de, om dezelfde redenen naar deze stad uitgeweken Clairville trof, die hem in zijn nieuw gevormd theatergezelschap opnam. Maar al spoedig lag hij weer overhoop, niet alleen met zijn directeur, maar ook met de Luiker magistraat. Hij werd ontslagen en mocht het theater niet meer betreden.
Op 23 september 1780 zou in het theater te Luik een grote manifestatie plaats hebben ter ere van de beroemde Luikse componist Grétry, waarbij een buste van hem zou worden onthuld. Dat bracht Fabre op een idee!
De avond voor de feestelijke gebeurtenis, schreef hij een lange pathetische lofrede op Grétry. Bij de aanvang van het huldigingsfeest wist hij de zaal binnen te dringen en het podium te beklimmen, waar hij ten aanhore van de verbijsterde autoriteiten en leden van het feestcomité met laaiend enthousiasme zijn lofdicht begon voor te dragen. Zijn geestdrift sloeg over op de toehoorders, die hem uitbundig toejuichten, maar dit eerbetoon zal wel meer Grétry als Fabre hebben gegolden! Fabre had zijn doel bereikt. Hij werd niet alleen in zijn functie hersteld, maar kreeg van het Luikse stadsbestuur nog een geschenk van 5 Louis d'or!
Zijn uit 15 pagina's bestaande ‘Triomphe de Gétry’ verscheen ook in druk. (1780). Ondanks dit alles moest Fabre in 1781 met achterlating van zijn schamele bezittingen bij de lommerd, wegens schulden de stad hals over kop verlaten. Opnieuw begon zijn zwerftocht als acteur. Gedurende 16 jaren trok hij van stad tot stad, steeds achtervolgd door schuldeisers.
In 1785 was hij te Nîmes nog een acteur, die zich beklaagde over te late betaling van zijn loon, maar kort daarop zou hij zelf als theaterdirecteur zijn acteurs, vanwege de slechte recettes niet kunnen betalen en moest hij, achtervolgd door schuldeisers naar Avignon vluchten. Het zwerven moede, wilde hij proberen zijn kost te verdienen met het schrijven van toneelstukken. Op twintigjarige leeftijd had hij een paar bundeltjes romances gepubliceerd, geheel in de stijl van de tijd: elegant, een beetje erotisch en libertijns, maar overigens echt maakwerk. Het hierin voorkomend, inderdaad zeer charmant gedicht ‘Il pleut, il pleut bergère’ had destijds veel opgang gemaakt.