| |
| |
| |
| |
| |
In deze aantekeningen zal ik, voorzover de beschikbare plaats toelaat, aangeven, in welke staat de gedrukte tekst verkeert en wat de allervoornaamste varianten zijn. Waar het zin of sfeer van gedicht of fragment beter kan doen verstaan, zal ook een enkele aanduiding van andere aard opgenomen worden. De regelnummering geschiedt naar het aantal volledige of onvolledige tekstregels van de bladzijde waarop zij slaat.
| |
Eerste deel
Blz. 6-131. Inhoud van ‘Verzen’. Eerste, onvolledige uitgave: 1912 (Boutens); 1e door Leopold verzorgde uitgave: 1913, 2e: 1920; 3e uitgave, als beide vorige bij Brusse: 1926. De 4e uitgave volgt de tekst van de 2e. Uitzondering vormt de 3e strofe op blz. 110, waar de verdeling van de 1e en 2e uitgave in ‘wat nu nog/mag volgen als’ blijkbaar een door de 3e uitgave reeds verbeterde vergissing was. Op enige kleine stukjes na geen handschrift. Deze 5e vermeerderde uitgave is van 1951.
Blz. 132-139. ‘Cheops’. Eerste uitgave: 1916 (De Zilverdistel); 2e in ‘Verzen’, 2e bundel: 1926 (Brusse). Handschrift: 1e blauwe schrift, waarvan de tekst gevolgd is. Het motto in de 1e uitgave: ‘et inexpugnabile seclum’ door de dichter geschrapt.
Blz. 140-162. ‘Oostersch II’. Eerste uitgave: 1922 (Kunera-Pers); 2e in ‘Verzen’, 2e bundel. Handschrift in 2e blauwe schrift, waarvan de tekst gevolgd is. Het motto in de 1e uitgave is door de dichter geschrapt en als 1e strofe van het gedicht ‘O brug, hoog omgebogen,’ afgedrukt op blz. 550.
| |
Tweede deel
Blz. 164-187. ‘Albumblad’. Eerste uitgave: ‘De Gids’, Februari 1922; 2e in ‘Verzen’, 2e bundel. Handschrift in 1e blauwe schrift, in deze uitgave gevolgd. Dat dit gedicht, bestemd om in een 2e bundel tussen ‘Cheops’ en ‘Oostersch II’ te ko- | |
| |
men, hier een andere plaats heeft volgt uit het feit dat Leopold het een langere vorm dan die van ‘De Gids’ heeft willen geven, en dat deze langere vorm niet voltooid is. De lezing van ‘De Gids’ kon daardoor niet gehandhaafd worden. Nog minder kwam die van ‘Verzen’, 2e bundel in aanmerking, daar twee der aanvullingen er helemaal niet, de andere niet in een door het handschrift rechtvaardigbare lezing in voorkomen. Deze uitgave geeft de tekst van het hs. met de kleine gapingen, maar de iets langere, die de passage over de nachtcactus had moeten vullen, voor het goed begrip van het gedicht onmisbaar, is uit onvolledige stukjes (later) handschrift aangevuld. De vervangen Gidslezing vindt men achter de hoofdtekst.
Blz. 166, reg. 8 v.b. vlg. Voor de geest van deze passage tegenover de 2 volgende lijkt het mij van belang, dat deze Blanchefleur blijkbaar niet die van Floris, maar die van Rivalin is. Zie Gottfried's Tristan, Boek II, vs. 534 vlg., in het bijzonder vs. 684-88, welke Leopold voor de geest zullen gezweefd hebben. Reisaantekening (1921 of 1922) over deze passage, of die van de Gids-lezing: ‘Het bloementournooi: alles goed en wel, maar af en toe transcendent.’ - Blz. 168 reg. 10 v.b. van hun geest var. dronken feest, - Blz. 168, reg. 6 v.o. een valk die vloog eerst met potl. doorgeschrapt en door een verre regenboog vervangen. Het potl. daarna, maar slordig uitgevlakt. Blz. 169, reg. 4 v.o. klissen en franje var. geloken franje. Blz. 170, reg. 11 v.b. vóór ebbenhout in potl. ruw. Aarzeling, in hs. over de plaats van deze regel. Reg. 14 v.b. var. de moeë schatten en de praal. - Blz. 171, reg. 16 v.o. Een potlood-doorschrapping van het koesterende later, hoewel onvoldoende, uitgevlakt of door het uitvlakken van het voorafgaande verbleekt. - Blz. 172, reg. 14 v.b. op een klad, na licht: geluk in hs. uitgevlakt. Reg. 16 - 3 v.o. ontbreken in hs. Tekst geeft wat waarschijnlijk de laatste op klad bereikte lezing was. Reg. 5 en 3 v.o. geheimen (var. belofte) en eigen dingen
| |
| |
(var. zeldzame) met potlood bijgeschreven. Op derde klad:
Geheimen maakt zij los onverbrekelijk
en fluistert woorden onuitsprekelijk
zij vindt behagen bij ons allen
en gaat getroost naar andere wereld heen.
