Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 397] [p. 397] Het gebed onzes heeren. O onze Vader, die de Hemelen bewoont, En alles, vroeg en spaâ, met daauw en zegen kroont, Geheiligd werde uw Naam alom by alle volken. Uw Koningkryk koome eens verschynen in de Wolken: En uwe Wil, terwyl gy alles moogt gebiên, Moet hier op Aarde, als in den Hemel, zelfs geschiên. Gy, die de raavens en hun jongen spyst, geef heden Ons daaglyksch brood, en dat wy 't nuttigen in vreden. Vergeef ons onze schuld, gelyk wy schelden kwyt Alle onse schuldenaars. Gelei ons niet in stryd Noch snoô bekooring, maar verlos ons van den kwaaden. U is de kracht, de magt, de glory en genaden. Vorige Volgende