schulden en ook de kosten van de detentie hadden betaald. Gijzeling werd ook toegepast op personen, die hadden meegewerkt aan het ontvoeren van Staatse burgers naar Luiks gebied. In 1702 werd zelfs de schout van Luikse zijde met zijn boden door de Brabantse Hoogschout gegijzeld, totdat een door hen naar Luik overgebrachte gewezen non weer in Maastricht op vrije voeten zou zijn gesteld. Bovendien moesten ze de kosten van hun verblijf in de gijzelkamers betalen. Toen in 1664 het nieuwe stadhuis op de markt door de Hooggerechten in gebruik werd genomen bleef het Dinghuis als gevangenis dienst doen, ook nadat in het nieuwe stadhuis een aantal cellen waren ingericht. Gijzelaars, genoten wat eten, drinken en slaapgelegenheid betreft, voorrechten, mits zij de cipier hiervoor extra betaalden.
In de 17e en 18e eeuw waren dames van lichte zeden in Maastricht met haar groot garnizoen zeer actief, zeer tot ongenoegen van zowel de Katholieke als de Gereformeerde magistraat. Aan de lopende band werden prostituées en bordeelhouders (houdsters) gevonnist. De prostituées werden opgesloten in een om een spil roterende ijzeren kooi, die was opgesteld aan de linkerzijde van de grote trap van het stadhuis. Advocaat Bernard schreef hierover: De 5 augustus 1748 amuseerden de Fransen zich vooral met het laten ronddraaien van de voor het stadhuis opgestelde ijzeren kooi met daarin de ‘grivoises’ die men 's nachts in de kazernes had verrast. De medeplichtigen van de prostituées werden in ijzeren kettingen tentoongesteld achter de traliehekken voor het stadhuis.
Toen men hier, vooral in verband met de in grote getale gevangen genomen bokkerijders, een nijpend gebrek aan gevangenis-ruimte had, wilde men in de tussen de Bredestraat en de Wolfstraat gelegen kloostergebouwen van de uitgewezen jezuïeten, een provinciaal tucht- of rasphuis vestigen. Vanwege de hoge kosten werd van dit plan afgezien. Tenslotte werd in 1825 in de kerk- en kloostergebouwen van de voormalige Minderbroeders resp. het Paleis van Justitie en de gevangenis gevestigd. In de volksmond werd een gevangene naar de ‘minnebreure’ of naar ‘de berg’ gebracht.
In mijn jeugd heb ik nog wel eens een dronkeman of ruziemaker