Blz. 188-218. ‘Oostersch iii’. Grotendeels bewerkingen van in 1920 en '22 verschenen Franse en Engelse vertalingen en bestemd om in de 2e bundel onder deze titel op ‘Oostersch II’ te volgen. Handschrift in 3e en 4e blauwe schrift; slechts is op blzz. 205-211 aan de op die plaats door de dichter gegeven rijmspreuken een korte spreuk van gelijk karakter uit het 5e schrift toegevoegd, die nergens beter onder te brengen was. - Blz. 193, reg. 8 v.b. amper een var. een schraal en. - Blz. 198, reg. 6 v.b. de statige var. gewichtige. Reg. 7 v.b. schuivende var. schiftende. - Blz. 207, reg. 2 v.b. ‘zoon des wegs’ tussen aanhalingstekens in potl. boven aan de bladz.; doorgeschrapte lez. de vreemde; zelfde reg. die er var. wie ook. - Blz. 212. Ma'an ibn Zaida is de zo letterlijk mogelijk gehouden overzetting in versmaat van een uit Leiden 7 Dec. 1889 door zijn vriend Gerlof van Vloten toegezonden prozaverhaaltje uit het Arabisch.
Blz. 219-304. ‘Gemengde verzen’. De eerste afdeling, blz. 220-234, bestaat uit door de dichter zelf klaargelegde, geheel, of bijna geheel voltooide verzen.
| |
Reeks I
Alle op losse bladen in het 5e en 6e blauwe schrift, van welke het 5e op het etiket - zie blz. 287 - de woorden Cha Wan heeft. Nos. 2-4 door L. van 2 tot 4 genummerd, in afzonderlijk katern. - Blz. 220, reg. 11 v.b. de harten var. het hart was. - Blz. 222, reg. 6 v.b. var. geluk en vreugde onzer. - Blz. 223, reg. 3 v.b.
| |
| |
gebed, gebeurd var. gedrukt, gebed. - Blz. 224, reg. 2 v.b. gewaterd var. het klaarste. - Blz. 228, reg. 11 v.b. lichte var. zachte. - Blz. 229, reg. 1 v.b. var. O overhangend schaduwwoord. - Reg. 2 v.b. maakten de var. waren het. Uit weggeschonken vroegere lezing: waren 't de - Reg. 3 v.b. het dalen var. uw dalen. - Reg. 4 v.b. dat het var. dat gij; die nu; die nog; - Reg. 6 v.o. oorden var. wezens; perels. Dit vers gaat terug op het volgend onvoltooid ‘Albumblad’, in bewerkt afschrift tussen de gedichten van Reeks VI:
O vleug van andre beetre dag
als licht streek over verre landen
en schemerende aan de randen
een ander leven wezen mag
en vlinderwieken voor den wind
in wankel schok voortvluchtig
als voor ons uit een spelend kind
en flits-verschietend oogopslaan
bij diepe tonen vreemde klem
diepen ondergrond verstaan
o <blinkend wonder vragend> woord
hoe kan uw wezen zoo fijn
en tevens zoo doordringend zijn
dat het nog steeds wordt nagehoord
alles, alles even gekomen en
| |
| |
die niet van blijven weten
terecht en in nog lauwe nesten
is het een tijdelijke trek
en komt het oud verlangen
bij nieuwe lente en zonneschijn?
