De kus van de ijzeren maagd
(1980)–Jef Leunissen– Auteursrechtelijk beschermdEn andere merkwaardige, historische en scandaleuse geschiedenissen uit vroeger eeuwen
[pagina 177]
| |
hun succesvolle opmars door Vlaanderen in 1747 niet konden meester maken van de stad Maastricht, die door de Fransen weleens als de Boulevard des Pays-Bas werd betiteld. De zware verliezen, die de Fransen op 2 juli 1747 bij de weliswaar door hen gewonnen veldslag bij Laaffelt leden, maakten een directe aanval op Maastricht toen vrijwel onmogelijk. In bovengenoemd werkje vinden wij naast een nauwkeurige beschrijving van de posities, die de Franse en geallieerden legers innamen ook een uitvoerige beschrijving van het terrein en van de plaatsen, die het toneel van de stijd waren. Bovendien wordt daarin het verloop van de veldslag tot in de kleinste details beschreven. Schrijver blijkt met het landschap goed op de hoogte te zijn. Hij vermeldt elk weggetje, elk heuveltje en zelfs de holle wegen die verschillende plaatsen verbinden. Ook de plaatsen zelf blijkt hij goed te kennen. Over dorpen als Laaffelt, Vlijtingen en Wilre (Wolder) zegt hij, dat deze gelegen zijn in een reeks achter elkaar liggende boomgaarden, ieder omringd door een 6 voet hoge aarden wal, beplant met een dichte haag. Hierdoor waren deze plaatsjes, zoals in de strijd ook zou blijken, als het ware kleine vestingen. De Franse legers stonden onder het opperbevel van maarschalk Maurits van Saksen. Van de generaals noemt schrijver o.a. graaf d'Estrées, graaf de Saint-Germain, graaf de Clermont-Tonnerre en markies de Senneterre; van de geallieerde bevelhebbers: generaal Daun, de Baronnay, graaf van Durlach, de hertog van Cumberland, de hertog van Brunswijk-Wolfenbi ttel en Adolf Sigismund von Berghe, gen. Trips. Laatsgenoemde was toen veldmaarschalk in het Oostenrijkse leger, doch trad in 1750 in dienst van de Nederlandse Republiek. Trips was bevelhebber van de Oostenrijkse cavalerie en eigenaar van een huzaren regiment. Op 1 januari 1748 werd hij door de Staten-Generaal benoemd tot generaal van alle Staatse cavalerie en tot kolonel en kapitein van het regiment dragonders van De Matta. Al de voornoemde militairen worden in het verloop van de veldslag vele malen door schrijver van bovengenoemd werkje ge- | |
[pagina 178]
| |
noemd. Hij vermeldt ook dat aan de slag bij Laaffelt aan Franse zijde 25.355 en aan geallieerde zijde ca. 50.000 man deelnamen. Op verzoek van d'Estrées was de hoofdmacht van het leger, die zich met de koning in Tienen bevond, in versneld tempo op weg naar Herderen. De koning was daar reeds op 1 juli aangekomen en bevond zich bij de op de hoogte van Herderen gelegerde troepen van Generaal Senneterre. De koning overnachtte in Oud-Herderen in een kleine hoeve. De geallieerde linies liepen van Tongeren in Noordelijke richting tot voorbij Lanaken. Aan de westkant waren zij bschermd door de Demer. Zij bezetten de commanderij van de Ouden-Biezen, de hoogten van Rosmeer en Martenslinde benevens de plaatsjes Bilzen, Groot-Spauwen, Vlijtingen, Wilre, Montenaken en Laaffelt. Riemst en Hees waren in handen der Fransen. Toen Cumberland bemerkte dat de koning op 1 juli op de hoogte bij Herderen was, meende hij, dat de hoofdmacht van het Franse leger daar ook reeds was aangekomen. Waren de geallieerden toen in de aanval gegaan, zou gezien hun overmacht op dat moment, de slag vrijwel zeker door hun zijn gewonnen. De schrijver van genoemd werkje geeft overigens in een apart hoofdstuk een opsomming van zowel door de Franse, als door de geallieerde bevelhebbers gemaakte fouten. In de vroege morgen van de tweede juli stelde maarschalk van Saksen zijn troepen in slagorde op. Met de bedoeling Laaffelt aan te vallen liet hij de zich op het plateau van Herderen bevindende infanterie in de richting van de Jeker optrekken. Wij zullen het door de Franse schrijver gegeven verslag van de veldslag op de voet volgen, echter zonder een aantal door hem gegeven technische details, als de namen van de verschillende militaire eenheden, hun samenstelling, bewapening, enz. Toen de Franse maarschalk bemerkte, dat de vijand het dorp Vlijtingen in brand had gestoken, meende hij dat deze op de terugtocht was. Hij zond De Salières met 28 bataljons om aan die zijde door te breken. Deze bond achter het dorp de strijd aan met de terugtrekkende Engelse infanterie, die | |
[pagina 179]
| |
