| |
| |
| |
VI
Nooit anders geweest...
‘Wij zijn door het oog van een naald gekropen,’ zei mevrouw Soemo opkijkend van de krant. ‘Drie weken geleden waren bijna twee vliegtuigen boven Zanderij tegen elkaar gebotst.’ ‘Zeg dat maar,’ reageerde meneer Ramdat, ‘maar als het niet in een Nederlandse krant had gestaan, stond het vandaag nog niet in de onze. Maar dat zou inderdaad weer een nationale ramp zijn. Zeg dát maar.’ De kollega Nederlands die ook in de kamer was, wees hierop naar buiten en vroeg: ‘Maar hebben we vandaag dan geen nationale ramp? Zie hoe terneergeslagen de kinderen erbij zitten. Het lijkt wel of we elk jaar een ramp moéten hebben.’ Ze doelde op het uitlekken van de examenopgaven op enkele scholen in onze hoofdstad. Het ministerie had daarop meteen het totale Mulo-examen stopgezet. Een klap voor leerlingen die al vier examendagen geblokt en nog maar drie voor de boeg hadden. Daar zaten ze in groepjes op de banken voor de leslokalen die men in examenruimten had veranderd. Het wachten was nu op wat de minister van Onderwijs zou beslissen. De zaak was nog in onderzoek. Enkele leerlingen, aanstaande intellectuelen, waren reeds gearresteerd - een schande voor de natie - maar de hoofddaders waren niet bekend. Zij zouden Sf. 150,-- tot Sf. 1.500,-- per pakket opgaven plus antwoorden getoucheerd hebben. ‘Hoe komen kinderen aan zoveel geld?’ vroeg de lerares Engels, een wat oudere dame. De kollega Nederlands antwoordde: ‘Het waren niet zomaar kinderen! Lees hier! De naam van een zoon van een minister wordt zelfs genoemd. In welke tijd leven wij?! Het enige geluk hierbij is, dat de krant zoiets weer mag schrijven.’ Meneer Andreas - hij werd om de een of andere reden bij zijn voornaam genoemd, ook door de leerlingen - vond niet dat we in een andere tijd leefden. Suriname is altijd zo geweest, althans sinds geld hier zijn intrede deed. En hij vertelde. ‘Deze kwestie doet me
opeens terugdenken aan wat ik als kind van acht jaar heb meegemaakt. Dat is al mooi vijfendertig jaar geleden, eind vijftiger jaren, ja. Ik was bevriend met Stephanus en zijn neef Paulus; de achternamen zal ik maar niet noemen. Ik wil geen ruzie met de familie hebben. De vader van Paul was minister voor een kleine politieke partij die zei op te komen voor het gezin. Paul werd door een chauffeur in een zwarte Dodge naar school gebracht. Op de laatste schooldag dat jaar hadden Stephie en ik onze rapporten al ontvangen en stonden bij het raam van het lokaal op hem te wachten. Meneer Blokfluit - zo noemden wij zijn onderwijzer, want hij hield
| |
| |
van muziek - deelde de rapporten nog uit. Bij elke leerling maakte hij een grapje rond de uitreiking. Zo ook bij Paul. Hoofdschuddend van nee liep hij op Paul af en gaf hem zijn rapport. Wij wisten dat dat niet kon, natuurlijk: Paul, zoon van een financieel deskundige blijven zitten? Dus toen hij naar buiten kwam feliciteerden we hem, zoals Stephie en ik elkaar daarvoor hadden gefeliciteerd. Wij toonden hem onze rapporten en vroegen of we het zijne ook mochten zien. Hij schudde van nee en zei erbij: ‘Ik heb nog geen rapport gehad, want iets klopte niet. Morgen moet ik terugkomen.’ Stephie en ik keken elkaar aan. We hadden immers zelf gezien.
