Lucenda wil weten
Toen Lucenda samen met haar thuis aankwam, zag zij, dat ma al in haar witte uniform van het Academisch Ziekenhuis bezig was kusjes uit te delen aan Clyde, Whitney en de driejarige Michael. Opa was er niet bij, omdat hij op zijn trouwe oude Zündapp naar de Malebatrumstraat was om ‘de Ware Tijd’ te kopen voor de wederverkoop van de volgende ochtend. Nog voordat ma ook van haar afscheid kon nemen vroeg Lucenda snel: ‘Ma, waarom zijn die mensen zo wild als er iets over die doden staat in de krant?’
‘Welke doden?’, vroeg ma.
‘Oma zegt, dat vijftien mensen waren gedood toen ik nog niet geboren was.’
‘O, die decembermoorden. Die 1982-moorden. Dat was op 8 december 1982. Ach kind, er zijn nog veel meer mensen vermoord in Suriname. Al eeuwen moorden ze in dit land,’ zei moeder en gaf haar een haastige zoen op d'r wang. Maar Lucenda liep met haar mee naar de deur. Ze was blij dat ze haar toch nog even zag.
‘Ma, ik heb geen zin meer om kranten te verkopen. Die mensen doen zo wild. Bijna rijden ze je omver.’
‘Lucenda! Dan moet je heel goed uitkijken, hoor. Je ziet toch hoe hard ik werk om wat te verdienen? Maar het is niet genoeg voor ons vijven, plus oma en opa erbij. Zij helpen met de krant te verkopen. Jij moet ook helpen. Bovendien. Het is ook belangrijk werk, hoor!’
‘Waarom belangrijk?’
‘Nou, die oud-hoofdredacteur van “de Ware Tijd,” meneer Morpurgo, zei eens op radio A.B.C.: “Wij schrijven geschiedenis in de krant.” Nou, als die mensen van de krant zo hun best doen, maar niemand wil de krant helpen verkopen, dan blijft de redactie met al die duizenden kranten zitten, toch? Zo zie je