Blz. 230 reg. 6 v.b. trotsch var. jong. - Reg. 10 b.v. als <ranken> nimmermeer gevonden. Boven een doorgekraste regel staan de woorden: als ranken (waarvan ranken doorgeschrapt); onbereikt; gewonden. Het woord gewonden is door een v boven de w in gevonden veranderd. Boven dit laatste: als nimmermeer. Er is dus geen lezing die met enige zekerheid als juist aangenomen kan worden. Die van ‘Verzen II’ geeft echter onzin en is dus onhoudbaar. Reg. 10 uiteen weggeschonken vroegere lezing: als ranken wir dooreen gewonden. - Reg. 11 v.b. hartegronden var. zielegronden. - Reg. 12 v.b. frischte var. zeegning. - Reg. 14 v.b. hiervar.heen, - Reg. 15 v.b. ongeboren var. niet geboren. - Blz. 233 Dit gedichtje lijkt mij een te duidelijke toespeling op een Dante-legende, dan dat ik het onder de Oosterse gedichten zou willen plaatsen. - Blz. 234, reg. 5 v.o. potl. var. en het ten slotte toch zoo goed te weten.
De volgende verzen, in vier afdelingen geschikt, waren door de dichter-zelf niet voor bundeling klaargelegd: zijn door mij uitgekozen, en Verzen uit de nalatenschap genoemd, onder een ‘motto’, dat men op blz. 430 der ‘Schetsen en Fragmenten’ zal vinden.
| |
| |
| |
I
Blz. 238. Klad en afschrift (met bewerkingen) op aankondigingen van eind 1920. Blz. 238, reg. 6 v.b. blijkbaar herinnering aan Odusseia Zang XI, Vs. 605, 6. - Reg. 9 v.b. en: een? - Blz. 239: blijkens hs. en stijl veel vroeger geschreven vers. - Blz. 240. reg. 14. blind var. dor. Blz. 241, reg. I in vreeze(n) var. bedremmeld. Blz. 242. Tweede bewerking met var. - Blz. 243-5. Afschriften, 2 en vooral 3 nog bewerkt. - Blz. 243, reg. I v.o. nu mijn schat, mijn var. zoo mijn zeker eigen. - Blz. 244, reg. 5 v.b. getinte var. getilde. - Reg. 7 v.b. vochtig-koele var. vocht-gekneusde. Reg. 12 v.b. verzadiging var. uitstroomingen. - Blz. 245, reg. 1 v.b. Ik keer mij toe var. O, toegewend en Keer, keer u toe! - Reg. 2 v.b. dit var. uw. - Reg. 4 v.b. verduren var. bejeegnen. - Blz. 245 reg. 7 en 8 een folter zonder rust of duur / loopt van mijn schouders naar beneden. - Blz. 246, 247. Veranda is in hs. genummerd: I. Boven blz. 248 staat: ‘op 2 na laatste?’, boven 249: ‘op een na 't laatste, dan de catastrophale erkentenis en afscheid.’ Zelfde katern bevat kladden Recks I, Nos. 2, 3 en 4, in hs. met dezelfde cijfers genummerd, alsmede klad Arioso (Reeks XII, 8). Het is mogelijk dat wij in de genoemde verzen een reeks hebben, beginnend met ‘Veranda’, voortzettend met de verzen 2, 3 en 4 uit Reeks I, en eindigend met Blz. 248 en Blz. 374 van Reeks VI en No. I (Arioso) van Reeks XII. Aan de omschrijving van het slotvers boven Blz. 374 zou echter ook Reeks IV, blz. 291 kunnen beantwoorden. - Blz. 246-7. Eerste 12 regels afschrift, rest vroeger afschrift in zelfde katern. - Blz. 247, reg. 3 en 4 v.b. vluchtten in hs. met één t (hetgeen bij L. niet uitsluit dat tt bedoeld was). - Stierven boven
expirer; vóór expirer een als te leesbare krabbel waarvoor zwijmlend. Stierven als latere lezing sluit zwijmlend te uit. - Twee katernen schoolschrift, uit Reeks VI, met inliggende blaadjes. Nos. 1-3 saamhorig, met enige gapingen afgeschreven en daarna nog sterk bewerkt, vooral het derde. - Blz. 248 reg. 7 v.b. onaf-
| |
| |
scheidelijke var. onvermijdelijke. - Reg. 6 v.o. in hs. potlood, hier ter verduidelijking ingevoegd. - Reg. 4 v.o. naderenden var. onbegrepen. - Blz. 249, reg. 7 v.b. zieleleed var. folterleed. - Reg. 16 v.b. klauw der var. kromme, - Reg. 13 v.o. var. in lach van toegezinde monden. - Reg. 8 v.o. voor zich doen var. stille doen. - Blz. 252, reg. 3 v.o. wentelingen var. cirkelingen. - Blz. 253. Hoewel met varianten definitievelezing, waarboven ‘ne varietur’ staat. - Blz. 254, reg. 2 v.o. boven liefdes diepst: 's levens voos.