Stephi's oma woonde in bij de familie van Paul en Stephi had de gewoonte, voordat hij naar huis ging, zijn oma eerst zijn rapport te laten zien. Daarom zaten wij met z'n drieën die dag samen met de chauffeur in de zwarte Dodge. In de auto zei ik dat het niet waar was dat Paul geen rapport had ontvangen; wij hadden het beiden gezien. Paul hield vol en zei: ‘Jullie hebben verkeerd gezien.’ De chauffeur keek via de spiegel naar achteren en knipoogde me veelbetekenend toe. Thuis bij Paul aangekomen lieten Stephi en ik hun oma onze rapporten zien. En toen zij aan Paul vroeg waar zijn rapport was, herhaalde hij zijn verhaal.’ De kollega's in de lerarenkamer werden ongeduldig, maar meneer Andreas zei: ‘Wacht even, ik ben zo klaar. Ik moet het verhaal op deze manier vertellen, omdat ik graag van jullie wil weten, of jullie dezelfde conclusie zouden trekken als mijn vader, nu wijlen, dat deed.’ ‘Wat heeft uw vader nou met dit verhaal te maken?’ vroeg meneer Ramdat een beetje geïrriteerd. ‘Even geduld. Toen ik namelijk thuis was aangekomen, vertelde ik deze hele story aan mijn vader die onderwijzer was. En hij knikte meteen veelzeggend en zei: “Zeker wachtte Paul op zijn vader die nog thuis moest komen; natuurlijk! Paul is blijven zitten. Dat is duidelijk.”’
‘Ach,’ reageerde meneer Ramdat, ‘dat is natuurlijk zo klaar als een klontje.’
‘Even wachten,’ zei meneer Andreas, ‘drie dagen later gingen Stephi en ik spelen bij Paul en toen wees hij ons trots zijn rapport, terwijl wij er niet eens meer aan dachten. Hij was over! Ik vertelde dit prompt aan mijn vader toen ik thuis kwam. En hij knikte weer en zei: “Zei ik je niet dat Paul op zijn vader wachtte? Je moet niet zeggen dat ik ernaast was toen ik zei, dat Paul was blijven zitten.” Wat zeggen jullie nu?’ vroeg meneer Andreas de lerarenkamer rondkijkend.
‘Je hebt gelijk. Corruptie is niet van nu. Het is met het kolonialisme meegekomen en het is gebleven, ook na de onafhankelijkheid. Maar nu doen zelfs de kinderen eraan mee en op grote schaal,’ zei de kollega Nederlands.
‘Nou, nou...,’ suste de wiskundeleraar, ‘ik vind alleen maar dat ze dom
| |
| |
gehandeld hebben. Toen wij zulke dingen deden, pakte nooit een leraar ons. En ik zou ook nooit aan de politie verteld hebben dat ik het werk had gekocht.’ De kamer keek verbouwereerd. ‘Dus je keurt het allemaal goed?!’ vroeg meneer Andreas. ‘Ik keur het niet goed, maar iedereen zoekt tegenwoordig zijn voordeel. Je kunt die kinderen niet blameren.’ ‘Let op je woorden, hoor, anders ben je even corrupt,’ zei mevrouw Soemo. Er was slechts één persoon die niets zei en rustig zijn boterham zat op te peuzelen. Maar het was meneer Andreas wel opgevallen dat hij op bepaalde momenten boos keek, soms geïrriteerd en op weer andere momenten opgelucht. Zou hij een gok wagen? Meneer Andreas zei: ‘Maar misschien zit de persoon die het werk verkocht heeft wel in ons midden. Wie wéét!’ Iedereen barstte in lachen uit en hij grapte het luidst: ‘Zie je niet dat ik niets zeg!’ ‘Inderdaad, je bent opvallend stil,’ zei de gymnastiekleraar. ‘Dat vond ik ook al,’ zei mevrouw Soemo. ‘Wanneer trakteer je ons dan?’ vroeg meneer Ramdat. En zo leverde een ieder zijn bijdrage aan het weggrappen van wat bittere ernst was.
