1536
11 H.A. van Trigt 1829-1899
De laatste dagen van Erasmus te Bazel
Doek, 110 × 152 cm
Gesigneerd en gedateerd: v. Trigt f 1879
Tentoonstelling: Rotterdam 1879, nr. 502, ‘Erasmus in zijne laatste dagen’
Reproduktieprent: C.Ed. Taurel
Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen
Erasmus krijgt enkele dagen voor zijn dood bezoek van zijn vrienden Nicolaus Episcopius, Bonifacius Amerbach en Hieronymus Froben, terwijl hij oude brieven aan het herlezen is.
Desiderius Erasmus (1467-1536), de bekende humanist, bracht de laatste jaren van zijn leven, toen hij bijna voortdurend ziek was, door in het huis van zijn vriend Froben, een drukker in Bazel, die veel uitgaven van zijn werken had verzorgd. Beatus Rhenanus, zijn biograaf die hem ook zelf gekend heeft, beschrijft uit deze periode twee gebeurtenissen die Van Trigt in dit schilderij heeft samengevoegd. Rhenanus vermeldt dat Erasmus, die door zijn ziekte niet veel meer kon doen, de oude brieven van zijn vrienden herlas, waarbij hem opviel dat vele van hen al waren overleden, wat hem herhaaldelijk deed verzuchten: ‘Hij óók al dood.’ In een andere passage beschrijft hij dat Froben met zijn vrienden Episcopius en Amerbach, beide ook drukkers en de laatste tevens rechtsgeleerde, Erasmus vlak voor zijn dood opzochten, waarbij hij hen schertsenderwijs vergeleek met de vertroosters die Job in zijn ellende kwamen bezoeken.
Van Trigt, die vaak onderwerpen uit de Hervorming uitbeeldde, soms met een duidelijk anti-katholieke strekking (zie cat.nr. 12), heeft Erasmus waarschijnlijk als onderwerp gekozen, omdat deze had gewezen op de misstanden binnen de katholieke kerk en door velen werd beschouwd als een wegbereider van de Reformatie (zie cat.nr. 93).
Van Trigt heeft zich voor het portret van Erasmus vermoedelijk gebaseerd op een portret van hem door Hans Holbein, nu in het Museum te Bazel, waarnaar veel prenten in omloop waren.
Het schilderij werd in de besprekingen gunstig beoordeeld en Vosmaer noemde het later zelfs een van Van Trigts beste werken. Het werd op de tentoonstelling van 1879 voor vijfenveertighonderd gulden gekocht door de ‘Voorstanders der schoone kunsten’ te Rotterdam, die het aan museum Boymans schonken.