| |
II
Blz. 256, reg 3. met achteloos var. zonder. Reg. 11 nieuwe var. schietende, stekende. - Reg. 6 v.o. toefde een oogenblik var. liet het voorbijgaan. - Blz. 257. reg. 3 bleek var. stil. - Reg. 9 v.b. knippend var. achtslaand. - Reg. 12 vreezen var. angsten. - Reg. 15 v.b. groote var. moeë. - Blz. 258, reg. 12 overdracht var. overgang. - Reg. 13. oneindigheid var. eeuwigheid.
| |
III
Blz. 261. Schoon Afschrift. - Blz. 262. reg. 4 v.b. wakkre en reg. 16 terwijl met potlood doorgeschrapt. Van 263 ‘In winteravondkou’ tot en met 273: ‘Gerimpelde reinette’ op losse blaadjes in de na de vorige uitgave gevonden enveloppe. - Blz. 263, reg. 1 kou var. grauw. - Blz. 270, reg. 6 v.b. herfst met var. najaars. Blz. 271, reg. 9. v.b. stug, var. gluipsch.
| |
IV
Zie Reeks III, begin. Kaftloos ongelinieerd schoolschrift met een menigte van inliggende blaadjes en stukjes papier. Nos. 1-3 door L. zelf aldus genummerd, bestemd voor een reeks die volgens een correspondente ‘Exotisch’ had moeten heten. Klad van No. 2, 3 en van blz. 234 op aankondiging van Oct. '15. - Blz. 279-282. Sommige delen met hier en daar talrijke varianten. Enkele van deze: Blz. 279, reg. 2 v.b. wijkend var. zwijmend. - Reg. 16 v.o. var. in het fluweel en het verguld. - Reg. 3 v.o. var. andere perk en akkerpalen. - Reg. 1 v.o. iets var. rust - Blz. 281, reg. 11 v.o.
| |
| |
't onbehagelijk var. het onvormelijk. - Reg. 10 v.o. strakke herstelde var.: zware; reg. 9 v.o. zware doorgestreept. - In No. 2 zijn doorgeschrapt: blz. 280 reg. 10 en 11 v.o.; reg. 3 v.o. vergeten. Reg. 11 v.b. over de hellingen; reg. 11 en 12 v.b.; reg. 3 v.o. Blz. 283. Vrij gevorderde lezing met gapingen en varianten. Blz. 283, reg. 6 v.b. gevormde var. gekleurde getinte gekante. - Reg. 9 v.b. gebleekten var. gebleekten nu voor gebleekt nu? - Reg. 11 v.b. rillende var. deerlijk, weerloos, huiverend. - Reg. 15 v.b. de zachte plant var. de jonge plant, al de plant. - Blz. 285, reg. 1 v.b. O dood vlies var. O blind oog, of Gedoofd oog. - Reg. 2 v.b. kreet var. gil. - Reg. 11 v.b. verduisterde var. omstrengelde. Geen spoor van mogelijk vervolg. - Voor tweede helft zie blz. 309. - Blz. 287. Aanleiding tot dit gedicht, in L. 's laatste plan bestemd om een afdeling te vormen, was een stukje (met reproductie) over een kostbaar Japans theekopje - ‘cha wan’ is theekopje - in ‘The Studio’ van Aug. 1918. Hieruit: ‘In these iridescent bubblelike marks that seem to come and go in the profound purplish silence of the past and future, the evanescence of life is suggested.’ ‘The glaze stops at a short distance from the bottom, where the lustreless dark pottery, with a texture like that of silk crape, remains exposed.’ ‘The ecstasy of cha-no-yu, an institution or cult in which the drinking of the tea is merely a means of helping us to realize truth and beauty amid the sordid facts of our existence, and to see ourselves in right proportion to the infinite’. Tekst fragmentarisch en bij gedeelten met talrijke varianten. De eerste 8 regels door de dichter op 6 Dec. 1922 voor een