Maar meneer Andreas vond dat hij de kwestie met zijn leerlingen moest bespreken. In A3b gooide hij de stok in het hoenderhok. Hij zei: ‘Zien jullie wel wat er gebeurt als een paar mensen, die geen raad weten met hun geld oneerlijk handelen? Duizenden leerlingen en leraren worden nu gedupeerd.’ Sita, helemaal achter in de hoek, hapte: ‘Maar meneer! Ze hoefden de leerlingen niet op te sluiten, toch! Zij zijn niet fout. De personen die verkócht hebben zijn fout.’ Het kostte meneer Andreas zijn heel lesuur om uit te leggen dat zowel degene die steekpenningen geeft, als degene die ze ontvangt in overtreding is. Door de binnenlandse oorlog die gewoed had en de ontwikkelingen daarvóór en daarna wist dit kind duidelijk niet wat mocht en wat niet toelaatbaar was. ‘Hoe corrigeer je dit?’ vroeg meneer Andreas zich af. De opvatting had Sita misschien van huis meegenomen. Misschien was haar vader ook zo. Meneer Andreas herinnerde zich opeens dat hij eens zag hoe een vader zijn zoon van tien de opdracht gaf een tros bakoven te kappen in de tuin van een oude buurvrouw. De zoon had eerst de boom omgekapt, daarna de tros van de boom gescheiden. Toen klom de vader ook over de schutting om de bakoven op te halen. Dat schouwspel had hij vanuit zijn bovenverdieping, een erf verder, kunnen aanschouwen. Wat later van die zoon terecht gekomen was weet hij niet. De vader woont nog daar. De zoon heeft hij lang niet gezien. Meneer Andreas vertelde dit verhaal aan A3b. Sita sprong weer op: ‘Ja, dát is wel diefstal, meneer. Maar examenwerk kopen niet. Kopen is kopen,’ hield ze vol. En op de vraag of kopen van gestolen goed geen diefstal was, antwoordde zij: ‘Je kunt toch niet vooraf weten wat wel of niet gestolen is?’ ‘Maar van
| |
| |
antwoorden op examenopgaven weet je wél dat de verkoper er illegaal aan gekomen is,’ zei meneer Andreas fel. ‘Dat is zíjn risico, meneer!’ ‘En daarom zitten zoveel leerlingen nu vast. Begrijp je het nu, Sita?’ Sita keek sip, maar niet overtuigd. En meneer Andreas begreep dat hij eerst de hele familie van haar zou moeten veranderen, voordat zij zou toegeven. Neen, in dit geval kon de school niets uitrichten. Dit was werk voor de justitie, als zij haar werk tenminste goed deed. Gelukkig voor Suriname dat Sita in deze klas de enige recalcitrante was.
De zoon van de bakovendief had meneer Andreas nooit meer gezien. Maar Paul was niet helemaal uit zijn gezichtsveld verdwenen. Het gelukte hem met de steun van zijn vader de middelbare school af te maken en zelfs de universiteit van Suriname. En toen was hij rijp om in zijn vaders politieke voetsporen te treden. Hij werd ook lid van de partij voor het gezin, een wipplankpartijtje dat de ene keer samen met de Creoolse raciale partij in een regering zat en een andere keer met de Hindustaanse raciale partij, zoals de Javaanse partij ook telkens van partner verwisselde. Zo heeft hij het lang vol kunnen houden in de top en net als zijn vaderde weg geëffend voor zijn nageslacht. Het was na jaren dat meneer Andreas Paul weer eens persoonlijk ontmoette. Dat was alweer zo'n twaalf jaar geleden. Die dag was als geen andere in zijn geheugen gegrift. De oma van Paulus en Stephanus was negentig jaar geworden. Het was 24 februari 1980. En Andreas was er weer bij, net als in 1970 en 1960. Het feest van 1950 had hij nog niet bewust kunnen meemaken, maar alle overige feesten in dit ministershuis kon hij zich goed herinneren. De vader van Paul was weer eens minister geworden, omdat zijn partij voor het gezin nu samen met de Creoolse en de Javaanse partij een regeringskombinatie vormde. En net als bij de vorige feesten voor oma ging het er zeer gezellig aan toe. Het gezelschap bestond zoals gewoonlijk uit familieleden, de bisschop, de pastoor, ministers en parlementariërs. Oma had reeds een reeks bisschoppen, pastoors, ministers en parlementariërs over de vloer zien komen. In haar sterkere jaren had ze ze allemaal helpen bedienen, nu sloeg ze gemoedelijk het geroezemoes gade.
