XII
De volgorde is fout
Donderdag 18 maart 1993 heeft de minister van Buitenlandse Zaken, volgens een eerder bericht in ‘de Ware Tijd’, ongeveer honderd vragen van de Nationale Assemblée beantwoord. Daarvan sloeg zeker 98% op de relatie Suriname - Nederland en de rest op ‘alternatieve’ relaties, pas aan het eind van de vergadering. Eens had de Assembléevoorzitter in een boze bui, toen het in zijn kraampje te pas kwam, onthuld wat een Assembléevergadering de belastingbetaler per uur kost. Het juiste bedrag ben ik intussen vergeten, maar ik weet nog dat ik toen was geschrokken van de hoogte. Ik vind dit een onverantwoorde gang van zaken in de Volksvertegenwoordiging van een land dat bijna achttien jaar onafhankelijk is.
Aan het eind van zijn beantwoording van vragen stelde minister Subhas Mungra het beleid van de president en regering van Guyana als voorbeeld voor Suriname.
‘Guyana is niet als Suriname afhankelijk van het voormalige moederland Gr. Brittannië, omdat ze een ander buitenlands beleid volgt.’ Dit zei de Surinaamse minister van Buitenlandse Zaken. En hij wees op de resultaten die president Cheddi Jagan in Venezuela heeft geboekt en andere successen van de regering van ons buurland. Toen ik dit hoorde, dacht ik: ‘Dus hij wéét het! En toch...’
Het is een hele frustratie om naar zo'n Assembléevergadering te zitten luisteren, terwijl het een genot had moeten zijn, omdat het de Assemblée van jouw vaderland is. Normaliter zit ik die lange uren niet aan de radio, omdat ik wat anders te doen heb en volsta ik met de korte samenvattingen in de krant. Maar deze keer dacht ik: ‘Toch betaal ik mee voor die grap. Laat me eens luisteren.’ De vergadering zelf ademde van begin tot eind een sfeer van een en al frustraties. Ik kan nu niet anders concluderen dan dat de relatie Nederland-Suriname psychotisch geworden is. Maar voor elke ziekte bestaat een therapie. Als ik bijvoorbeeld voor een stapel van honderdentwaalf opstellen zit die ik moet corrigeren, pas ik het volgende foefje toe. Ik plaats de opstellen van de leerlingen die het netst schrijven (meestal zijn dat meisjes) en van wie ik weet dat ze het best vertellen bovenop; bij wijze van warming-up. En als ik om twaalf uur 's avonds tel wat ik heb gecorrigeerd, schrik ik van het aantal. Daar zitten dan ook een aantal slordig schrijvers tussen. Begin ik echter met de opstellen waarop ik telkens langer dan een kwartier moet zitten, omdat ik ze niet versta en ook niet begrijp, houd ik het na het derde voor gezien en zet de radio of televisie aan; heb ik pech en beland ik midden in een speelfilm, dus zie ik weer mensen andere mensen doodschieten, dan doe ik de t.v. uit en ga een boek zitten lezen. Zo zal iedere leraar wel zijn ‘ezelsbruggetjes’ hebben om door de sleur van het beroep heen te komen.