diamanten versierde snuifdoos aan.
Op 28 oktober 1748 vertrok Lowendal met zij dulcinea voorgoed naar Frankrijk. Hij werd op 16 december opgevolgd door graaf De Courtens. In Parijs woonde hij in een hem door de koning ter beschikking gesteld appartement in het palais du Luxembourg. Lowendal was zeer belezen. Men zegt dat hij vloeiend Latijn, Deens, Duits, Engels, Italiaans, Russisch en Frans sprak. Hij was erelid van de academie van Wetzlingen. Zijn beminnelijkheid, geestigheid en rechtschapenheid maakten hem overal bemind. Hij overleed op 27 mei 1755. Hij was tweemaal gehuwd geweest en had verschillende kinderen.
Een aardige anecdote over Lowendal als hoveling aan het te Fontainebleau verblijvende Franse hof, waar hij een diner van koningin Marie Leczinska bijwoonde, vertelt Casanova in zijn ‘Histoire de ma vie’.
‘Ik zag de koningin van Frankrijk zonder blanketsel met een grote muts en een oud en vroom voorkomen, twee nonnen die op de tafel een bord met verse boter plaatsten, bedanken. Zij nam plaats, de tien of twaalf daar rondwandelende hovelingen gingen op een afstand van tien schreden in een halve cirkel voor de tafel staan. Ik voegde mij bij hen. Allen bewaarden een diep stilzwijgen. De koningin begon te eten. Zij keek niemand aan en hield haar ogen strak op haar bord gericht. Zij had een gerecht gegeten. Daar zij het naar haar smaak had gevonden vroeg zij hiervan nog meer. Hierbij liet zij haar ogen over de aanwezigen gaan, kennelijk om iemand te zoeken, die zij rekenschap van haar snoeplust kon geven. Zij vond er een, die zij als volgt aansprak. “Mijnheer de Lowendal”.
Bij het noemen van deze naam zag ik een knappe man, twee duim groter dan ik, het hoofd buigen. Hij maakte drie schreden naar de tafel en antwoordde: “Madame”.
“Ik geloof dat deze boven alle andere verkiesbare ragout een kuikenfricassee is”.
“Ik ben van dezelfde mening, Madame”.
Na dit op de meest serieuse toon gegeven antwoord, ging de koningin door met eten. De maarschalk trad drie passen terug en hernam