Andreas, meneer Andreas, zat naast haar en keek naar het vrolijke gezelschap. Zelf was hij niet in de optimale feeststemming, gezien de sfeer in het land. Vier weken later zouden er verkiezingen gehouden worden, vervroegde verkiezingen, de tweede in de onafhankelijke republiek, maar de atmosfeer was er niet naar. Op straat marcheerden onderofficieren die vakbondsrechten eisten in het post-koloniaal leger. De regering die op haar laatste sloffen liep, trad de soldaten niet tegemoet in hun toen nog demokratische verlangens. Integendeel dreef de minister-president de spot
| |
| |
met hen door ze padvinders te noemen. En ondanks het feit dat ze ongewapend waren, stuurde de premier op een kwade middag de korpschef met een troep gewapende schutters op de soldaten af met de opdracht scherp te schieten als ze zich niet verwijderden. Dat was dan ook bijna gebeurd, als niet enkele burgers zich tussen de soldaten en de politiemannen hadden opgesteld. Meneer Andreas vond de situatie in het land allesbehalve rooskleurig en kon zich niet voorstellen dat ministers en parlementariërs zo onbezorgd konden ronddansen op het feest van Pauls en Stephi's oma. Een parlementariër met een Portugese naam die voor de partij van het gezin in het parlement zat, liep dronken door de zaal. In zijn ene hand hield hij een glas en in de andere een halfvolle fles whisky. De pastoor keek ernaar, maar zei niets, ondanks het feit dat hij een van de vaders was van deze partij. Lallend richtte de parlementariër zich plotseling tot meneer Andreas: ‘Wil je zien dat bij deze verkiezingen de V.D.P. van de oppositie wint? Over vier weken is het zover. De Volkspartij krijgt geen enkele zetel, ook al wapperen er zoveel vlaggen met sterren op de daken.’
‘Dat kan,’ antwoordde meneer Andreas, ‘maar dan moet uw coalitie ook voor vier jaren naar de oppositiebanken.’ ‘Behalve mijn partij voor het gezin,’ klopte kwijlend de waggelende parlementariër zich op de borst, ‘als de V.D.P. wint, zal onze partij met hen een nieuwe regering vormen.’ Echte hoerepartij, dacht meneer Andreas, maar liet verder de parlementariër, de parlementariër. Ach ja, hij had het ook niet vooraf kunnen weten, ook al hadden soldaten het zo vaak gesuggereerd. Men zegt weleens, kinderen en dronkaards spreken de waarheid, ook al zijn ze parlementariërs, maar het feest van de oma van Paul en Stephi was nauwelijks bestorven en de gasten waren nog niet thuis of Suriname kroop die nacht niet door het oog van een naald. Nadien heeft meneer Andreas deze parlementariër, noch Paul of zijn vader weer eens gezien. Men zei, dat ze hals over kop de wijk hadden genomen naar het buitenland, zoals na hen nog vele landgenoten noodzakelijk zouden doen. En het zou zeker zeven jaren duren eer er in dit land weer verkiezingen gehouden zouden worden. Maar de partij van het gezin was er niet meer bij. Wel die V.D.P., nu weer als voorheen V.H.P. geheten, uit de oppositie. Voor de variatie vormde zij een regeringskombinatie met de Javaanse én Creoolse raciale partijen van de regeringscoalitie van toen, met later een nieuwe partij erbij. De behoefte van de militaire diktatuur af te komen dreef ze bijeen en meneer Andreas voorspelde dat ze weer hun eigen wegen op zouden gaan als ze meenden dat de militairen geen bedreiging meer vormden voor de natie... en als het egoïsme weer belangrijker zou zijn dan het algemeen belang of hún gemeenschappelijk belang. En van de partij van het gezin is bekend gebleven dat haar
| |
| |
ex-voorzitter Curaçao tijdelijk verliet om de bodem van Zanderij te komen kussen en uit te huilen dat hij zo lang in ballingschap had moeten leven. Toen verliet hij Suriname opnieuw om op het zonnige Caraïbische eiland verder te genieten van zijn ballingschap.
