijdenis [...]’.
Het is niet verwonderlijk, dat een dergelijk ambitieus schilderij - de grote versie meet 230 × 328 cm -, dat bovendien een controversieel onderwerp te zien gaf, de nodige reacties uitlokte. Zelfs in Nederland, waar het schilderij nooit op een van de tentoonstellingen van levende meesters geweest is, verschenen er aparte artikelen over in de kunsttijdschriften. De oorzaken van de overweldigende belangstelling alhier zijn enerzijds te vinden in het feit, dat een gebeurtenis is voorgesteld, die als een van de kernmomenten van de Nederlandse geschiedenis werd beschouwd. Anderzijds ging het hier om een werk, dat naar internationale maatstaven gerekend, tot de hoogste toppen van de eigentijdse historie-schilderkunst behoorde.
Ook de beoordeling in de Nederlandse kritiek kan niet los gezien worden van de visie op het geval Egmond. Voor protestanten was Egmond een zwakke persoonlijkheid geweest, die de aanhangers van het nieuwe geloof niet genoeg had vrijgelaten en door zijn weifelende houding in het verzet de ‘goede zaak’ had verraden. Deze visie is bepalend voor het oordeel van Beijnen. Zijn kritiek op het schilderij is als volgt samen te vatten. Egmond verdient ons medelijden niet. Gallait had beter zijn terechtstelling kunnen uitbeelden. Niet het lijk maar het schavot had moeten spreken. Het is toch als gevolg van ‘de verontwaardiging, de naauwlijks verbeten woede, die het schavot omringde’, dat het Spaanse gezag zich definitief gehaat maakte, waardoor de opstand uiteindelijk kon slagen?
Beijnens brochure was een reactie op een artikel van Van Vloten, voor wie de nadruk op de persoon van Egmond minder bezwaarlijk was. Van Vloten nu stond bekend als een vrijdenker; als overtuigd liberaal zal de traditionele protestantse visie minder vat op hem hebben gehad.
Over de ontstaansgeschiedenis van Gallaits schilderij zijn ons enige vermeldenswaardige details bekend. Om het effect van een zojuist afgeslagen hoofd te verkrijgen had Gallait voor de figuur van Egmond (op de voorgrond) de kop van de misdadiger Bomal gebruikt. Hij had het rechtstreeks van de guillotine naar zijn atelier laten brengen. Wezenlijker informatie verschaft de in prent gebrachte voorstudie (cat.nr. 16a). In een vroeger stadium had Gallait in plaats van het schuttersgilde de