1564
14 J. Israëls 1824-1911
Willem van Oranje verzet zich voor de eerste keer tegen de uitvoering van de decreten van de koning van Spanje
Doek, 123 × 168 cm
Gesigneerd en gedateerd: Jozef Israels 1855
Tentoonstellingen: Wereldtentoonstelling Parijs 1855, nr. 1559, ‘Le Prince Guillaume d'Orange s'opposant, pour la première fois, à l'exécution des décrets du roi d'Espagne’; Groningen 1858, nr. 131, ‘Willem i, prins van Oranje, weigert gevolg te geven aan de plakkaten van den Koning van Spanje. Zie de Raadsvergadering, gehouden kort na het vertrek van Granvelle omtrent het gezantschap van Egmont naar Philips’; Amsterdam (Panoramagebouw) 1885, nr. 3, ‘Willem van Oranje weigert voor het eerst in de vergadering van den Raad der Nederlanden de bloedplakkaten van den Koning van Spanje te doen uitvoeren’
Amsterdam, Amsterdams Historisch Museum
Op oudejaarsavond 1564 wordt er in het paleis te Brussel door de Raad van State onder leiding van landvoogdes Margaretha van Parma beraadslaagd over de brief, die Egmond mee moet nemen naar Spanje om Philips er van te overtuigen, hoe ernstig de situatie in de Nederlanden is. Wij zijn getuige van het historische moment, waarop Willem van Oranje is opgestaan en protesteert tegen de al te voorzichtige bewoordingen, waarin de brief door Viglius, de voorzitter van de Raad van State, is opgesteld. De prins vindt dat er nu maar eens gezegd moet worden waar het op staat.
Voor een nadere beschrijving van de voorstelling kan het best de recensent van de Algemeene Konst- en Letterbode aan het woord gelaten worden: ‘De landvoogdes, in haren hoogen gothischen zetel, wordt door de rondborstige taal van Oranje op het hevigst vertoornd; Viglius, die zich aan de andere zijde van de met rood fluweel bedekte tafel bevindt, schijnt geheel verbijsterd door het gehoorde, en houdt den blik strak voor zich heen geslagen; Barlaimont en Megen, typen van den fieren Nederlander, nemen beiden deel aan de moedige handeling van den Prins, in wiens gelaat en houding de Schilder, op uitmuntende wijze, edele, krachtige verontwaardiging heeft geprent; Egmond is, door stand, uitdrukking en kostuum, de juiste vertegenwoordiger van den strijdlust en de trotschheid, zoowel als van den rijkdom des Nederlandschen Adels. [...] tot in den monnik, die, met evenveel verbazing als verbittering, van achter de zetel der landvoogdes, het voorvallende gadeslaat, tot in de Spaansche soldaten, die, met hem, eene zeer duidelijk zigtbare zinspeling vormen op den gewapenden arm der Inquisitie, is het gewigt der handeling en hare beteekenis volmaakt terug gegeven.’
S.J. van den Bergh, die op Israëls' schilderij een gedicht maakte, verwoordde de belangrijkheid van het afgebeelde moment als volgt: ‘Hier, waar hij [Willem] vrijheids eersten steen, | Die iedren moker tart, | Leî in 't tiras van 't Algemeen, | 't Verspaanscht gebroed tot smart.’
Wat Oranje die avond precies heeft gezegd, is niet overgeleverd. Wel weten we iets over de uitwerking van zijn woorden. Viglius, hevig ontdaan, werd de volgende ochtend door een beroerte getroffen. Er werd een nieuwe instructie ontworpen, die meer in overeenstemming