Maar vandaag beginnen de openingsceremoniën voor de Olympische Spelen 1992 te Barcelona. En na dit weekend vangen de eindexamens van de Muloscholen voor de tweede keer dit schooljaar aan. Op dit moment zouden de kandidaten reeds vrij zijn van deze slachting en weten wie er heelhuids doorheen gekomen waren. Maar die fraude! Het begon met een gecommitteerde die een leerling op een Muloschool in Paramaribo betrapte op het spieken van een blaadje en het resulteerde in een marathonvergadering in De Nationale Assemblée, nu haast twee weken later, waaraan ook de regering inclusief de president van de Republiek Suriname meededen. Ze vergaderden van twaalf uur donderdagmiddag tot vijf uur in de ochtend van vrijdag om te concluderen bij een krappe meerderheid van stemmen, dat er eigenlijk niets aan de hand was.
Afgelopen maandagavond nog verscheen de direkteur van de S.T.V.S. in het t.v.-programma Sportrevue om te vertellen dat wij dit jaar meer sportbeelden te zien zouden krijgen dan bij de Olympische Spelen in Seoul, vier jaren geleden. Je moest ze zien zitten op de banken voorde leslokalen waarin de schriftelijke examens werden afgenomen, de dag na het ministerieel besluit. Totaal gebroken... gedesillusioneerd. ‘Waar zijn we aan toe,’ scheen door hun hoofden te gaan, terwijl sportminnend Suriname naar de Olympische Spelen uitkeek. Niemand wist het op dat moment. Er waren zeventien kandidaten gearresteerd in Paramaribo. Kinderen tussen zestien en twintig jaar. Tot nu toe was alleen de naam van de zoon van die minister bekend geworden door de krant. Dat vonden de getrouwe aanhangers van de minister niet eerlijk, maar de meeste leerlingen en leraren waren te boos om medelijden te hebben met de minister en zijn zoon. Ze vonden het net goed dat hun namen genoemd waren, ook al had de meerderheid van het volk niet zo lang terug op deze regering gestemd. ‘Waarom moeten de rijken het altijd voor ons verpesten, dan?’ vroeg een meisje bijna in tranen uitbarstend, ‘als ze geen raad weten met hun geld, laten ze het aan de armen geven, in plaats van onze toekomst te ruïneren.’ Het antwoord op deze onnozele vraag werd door omstanders niet gegeven. Ook in de dagen die komen zouden zouden geen antwoorden volgen op de vele vragen en raadsels. ‘Hoe komen kínderen aan zoveel geld?’ was de vraag die telkens opdoemde. Er verscheen synchroon een bericht in de krant dat een leerling van een Havoschool in Nickerie de conciërge achtduizend gulden had aangeboden voor twee blanco diploma's. Die zou hij in de hoofdstad laten
| |
| |
invullen en daarmee naar Nederland gaan om zich in te schrijven op een hogere school. Hoe kwam ook deze jongen aan zoveel geld? Van zijn ouders gestolen of... gekregen? Wie waren in de stad de mensen, die het examenwerk hadden verkocht? Werkten ze in de particuliere drukkerij die het werk had gedrukt of zaten ze op het overheidsexamenbureau, was een vraag die de pers interesseerde. Maar de kandidaten waren voornamelijk geïnteresseerd in de vragen: ‘Wanneer worden de examens hervat’ en ‘moet iedereen heel het examen overdoen?’