tentoonstelling gezonden. Blz. 287, reg. 9 v.b. vol en veeg licht doorgeschrapt. - Reg. 12 v.b. grommelende var. stommelende, onvoldragen. - Reg. 5 v.o. kentertil var. met een til. - Reg. 1 v.o. geknikte var. geknakte gebroken. - Blz. 288, reg. 13 v.b. rijt var. leidt. - Reg. 10 v.o. met een verholen oogopslag var. verholen of met oogopslag. - Reg. 1 v.o. peinzend var. proevend. - Blz. 289,
| |
| |
reg. 9 v.o. doorstroomde var. bezielde. - Reg. 8 v.o. omvangen var. ontvangen. - Blz. 291. Tegen het slot zwaar bewerkt afschrift. Motto uit Vergilius' Aeneis. - Blz. 292. Na reg. 1 v.o. volgt de schets van nog een andere strofe:
dan stort het op den mond den stroeven
en de gebleven bitterheid
- Blz. 291, reg. 1 v.o. sleept var. veegt. - Blz. 292, reg. 12 tot 5 v.o. talrijke var. Laatste strofe: uit vroeger klad. - Blz. 293. Eerste gedicht uit Reeks XII. Zwarte Portefeuille op dubbel blaadje. Blz. 294, reg. 4 v.o. o hooggewelfde var. welft u, o hooge. Nadat L. ‘Arioso’ aan fr. van Lennep ter compositie gestuurd had, schrapte hij in eigen ex. de volgende woorden rood door: reg. 1 v.b., ondoordrongen; reg. 2 v.b. lokkingen; reg. 4 v.b. gedragen; reg. 7 v.b., tegen al; reg. 8 v.b., leeg en doelloos; reg. 11 v.b. roerselen; reg. 13 v.b. voos en zonder zin is; reg. 14 v.b. der menschen toedoen; reg. 15 v.b. opgaan en ijvren; reg. 6 v.o. aanhangen; reg. 4 v.o. weelde; reg. 3 v.o. het hartsap - Blz. 294, reg. 2 v.b. vredig; reg. 3 v.b. heilig. Deze doorschrappingen betekenen niet dat L. al deze woorden inderdaad verworpen zou hebben. - Blz. 295. Schoon afschr. op katerntje. Tussen strofe 4 en 5 hadden nog 2 andere strofen moeten komen. Kladden op aankondiging van 23 Mei 1918. Daaruit aan te vullen waren blz. 295, reg. 8 v.b. tot in purperen groepen ordenend geschikt en Reg. 5 v.o. met: de weergalooze pracht van hunnen sier. - Blz. 296. Nog ietwat bewerkt afschrift, behalve str. 13-16, die uit voor de laatste bewerking klaargelegde blaadjes genomen zijn. Nezahualcoyotl: beroemd oud-Mexikaans keizer. - Blz. 301. Getild uit Reeks III. Bij de kladden: stukje uit Berl. Tageblatt van 9 Oct. 1924 over Turkse muziek, ook fluitmuziek van herders. Schetsfragm. op
| |
| |
env. 7 Oct. 1924. Tot blz. 301, reg. 15 v.b., en laatste 6 regels schoon afschr. Rest uit klein katerntje, ten dele afschrift, ten dele schets. Blz. 303, reg. 13-12 v.o. uit een aantal bloknootblaadjes. - Blz. 303, reg. 6 v.o. tot Blz. 304, reg. 1 v.b.: uit latere bewerking op grauw blaadje postpapier. Op bloknootbl. ook nog:
rechtuit dan, onomgebogen
triumfeerend in den hoogen
enkel glans en helderheid
en
blaast hier zulke in het rond,
melding van een hart dat kwijnt
onder al dat menschelijk schijnt,
van een onvervuld verlangen
en zich zelve weer beleeft.
