het middaguur van de 22e april 1664, op weg naar zijn, in het huis van zijn zwager Delbrouck gelegen kamer, bovengenoemde herberg passeerde, doken hieruit plotseling de beide zusters te voorschijn en sneden hem de pas af. Marie vroeg hem hoe het stond met zijn huwelijksplannen. Toen hij verklaarde, dat hij inmiddels van gedachten was veranderd, hield zij hem woedend zijn schriftelijke trouwbelofte onder de neus. Intussen was haar zuster Cathérine ongemerkt achter hem geslopen en gaf hem met haar dolk een flinke stoot in de halsstreek. Gelukkig voor de aangevallene schampte het lemmet op het kaakbeen af, anders had zij hem zeker de hals afgesneden. Door de stoot was de dolk aan haar hand ontglipt, waarop Cathérine snel de degen uit haar kleren te voorschijn haalde en zich opnieuw op de hevig bloedende schilder stortte. Deze moest nu ook zijn degen trekken om zich tegen de verwoede aanvallen van zijn tegenstandster te verdedigen.
In de nu volgende schermutseling, bracht De Lairesse, die meende voor zijn leven te vechten, haar een paar vrij ernstige verwondingen toe onder de borst en in de schaamstreek. Hij zelf werd aan het hoofd gewond. Volgens de lezing, die hij later over dit incident zou geven, zou hem op dat moment iemand hebben toegeroepen: ‘Mijnheer Lairesse, pas op!’ waarop hij zich snel had omgekeerd en gezien had, dat Marie de La Porte met opgeheven dolk achter hem stond, gereed om toe te stoten. Zij had de dolk echter neergegooid en was de herberg binnengevlucht. Haar zuster had zich intussen naar de nabijgelegen apotheek van Loyens weten te slepen, waar men haar wonden verzorgde. De wonden van de schilder bleken, vooral door de vele aangebrachte hechtingen, meer pijnlijk dan gevaarlijk te zijn. Daar Cathérine aanvankelijk in levensgevaar scheen te verkeren, had hij, uit angst voor een eventuele gerechtelijke vervolging, zijn toevlucht gezocht bij de paters Dominicanen, die ook zijn wonden hadden verzorgd. Ofschoon het duel zich op klaarlichte dag op de openbare straat had afgespeeld, schijnt hiernaar geen justitieel onderzoek te zijn ingesteld.
Vermoedelijk hebben de Maastrichtse dames, gezien hun geweldadig optreden, het maar beter geoordeeld geen klacht in te dienen.