Het waren onzekere weken, temeer daar de minister van Onderwijs naar het buitenland was vertrokken voor een seminar, ondanks het feit, schreef de krant, dat hij wist dat het examenwerk was uitgelekt. Anoniem gebleven personen hadden namelijk reeds vóór de aanvang van het examen naar het examenbureau gebeld dat ze leerlingen hadden zien rondlopen met de antwoorden van het examenwerk. Sommigen waren wederverkopers geworden. Maar volgens de krant had de leiding van het ministerie gemaand geen paniek te zaaien en het examen gewoon voortgang te doen vinden. Achteraf bleek uit het voorlopig politieonderzoek dat er helemaal geen paniek zou ontstaan, omdat reeds zestig procent van de kandidaten in stad en distrikt de antwoorden op de een of andere manier onder ogen had gehad of was doorgebeld. ‘Een schande voor de natie,’ had meneer Andreas hoofdschuddend gezegd, ‘en te bedenken dat een internationaal rapport onlangs schreef dat wij per duizend inwoners de meeste gedetineerden ter wereld hebben! Ik moet er niet aan denken wat men in het buitenland van ons zal zeggen, als alle potentieel gedetineerden die nog vrij rondlopen ook achter slot en grendel zitten...’ Hij schudde weer zijn grijze kop. Mevrouw Soemo zuchtte.
Voor het eerst sinds deze regering aanzat had hij zoveel uren achtereen voor de beeldbuis naar een assembléevergadering zitten kijken. De vergadering was eergisteren begonnen toen de school nog een uur te gaan had. Na school had hij zich naar huis gespoed en zich voor de televisie genageld. Hij was beslist niet de enige.
De leraar tekenen had de afgelopen twee dagen lopen klagen: ‘Moet ik opnieuw al die tekeningen gaan zitten bestuderen?’ En de kollega Nederlands meldde zich alvast ziek voor wanneer ze opnieuw de stapel samenvattingen zou moeten korrigeren. Iedereen, haast heel Suriname, was benieuwd naar wat de uitkomst van de assembléevergadering zou zijn die van de voorzitter niet later dan om twaalf uur middernacht zou mogen eindigen. In de donderdagochtendkrant had de columnist deze vergadering groots aangekondigd als: ‘Operation Doofpot.’ Zou het dat worden?
De afgelopen twee weken waren ook spannende weken geweest, want
| |
| |
het hoofd van het examenbureau had gemeend zich te moeten verdedigen tegen een insinuatie van de minister van Onderwijs. Die had gezegd dat op een Muloschool een leerlinge was gesnapt met dezelfde familienaam als het hoofd van het examenbureau. Het lek kon volgens de minister niet liggen bij de particuliere drukkerij. Functionarissen van het ministerie hadden vooraf de drukkerij geïnspekteerd en de werkplaats veilig bevonden. Maar de voorzitter van de Grafische Werkgevers Bond nu. kwam met onthullingen op de frontpagina van de ochtendkrant. De minister had. voordat de gunning voor het drukken van het examenwerk had plaatsgevonden, reeds duidelijk gekozen voor de particuliere drukkerij en zo andere drukkerijen benadeeld, inclusief de staatsdrukkerij. Er deden verhalen de ronde en de krant berichtte er ook over dat deze minister zo'n dertien jaren geleden samen met de bevoordeelde particuliere drukker een toeristenoord geopend had ergens aan de Boven-Coppename. En verder kwam het bericht, dat buiten de bestekvoorwaarden om de minister gepleit had om zijn vriend-drukker U.S.-dollars aan deviezen te geven voor de aankoop van krantepapier, waarop het examenwerk gedrukt zou worden. Er werd nog meer geschreven in de krant. Elke dag nieuwe onthullingen, terwijl de kinderen alwachtten en wilden weten wat met hen zou gebeuren. Wat een gecommitteerde die een kandidaat betrapt op spieken allemaal niet kan losmaken!
