en herhaalde, dat hij ze had willen meenemen om ze te laten ‘draeyen’. Hij voegde eraan toe ‘dat sy sig souden wagten van weer binnen (de stad) te komen’. Hierna verzocht hij de dames met bekwame spoed te verdwijnen, daar hij ze anders alle drie naar de wacht zou laten brengen!
De weduwe deed van het gebeurde aangifte bij de schout van het Luikse Hooggerecht. Zij diende tevens een klacht in tegen Galliot, wegens aantasting van de goede naam van haar dochters. Het omvangrijke dossier van deze affaire, bevat tientallen getuigenverklaringen ten gunste van de weduwe en haar dochters, onder andere van haar tegenwoordige en van haar vroegere buren uit de tijd toen zij nog in de ‘Cruysbroedersganck’ woonden. Volgens hen was er geen sprake van een ‘impudicq’ of een ‘libidineus’ gedrag van deze dochters geweest.
Bovendien legde de weduwe een ‘certificatie’ van 20 januari 1719 over van Hoogschouten, Burgemeesters, Schepenen en Gesworen Raeden der stad Maastricht, waarin onder meer vermeld werd ‘alsdat Anna Dolmans, weduwe Brandt, inwoonderse daeser stadt, van een goet leven, gedragh ende comportement is, synde noyt eenige clachten ter contrarie voorgekoomen...’
Uit een ander document bleek, dat de dochter Albertine op 13 september 1710 gehuwd was met baron Johan Christiaan van Eis, geboren te Dörtsbach. Galliot beweerde, dat de baron haar reeds jaren geleden had verlaten. Ten tijde van de bovenvermelde gebeurtenissen werd in ieder geval niet gesproken over de baron.
Het uit 171 artikelen bestaande verweer van Galliot, dat doorspekt was met Latijnse termen, was vrij verward en zwak. De door hem geproduceerde getuigen waren van twijfelachtig allooi. Zo zou een overbuurvrouw van de weduwe met name Marie Benoist Martin beweerd hebben, dat zij gezien had dat een knecht van de overste Graefmoer enige flessen wijn bij de weduwe afleverde. Zij zou de overste en enige andere heren later het huis hebben zien binnengaan. Zij beweerde voorts te hebben gehoord, dat een knecht, die met zijn meester ten huize van de dansmeester Jacquier woonde, verteld had, ‘dat de weduwe Brandt met haere dogters, d'eene