Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 267] [p. 267] Ter bruilofte van den heere Isaac Snep, den jongen, en mejuffrouwe Cornelia Slagregen. Zo ziet ge uw Huwlykszon dan eindlyk glansryk daagen Uit een Slagregen, al uw vreugd en wensch op aard, O braave Bruidegom, alom geroemd; en waard Den schoonen Prys van uw verdiensten weg te draagen! Laat vry de Aaloudheid van Pigmalion gewaagen, Die warmte en minnegloed in 't koude marmer baart; Nu gy, schoon nimmer vuur en water saamen paart, Blaakt een Slagregen, niet beschroomd voor afkeersvlaagen. Al 't nat van 't Spaaren had geen laafnis voor uw vlam, Die een Slagregen bluscht en voed in Amsteldam, Daar zich de Min, gelyk Jupyn, herschept in regen. Zo moet uw Huwlykszon op aard nooit ondergaan, Maar steeds in Telgen, naar uw deugd geäard, bestaan, En blinken, onbenyd, in overvloed van zegen. Verëend den IVden van Grasmaand, MDCCVI. Vorige Volgende