[Prostitutie en zedenmisdrijven in de 18e eeuw]
Prostitutie werd in vorige eeuwen zeer zwaar bestraft
Zoals iedere stad, waarin veel militairen waren gelegerd, oefende ook Maastricht in vorige eeuwen grote aantrekkingskracht uit op dames van lichte zeden, veelal afkomstig uit het buitenland. Dat door de overheden hiertegen streng werd opgetreden blijkt uit het groot aantal vonnissen van zowel het Brabantse -, als het Luikse Hooggerecht, waarbij zoals uit enige gevallen uit de 18e eeuw zal blijken, de straffen niet mals waren.
In september 1762 stond voor het Luikse Hooggerecht te Maastricht terecht Marie, Elisabeth Oreyl (of Aureil) geboren te Verviers, gehuwd met Charles Bourgoin, alias Pellisier, wiens naam wij ook nog in andere vonnissen zullen tegenkomen. Zij werd beschuldigd in Maastricht een bordeel te hebben gehouden ‘hebbende sulken vuylen handel ook vijff à ses reysen (malen) voortgeset ende deselffs sekere parte off tantième, te weeten drie stuyvers van ieder schelling getrokken en geprofiteerd heeft van de vuyle winsten die de meysgens ten haaren huyse door haar prostitutie quaamen te gewinnen, soo als de beclaegde bij haar responsieën selffs bekent heeft...’.
In het vonnis stond vermeld ‘...ten exempel van anderen en alle hoerenweerden off weerdinnen... bannen bedaegde uyt deese stad en districtie van dien, om altoos en ten eeuwigen daage... op poene van rigoureuser aan den lijven gestraft te worden’. Op 12 oktober 1762 was zij door den scherprechter de Brusselse Poorte uytgeleyd geworden.
Gerechtsakten van september 1780 vermelden dat Maria Anna van Gangelt uit Eupen, bekend onder de naam ‘Matantje’ terecht stond ‘wegens snood en goddeloos leven en het ophouden van een hoerenhuys (in het Lantarenstraatje), tot verderf en verleydinge van vele jonkheid’.
Zij had het geluk van de prins-bisschop van Luik gratie te verkrijgen, maar haar bezittingen moesten tot dekking van de gerechts-