De minister verdedigde zich formeel knap in de assemblée. Maar meneer Andreas schudde van nee - toch - klopt - iets - niet: ‘Hij schuift de verantwoordelijkheid voortdurend van zich af.’ En toen deed de vice-president van de Republiek een aardbeving ontstaan in het hele land. Hij vertelde doodleuk dat hij als voorzitter van de onderraad die over deviezen gaat nooit een aanvraag had gezien voor de verlening van zo'n 72.900 Amerikaanse dollar aan de particuliere drukker. Toen had je natuurlijk de poppen aan het dansen in de Nationale Assemblée die bij het volk reeds de naam van poppenkast had, want de krant had reeds over dat bedrag geschreven en een oppositielid had uitgerekend dat voor het drukken van het examenwerk niet meer dan 2.500 US.-dollars nodig waren. Een deel van de Assemblée eiste het aftreden van de ministers van Onderwijs en van Handel en Industrie. Sommigen vonden dat eigenlijk de hele regering naar huis moest, want de vice-president was de tweede man in het land, maar de regeringscoalitie betuigde middels een motie blindelingse steun aan haar ministers. Twee regeringsparlementariërs van de nieuwe partij die zei voor de arbeiders op te komen durfden niet tegen te stemmen. Ze voelden echter ook aan dat ze hun eigen glazen in zouden gooien als ze vóór stemden. Laf verlieten ze daarom vlak voor de stemming
| |
| |
de vergaderzaal. Zodoende werd de stemverhouding 27 vóór de regeringsmotie en 19 tegen. Bij een stemverhouding van 27 voor en 21 tégen zou de regering al in de buurt zijn gekomen van serieus nadenken over haar zonden, hetgeen zij nu niet meer nodig achtte.
En inderdaad dacht de regering niet na, want ze begon de pers de schuld te geven van alle onheil in het land. De pers was immers de boodschapper geweest van het slechte nieuws. Er mocht dan wel weer persvrijheid zijn in het land, maar de pers moest haar verantwoordelijkheid kennen... En zo waren we op het nippertje weer beland bij Johan Adolf Pengel, de ex-minister-president, tevens minister van een aantal ministeries en ook nog voorzitter van de vakcentrale De Moederbond die in 1964 het radiostation Avros uit de lucht liet halen - voorgoed -; en bij de periode, ongeveer twee decennia hierna, toen haast alle kranten, radiostations en persbureaus verboden werden.
Maar de pers was vastbesloten de lang verbeide demokratie uit te testen en kwam met het bericht dat ook de Bond van Leraren het aftreden eiste van de minister van Onderwijs. In het zuider buurland Brazilië had toevallig deze week de minister van Onderwijs bedankt, omdat hij voorzag dat de eerste gekozen president na dertig jaren militaire diktatuur, Fernando Color de Mello, wegens corruptie zou moeten aftreden. Na lang aandringen vanuit de totale Surinaamse gemeenschap stelde bij ons toen ook de minister van Onderwijs zijn funktie ter beschikking van de president, die hem echter na lang beraad eervol uit zijn funktie onthief.
Niet lang hierna las meneer Andreas in de krant dat het examenwerk niet was uitgelekt op het Overheidsexamenbureau, maar in de particuliere drukkerij van de ministersvriend. De bevriende drukker werd kort hierna door de politie gearresteerd wegens oplichting van de Staat en na een maand weer vrijgelaten. Toen verschenen berichten, dat de minister op de nominatie stond ergens in de wereld tot ambassadeur benoemd te worden. Ook het bericht dat het totale cassettebandje van de geheime ministerraadsvergadering over het uitlekken van examenwerk zelf in drukvorm was uitgelekt om de onschuld van de ex-minister te bewijzen. Een minister werd opgeofferd, de rest van de regering bleef zitten, werd gezegd. Zo was het vaker toegegaan. Meneer Andreas schudde het hoofd bij het lezen van de krant en vroeg zich af of Suriname deze keer ook weer niet door het oog van een naald gekropen was. En de kinderen... Zij bereidden zich voor op de examens die zij geheel over moesten doen, terwijl de vakantie haast begonnen was en geheel sportminnend Suriname aan Barcelona gekluisterd zat.
7 augustus 1992.
|
|