| |
| |
| |
Aan den heere dr. Ludolph Smids; op het overlyden van zyn E. gemaalin Maria Margareta Smids, gebooren Atinga.
Zo is uw waarde Bedgenoot
Beroofd, myn Vriend, van 't lieve leeven,
En gy zyt van haar hulp ontbloot?
Een hulp, u van Gods hand gegeeven
In uw geheiligd Trouwverbond,
Die, op het galmen van uw snaaren,
Door hand aan hand, en mond aan mond,
Heeft ingewyd uw vreugdig paaren.
Hy bond en brak uw Echtestaat,
En gy, van rouw om 't hart geslaagen,
Ten einde hulp, ten einde raad,
Schreit, onder 't jammerlyke klaagen
| |
| |
By 't koude Lyk een heeten vloed
Van traanen, of gy 't kost verwarmen.
Gy kust haar met een liefdegloed,
En drukt vergeefs haar in uw armen.
Uw marmer beeld blyft leevenloos,
En uw Pandore heeft geen ooren.
Haar wyze mond zwygt voor altoos.
't Gezicht, dat u zo kon bekooren,
Uw ziel met schoone straal op straal
Verlichten, is van de aard verdweenen,
En blinkt in 's Hemels hoogste zaal.
Uw zielzon heeft hier uitgescheenen.
Helaas! ach! ach! zy is niet meer.
Nu zult gy haar gehoor niet streelen,
Met uw gedichten, keer op keer,
En zy uw lieve wysjes kweelen,
Op 't Cimbaalspel zo net, zo ras.
Zy was alleen uw hartsverlangen,
En, als Corinne aan Naso was,
De ziel van uw geleerde zangen.
ô Orpheus, 't is vergeefs geschreid:
Uw Euridice is gantsch verdweenen,
En toegewyd aan de eeuwigheid.
Wat blyft gy klaagen, zuchen, steenen,
Op 't leevenloos en 't lieve Lyk,
Dat door de dood wierd doof voor klagten?
Zy leeft op nieuw in 't Hemelryk.
Wil dan uw droeven druk verzachten.
| |
| |
Het is hier alles kort van duur,
En al wat leeven heeft verkreegen
Betaalt het sterflot aan Natuur:
En door vergankelyke wegen
Streeft elk naar 't onvergank'lyk heen.
Uw Egade is u voorgetreeden,
En vloog alleen van hier beneên,
Op wieken van haar deugd en zeden;
Om, boven Starren, Maan en Zon,
Te zingen, onder 't triomfeeren,
Hoe zy de Waereld overwon,
Om nimmer wederom te keeren.
Zy lagcht, wanneer gy om haar treurt,
En wenscht, dat gy haast moogt genieten
Dat lot het geen haar viel te beurt,
Daar stroomen van vermaaken vlieten;
Om op een nieuw, als in 't begin,
Met uwe rechterhand te paaren,
En te vereeuwigen uw min.
Laat uwe droefheid dan bedaaren,
En onderwerp u 's Hemels lot.
Haar deugd leeft hier, haar ziel by God.
Overleden den IIden van Hooimaand,
MDCLXXXII.
|
|