Behalve in begin en slot talrijke varianten. Blz. 301, reg. 10 v.b. korstig potlood-varianten: broze en korrelend.
| |
Schetsen en fragmenten
Reeks III
Blz. 305-541. Blz. 306. De trekvogels: wilde ganzen waarschijnlijk. Ten dele schets, ten dele uitgewerkte lezing met var. Het slot geheel schets. Boven gave lez. blz. 306, reg. 4-8 v.b.: en duizend dingen die een leven schijnen. Onder die 4 regels, in blauw: vindt in een stil gedicht zichzelve weer. - Reg. 14 v.b. vervulling
| |
| |
var. voldoening voltooiing. - Blz. 308 behoort ineens door te lopen van 306 en 307; zij zijn éen gedicht. - Reg. 8 v.b. in blauw hiernaast: onzaalge zaligheid. - Op de rest van het blaadje: zoo bergt het ruwe in zich een geluk. - Blz, 309, reg. 6 v.o. half var. nauw. - Schets aan rand klad voor Blz. 310. - Blz. 311 en 313. Schetsen 2e of 3e lezing, door elkaar op zelfde blaadjes. Blz. 311, reg. 3 en 4 v.b. over de en als in, in hs. doorgeschrapt maar hier voor het begrip ingevoegd. - Blz. 313, tussen reg. 5 en 6 v.b. moesten nog enige verzen komen. - Reg. 5 v.b. kimmen of kimme? - Blz. 314 bijna voltooid afschrift. - Blz. 314, reg. 8 v.b. en var. hun. - Blz. 315. Schets; volgorde deel 2 en 3 onzeker. Na blz. 315, reg. 18 v.b. open plek waarin met potl.: O hoogst geluk als het is weggebracht. - Blz. 316, reg. 13 v.b. in tweeën geschreven. - Blz. 317. Schets. Blz. 317 reg. 4 v.b. zwellend var. toeroepend. - Reg. 13 v.b. teeder var. sierlijk. - Blz. 318, reg. 9 v.b. lacrymae rer. herinnering aan Vergilius: ‘sunt lacrimae rerum, mentem mortalia tangunt.’ - Blz. 318 enz. Schetsen op snippers. - Blz. 319. Afschrift schets. - Blz. 320. Schets 3e lezing. - Blz. 320, reg. 4 v.b. streng var. groot. - Reg. 7 v.b. bevangen var. bewogen. - Reg. 9 v.o. zich var. 't al. - Blz. 322. Schets voor gedicht in 4 afd. aldus aangeduid: ‘1, vlonder; 2, voeten; 3, vers; 4, verlaten vlonder.’ - Blz. 323, na reg. 1 v.b. in blauw: en wonderen van maat en rythme. - Blz. 324. 2e schets. - Begin 2e lezing, rest krabbels voor gedicht over de grijsaard bij Borel (‘Wu Wei’ in ‘Wijsheid en Schoonheid uit China’) die zijn peinzen naar zee ‘siao’, zweven noemde. Blz. 324, reg. 17 v.b.
niet doen, betekenis van ‘wu wei’. -
| |
Reeks IV
Blz. 326. 1e helft 3e lez. 2e helft schoon afschrift. Blz. 326, reg. 13 v.o. verheerlijking var. verbazing. - Blz. 327, reg. 3 v.b. in de gaping doorgeschrapt: deelen. - Blz. 328. Tot en met winter-
| |
| |
woud afschrift, verder schets met tussenvoeging van andere schetspassages. - Blz. 330-341. Schetsen op losse papiertjes. - Blz. 335. Zie Reeks VIII. - Blz. 337, reg. 11 v.b. zij misschien: hij. - Blz. 342. Schets lang gedicht. Herhalingen zijn weggelaten, wijder uiteenstaande woorden naar elkander toe geschikt. - Blz. 346. Schetsachtig afschrift op aankondiging van 14 Juni' or en 25 Mei '05. Enkele woorden later ingevoegd. - Blz. 347. Op brief 1916 of '17. - Blz. 347, reg. 1 v.b. zij: de roos. Motief: ‘Vires easdem, quae Pergami olim, modo obtinet rosa.'’ Herbert van Cherbury. De Veritate 5.
