reden hiervan was ditmaal, dat Maastricht gastvrijheid verleende aan de bisschop van Luik Jan van Beieren, nadat de Luikenaren tegen hem in opstand gekomen waren. Hij was met zijn hof naar Maastricht uitgeweken, en had daar zijn intrek genomen in de Nieuwe Biezen.
De Luikenaren benoemden in zijn plaats Dirk van Horne tot bisschop en diens vader Hendrik van Horne tot landvoogd. De Luikenaren waren vooral op de Maastrichtenaren gebeten, omdat zij hun toezegging, dat zij in dit conflict neutraal zouden blijven niet waren nagekomen.
In de verre omtrek van de stad werden alle bezittingen van de Maastrichtenaren verwoest. In november sloegen de Luikenaren het beleg voor de stad.
Nadat de Maastrichtenaren militaire hulp hadden gekregen van graaf Willem VI, een broer van Jan van Beieren, deden zij uitvallen in het Luiks gebied, waar zij onder andere het dorp St. Pieter in brand staken.
De zware stenen kogels waarmede de Luikenaren Maastricht beschoten richtten veel materiele schade aan, maar maakten weinig slachtoffers onder de bevolking. Door de felle winterkoude moest zij de belegering voorlopig opheffen. In het voorjaar zouden zij echter weer terugkomen.
Op hun beurt vielen nu de Maastrichtenaren het Luiks gebied binnen. Zij verwoestten het nabij Bilzen gelegen, plaatsje Wonck. Zij oefenden ook in andere in de omgeving gelegen plaatsen vreselijke wraakakties uit. Er werden veel mensen gedood of gevangen genomen.
Maar op 22 mei kwamen de Luikenaren opnieuw het beleg voor Maastricht slaan. De stad werd door een troepenmacht, van naar men beweerde 80.000 man geheel omsingeld.
Over de Maas werd een schipbrug gelegd. Bovendien verlegden zij de bedding van de Jeker, zodat de molens bij Nekum stil kwamen te liggen. Maar de Maastrichtenaren bouwden nog een aantal nieuwe molens op het veilig gelegen St. Antoniuseiland bij.
Dank zij de door Willem VI gezonden hulp, konden de Maastrichtenaren succesvolle uitvallen doen. Hierbij brachten zij een aantal stuks vee uit de omgeving naar de stad. Dit