daar tussen de Hessische en Beierse troepen stelling had genomen. Intussen viel d'Estrées met een twintigtal kanonnen en een cavalerie brigade Montenaken aan. Het korps van Trips bood slechts weinig weerstand. D'Estrées maakte zich vervolgens van Montenaken meester en daarna van Wilre. Tegen half elf zette De Clermont de aanval in tegen Laaffelt. Hij werd hierin bijgestaan door de aan de rand van Montenaken gelegen troepen van De Salieèrs. Allereerst moest de aan de rechterzijde van het dorp opgestelde artillerie tot zwijgen worden gebracht. Terwijl de Fransen het dorp van de linkerzijde aanvielen beschoten mobiele kanonnen aan de andere zijde de ter hulp snellende vijandelijke eenheden. Deze hadden hiervan niet veel last, omdat zij zich in de holle weg tussen Vlijtingen en Laaffelt bevonden, waardoor de kogels over hen heen vlogen. Daar de Fransen er niet in waren geslaagd de rond het dorp gelegen omheiningen door artillerie beschietingen te vernietigen leden zij bij hun aanval grote verliezen. Zij konden het dorp wel binnendringen, maar slaagden er niet in over de weg te komen, die het dorp in tweeën deelde. Een tweede aanval, ingezet met medewerking van de ter versterking gezonden 27 bataljons werd met zware verliezen afgeslagen. Een derde aanval werd ingezet. Deze werd aan de linkervleugel ondersteund door een paar te hulp gezonden cavaleriebrigades. Deze hadden zwaar te lijden onder vijandelijk artillerie vuur. Hun aanvoerder de graaf van Beieren verloor hierbij het leven. Nadat wederom een aantal brigades ter versterking waren aangevoerd slaagden de Fransen bij een vierde aanval erin vaste voet in het dorp Laaffelt te krijgen. Zij werden hieruit echter kort daarop weer door de geallieerde troepen verjaagd. De maarschalk verzamelde nu een groot gedeelte van zijn in de omgeving gelegerde troepen. Hij liet bij Vlijtingen een brigade achter ter bewaking van de artillerie en van het dorp, daar hij vermoedde, dat de vijand zou trachten dit dorp te heroveren. | |
[pagina 180]
| |
Er werd nu van verschillende zijden tegelijk een aanval op Laaffelt ingezet. Deze vijfde aanval had eindelijk succes. De vijand werd op de vlucht gedreven, achtervolgd door de Koninklijke Mariniers onder bevel van graaf de Lorges. Met alle escadrons waarover hij op dat ogenblik beschikte sloeg de maarschalk de tussen Vlijtingen en Laaffelt opererende vijandelijke cavalerie terug tot aan de oprukkende infanterietroepen van generaal Daun. Enige escadrons van de geallieerden, die bij Hees stonden opgesteld vielen de Franse cavalerie in de rug aan en beschermden hierdoor de terugtocht van hun linkervleugel en hun centrum op Kesselt en Maastricht. Intussen waren de Franse grenadiers na twee aanvallen van de geallieerde eenheden weer uit Wilre (Wolder) verdreven. Door een verkeerde manoeuvre van de cavalerie van de Ségur werd de cavalerie van D'Estrées van haar steunpunt beroofd. Om zich aan het hevig kanonvuur op zijn linkerflank te onttrekken moest hij zich door de holle weg tussen Montenaken en Kesselt terugtrekken op het punt waar zich De Ségur met zijn cavalerie bevond. Vanuit Wilre vielen 400 huzaren gesteund door infanterie troepen, twee escadrons van D'Estrées aan. Zij drongen deze terug tot aan de holle weg, waar de aanvallers door het vuur van de daar gelegerde Franse infanterie werden verdreven. Na de verovering van Laaffelt stelden de Fransen aan beide zijden van het dorp kanonnen op. Daarachter verzamelden zich de cavalerie-troepen van de maarschalk en die van De Ségur met de infanterie van D'Estrées. De linkervleugel der geallieerden was nog op twee punten in gevecht gewikkeld. Terwijl hun infanterie van uit Kesselt naar Maastricht aftrok deden een tiental escadrons cavalerie een aanval op de Franse rechtervleugel, die verdedigd werd door karabiniers en zich in de holle weg bevindende infanterie. De dragonders van De Beaufremont trokken in een boog om Wilre, dat toen niet meer in geallieerde handen was. Toen generaal De Ligonier bemerkte, dat de uit Kesselt wegtrekkend infanterie door Franse huzaren werd bestookt, viel | |
[pagina 181]
| |
hij deze met het grootste deel van zijn cavalerie aan. Hij dreef de Fransen terug tot aan de holle weg, waar hij op zijn beurt door het vuur van de zich daar bevindende infanterie tot de aftocht werd gedwongen. D'Estrées ging nu over de gehele linie tot de aanval over. De Hessische excadrons werden verpletterd. De Engelse cavalerie van Cumberland, die de Hessen ter hulp kwam leden zware verliezen. De Ligonier kwam tussen twee escadrons Franse karabiniers terecht en werd gevangen genomen. De oprukkende Fransen werden niet ver van Maastricht door een vijftigtal escadrons tegengehouden. Deze werden door de Franse artillerie gedwongen zich onder de bescherming van de kanonnen van Maastricht terug te trekken.
