Romeinse tijd
1 Ch. Rochussen 1814-1894
Bataafse marktplaats aan de Rijnmond, in de Romeinse tijd
Doek, 61 × 100 cm
Gesigneerd en gedateerd: CR ft 72
Tentoonstellingen: Den Haag 1872, nr. 265, ‘Marktplaats in het Romeinsch-Bataafsch tijdvak’; Rotterdam 1876, nr. 438, ‘Marktplaats aan den Rijnmond, romeinsch tijdvak’
Haarlem, Teylers Museum
Met dit levendige markttafereel heeft Rochussen een beeld van onze vroegste beschavingsgeschiedenis willen geven. Hij koos daartoe een plaats aan de monding van de (Oude) Rijn, nabij het huidige Katwijk, waar eertijds een Romeins castellum, de zogenaamde Brittenburg stond. Dit kasteel verrijst links in de nevelige verte aan de overkant van het water, waarover een schipbrug is gelegd, die door een Romeinse schildwacht wordt bewaakt. Tot in het begin van de achttiende eeuw kon men ter plaatse bij laag water de resten zien van een bouwwerk, dat men voor de Brittenburg hield. De in een vierkant opgetrokken buitenmuur met ronde torens of bastions op de hoeken en in het midden van de zijden, is door de schilder dan ook weergegeven juist zoals men zich een en ander op grond van die overblijfselen kon voorstellen, ook al doet het afgebeelde kasteeltype ons aan de latere middeleeuwen denken.
De marktplaats zelf wordt beheerst door een monument, dat bekroond wordt door een standbeeld van een vrouw met een wolvin, de personificatie van Rome, terwijl het omvangrijke voetstuk in een nis het beeld van de godin Nehalennia bevat. Dit laatste detail heeft Rochussen ontleend aan dergelijke voorstellingen op votief-altaren of wijstenen, die afkomstig waren van een heiligdom, waarvan de resten in 1647, na een stormvloed, op het Noordzeestrand bij Domburg, onder de weggeslagen duinen tevoorschijn waren gekomen.
Rochussen, aan wiens weergave van uiterlijke details steeds een nauwgezette studie voorafging, kan zich voor dit onderdeel geöriënteerd hebben in het Museum van Oudheden te Leiden. Hij koos het Nehalennia-motief niet zonder reden, omdat de verering van deze godin een zaak was van kooplieden en zeevaarders - vooral in de vaart op Engelanddie dergelijke votief-altaren oprichtten volgens hun gelofte, nadat hun onderneming de goddelijke gunst deelachtig was geworden, zoals uit de inscripties blijkt. Hij heeft het beeld in de nis tot onderdeel gemaakt van een groot monumentaal geheel, waarvan de stijl ons minder aan die van de Romeinse oudheid doet denken dan aan Naatje van de Dam en haar negentiende-eeuwse zusters. Het feit dat de overblijfselen van die Nehalennia-cultus nergens buiten Zeeland waren aangetroffen, heeft hem er niet van weerhouden deze veel noordelijker gelegen plaats ermee te sieren, maar Jeronimo de Vries schreef daarover in 1895: ‘de vrijheid is recht dichterlijk’.
Het gebouw rechts is weer meer Romeins van karakter en herinnert door het opschrift boven de ingang: ‘Gens Batavorum Amici et Fratres Rom. Imp.’, aan het Romeins-Bataafse bondgenootschap, waarin een bedrijvigheid zich kon ontplooien, zoals hier is voorgesteld, tussen enerzijds een Romeinse proconsul met zijn gevolg en anderzijds een Bataafs opperhoofd en zijn volk. Op de voorgrond zijn deze twee gezagsdragers door middel van een tolk met elkaar in gesprek. Iets meer achterwaarts is een aanzienlijke dame, misschien de vrouw van de proconsul, gezeten in haar door muilezels getrokken wagentje (carpentum), inkopen aan het doen. Haar elegant geklede dienaressen zijn druk bezig enige Bataafse meisjes te overreden om hun goudblonde haar te verruilen tegen sierraden en andere kostbaarheden. Dat haar is immers te Rome een zeer gezocht modeartikel, ‘waar de Romeinsche kappers blonde pruiken van moeten maken, die men in het Colosseum tot in de loge van den Keizer bewonderen zal’, zoals Jeronimo de Vries schreef met een verwijzing naar de hekeldichter Martialis.
Rechts is een Romein goedgebouwde Bataven aan het werven om dienst te nemen in de keizerlijke lijfwacht, terwijl elders allerlei koopwaar aan- of afgevoerd wordt.
Zoals wel vaker heeft Rochussen ook dit onderwerp later nog eens herhaald in een aquarel van 1889 (Rijksprentenkabinet), waarin de afgebeelde menigte echter minder talrijk is en sommige details iets duidelijker zijn gekarakteriseerd. Het Nehalennia-beeld bijvoorbeeld vertoont daarin meer gelijkenis met een bekend exemplaar in het Leidse museum, ook wat betreft de gebruikelijke attributen, de mand met vruchten en de hond.