restaurant van de Maastrichtenaren.’ Hij bedoelt hiermede Slavante. ‘Voordat wij de berg binnengingen wilden wij daar eerst wat eten. Zij haden wel niets anders dan boterhammen en een fles Bordeaux, maar ik moet zeggen, dat ik in Maastricht het beste brood heb gegeten en dat ik alleen in de Lombardij in de buurt van Certosa di Pavia zo'n lekkere boter heb gevonden. Onze gids had, toen wij de Bordeaux bestelden, de waardin meesmuilend een wenk gegeven, als om haar te beduiden “Die twee hebben geld, die kan men snijden.”
Wij zouden graag bier hebben gedronken, maar dit was, zoals alle Nederlands bier, voor onze smaak ongenietbaar.’ Dan volgt een uitvoerige en romantische beschrijving van de tocht door de gangen van de berg. Na afloop van de rondleiding vorderde de gids een bedrag van zes gulden. Toen de Duitser hem erop wees dat in de Baedekerreisgids een bedrag van 6 francs werd genoemd, antwoordde de gids, dat in dat rode boekje wel meer fouten stonden en dat hij toch het beste kon weten wat het tarief was. Hansjakob betaalde, maar verbood de gids hem naar de stad te vergezellen.
Hij vertelt verder: ‘Toen wij in de stad terugkwamen, zagen wij de mensen op een bank voor het huis hun zondagsrust genieten, iets wat, in Zuid-Duitsland helaas niet meer voorkomt.’
Hij bezocht nog de O.L. Vrouwe kerk, maar had geen tijd meer voor de St. Servaaskerk, daar hij anders de trein naar Leuven zou missen en hij niet in de, volgens hem oervervelende stad Maastricht een paar uren op de volgende trein wilde wachten. Hij vond dat deze stad, zonder haar eerbiedwaardige torens, wel een kerkhof zou lijken. Hij meende nu te begrijpen waarom Sint Hubertus zijn bisschopszetel van hier naar het mooie Luik had overgebracht!
In de voorstad Wyck kreeg hij van een paar domme gansjes nog iets over zijn hoed te horen. Hij zegt dat hij blij was deze treurige stad vaarwel te kunnen zeggen.
Zou deze minder vleiende beoordeling van deze stad misschien te wijten zijn aan de afzetterij van de gids en de spotlust van de straatjongens?