geringen, daar gelegen gebouwen door de Maastrichtenaren worden gesloopt en daar staande bomen worden gekapt.
Ondanks bovengenoemd verbod begonnen enige inwoners van Sint Pieter met het herstel van hun woningen, waarbij het herhaalde malen tot een handgemeen kwam met Maastrichtse gerechtsdienaren, die dit moesten beletten.
Jan van Horn, die in 1484, de door Guillaume de La Marck gedode Louis de Bourbon als bisschop was opgevolgd, verzette zich tegen de inlijving van Sint Pieter bij Maastricht. Maar in juni van dat jaar werd hij door de aartshertogen Maximiliaan en Philippe gesommeerd het door de hertog van Bourgondië gevelde vonnis ten uitvoer te brengen. Hun gevolmachtigde officier Philippe van Kleef werd met het toezicht hierop belast.
In 1488 moest ook Jan van Horn wegens onenigheden met de Luikenaren zijn toevlucht nemen in Maastricht. De Maastrichtse magistraat leende hem geld, waarbij zij echter tevens op een spoedige overdracht van de jurisdictie over Sint Pieter aan de Luikse magistraat te Maastricht aandrongen. Maar Jan van Horn, wiens benoeming tot bisschop van Luik nog niet door de paus was bevestigd, zei te vrezen, dat dit te Rome de indruk zou kunnen wekken, dat hij de heerlijkheid Sint Pieter voor geld had verkwanseld. Hij beloofde echter, dat hij zodra hij over zijn vijanden zou hebben getriomfeerd, tot deze overdracht zou overgaan. Maar hiermede bleken de Maastrichtenaren geen genoegen te nemen.
Toen de bisschop om een nieuwe geldlening kwam vragen eisten zij, dat hij eerst in een door hem en het kapittel van St. Servaas ondertekende en van zijn zegel voorziene akte de overdracht van Sint Pieter zou bevestigen. Deze eis moesten zij echter laten vallen. In 1491 besloot het stadbestuur alle gebouwen in Sint Pieter af te breken en de kelders en putten aldaar vol te storten. De bisschop bad en smeekte dit raadsbesluit niet ten uitvoer te brengen, maar dit werd zowel door de raad, als door de gilden geweigerd. De Maastrichtse burgers werden opgeroepen aan de afbraak mee te helpen.
In 1493 had te Mechelen een conferentie plaats over de inlijving van Sint Pieter bij Maastricht. De gedeputeerden van de Maastrichtse raad hadden de boodschap meegekregen op