Lodewijk XV met zijn generaals op het plateau van Herderen.
Aan de andere zijde van Laaffelt waren de troepen van de Bathiany gelegerd. Toen hij bemerkte, dat na de vierde Franse aanval, Laaffelt niet lang meer stand kon houden | |
[pagina 182]
| |
zette hij een aanval op de Franse linkervleugel in. Hij dwong 700 infanteristen, die het gehucht Elcht bezetten zich daaruit terug te trekken. Van hieruit liet hij door zijn artillerie het plateau van Herderen, waarop de koning zich bevond beschieten. Dit plateau lag op een afstand van 1600 à 1800 meter. Verschillende kogels kwamen achter de koning neer. De op het plateau opgestelde artillerie bracht de kanonnen van Elcht echter spoedig tot zwijgen. Vanaf de hoogte bij Rosmeer vielen lichte cavalerie troepen de Franse linkervleugel aan. Zij hadden tot doel de Fransen te beletten hun rechtervleugel met verse troepen te versterken. Bovendien moesten zij hiermede de aftocht van hun eigen linkervleugel camoufleren. Zij slaagden hierin in beide opzichten. Intussen had maarschalk van Saksen drie uren kostbare tijd verloren laten gaan met het in ontvangst nemen van gelukwensen met zijn overwinning. Eerst daarna liet hij Clermont-Tonnerre met vijf brigades tussen Vlijtingen en Hees naar de molen van Mopertingen oprukken. Terwijl hij zelf met de op het plateau van Herderen gelegen troepen naar Groot-Spauwen oprukte. Zij bezetten de hoogte van Rosmeer en passeerden Vlijtingen en Groot- en Klein-Spauwen. Maar hij was te laat om Clermont-Tonnerre, die de troepen van de hertog van Brunswijk achtervolgde hierbij te hulp te komen. De Fransen moesten met lede ogen toezien hoe de geallieerde troepen na de beek bij Lanaken te zijn overgestoken naar Rekern trokken. Hier staken zij over twee schipbruggen de Maas over. Zij sloten zich de volgende morgen bij de rest van hun leger aan, dat te Maastricht over de Maasbrug naar de oostelijke Maasoever trok. Zij sloegen voor de rest van de campagne hun bivak op tussen de Geul en de Voer. De Fransen staken daarna over een bij Reken gelegde pontonbrug de Maas over. Aanvankelijk wilde de maarschalk reeds toen het beleg voor Maastricht slaan, maar moest door de nabij de stad gelegerde troepen van de hertog van Cumberland hiervan afzien. Ook hij liet zijn legers hun kampen opslaan, De Sint-Germain bij Kesselt, graaf D'Estrées tussen de Maas en Jeker en de hoofdmacht bij de Ouden-Biezen. | |
[pagina 183]
| |
De geallieerden verloren bij de slag bij Laaffelt 29 kanonnen, 2 paar timbalen, 9 vaandels en 7 standaarden. Het aantal gewonden en gesneuvelden bedroeg aan Franse zijde ruim 12.000 en aan geallieerde zijde 8.555 man. De Fransen telden 111 gesneuvelde en 637 gewonde officieren. De schrijver van de Rélexions, etc beweert, dat wanneer Maurits van Saksen niet drie uren te laat de strijd had hervat, hij Maastricht geheel had kunnen insluiten. Men vindt de bij Laaffelt behaalde overwinning o.a. gememoreerd op een prachtige sardonyx steen, die gevat in een met brillianten en smaragden versierd montuur als sluiting diende van een aan madame de Pompadour toebehorende armband. Hierop staat een gevleugelde Victoria afgebeeld met in ene hand een pijl en in de andere een lauwerkrans en aan haar voeten de vaandels en wapenschilden van de overwonnenen. |
|