| |
Reeks V
Blz. 348. Eerst schoon afschrift, daarna vroegere bewerking en schets. Blz. 350-361. Fragmenten en schetsen. - Bijgevoegd: blz. 356, reg. 7 v.b.: niets levends!! - Blz. 361, reg. 5. Bij variant 1ste reg.: doordat de wind is gaan liggen en: menschelijk leven.-
| |
Reeks VI
Met inbegrip van Blz. 274 vier blijkbaar saamhorige gedichten in hier en daar zwaar bewerkt afschrift, en ten dele nog schets. Blz. 363, reg. 4 v.b. hemel var. zolder. - Blz. 367-72. Schetsen. Blz. 367, reg. 7 v.b. keuren niet geheel zeker. Slot blz. 370 ietwat in elkaar geschikt. - Blz. 373. Blijkbaar, oorspronkelijk als No. 4 van ‘Handen’ bedoeld. Eerste 12 reg. afschrift, reg. 13-17 uit kladden in andere groep, rest op zelfde papier als reg. 1-12. Blz. 374. Grotendeels soms onzekere schets. - Blz. 374, reg. 7 v.b. later ingeschreven; en in reg. 20 had daarna misschien om moeten worden? - Reg. 5 v.o. enige regel van 6e strofe. - Blz. 375, reg. 5-9 v.b. opzij van reg. 1-2 geschetst, kunnen als vervanging daarvan bedoeld zijn. Tekst geeft reg. 3 en 4 van deze strofen in volgorde hs. Van wege het rijmschema zouden zij ook verwisseld kunnen worden. - Blz. 376. Schets lang gedicht, ten
| |
| |
dele op aankond. eind 1920, in talrijke onverbonden brokken. Volgorde tekst berust op innerlijke samenhang, sleutelwoorden en derg., maar is niet zeker. - Blz. 380-383 Schetsen.
| |
Reeks VII
Fragm. van twee bijeenhorende verzen. 14 regels afschr., rest bewerkte 2e lezing. Blz. 384, reg. 1, 2 v.o. Vroeger slot? - Blz. 386. Schets gedicht over sledetocht op envelop van Nov. 1922. - Blz. 388-394. Schetsen. - Blz. 390, 391. Schetsen van een gedicht over een terugzien naar het verleden onder een dans. - Blz. 395. 1e helft afschrift met var.; rest bewerkte vroegere lezing en schets. - Blz. 396. Idem, volgorde 2e helft naar sleutelwoorden. - Blz. 396, reg 2 v.o. zwerk: onzeker. - Blz. 397-402. Schetsen; 400 (Hitte) - 402 uit Reisgids (1920) voor de Harz. Zijdelings onder blz. 400: van vrouwen ook. - Blz. 403-406. Schetsen. - Blz. 405 en 407. Latere lezingen met var. Blz. 407, reg. 2 v.o. ging God om var. stond God.
| |
Reeks VIII
Blz. 408-424. Schetsen of bewerkte vroege en verdere lezingen. - Blz. 414, reg. 3 v.o. na jonge onduidelijk woord: schuchter? - Blz. 421, reg. 7 v.o. tussen mij, mij, mij enige afstand. - Blz. 423. Volgorde niet geheel zeker. - Blz. 425. Schoon, waarschijnlijk vrij oud afschrift met, vooral in str. 2, enkele varianten. In strofe 1 zijn peinzen mijmring wanneer doorgeschrapt. Blz. 426, reg. 7 v.b. als var. de -. Blz. 427-8. Schets en 2e lezing. Volgorde en tekst hier en daar onzeker. - Blz. 429-438. Schetsen of tweede en verdere lezingen. - Blz. 429. Zie Reeks IV Blz. 335. - Blz. 430 (O rijkdom) in een bundeltje snippers waarbij uitknipsel van Jan. '25. Hiertussen ook klad van Tijdens mijn Leven (blz. 234). - Blz. 438, reg. 8-6 v.o. in zwart en blauw potl. onder voorafgaande strofe.
| |
| |
| |
Reeks IX
Blz. 439. Een enigermate bewerkt afschrift. - Blz. 439-448. Schetsen en bewerkingen. - Blz. 441, reg 13 v.b. vagen niet vlagen. - Blz. 442, reg. 1 v.b.M.M.: Matthijs Maris. - Brokstukken van Blz. 450-51 horen bij elkaar en gaan uit van het eerste. - Blz. 452-456. Tweede schets. Talrijke woorden weggelaten, andere tot elkaar geschikt. - Blz. 453, reg. 11 v.o. bij welverzwegene aant.: act. - Blz. 457-9. Schets, de volgorde van welks delen vrij duidelijk is, maar minder die van het geheel. - Blz. 460. Afschr. met bewerkingen, vooral tegen eind. - Blz. 461, reg. 11 v.b. Als een nieuw gebeuren var. In nieuwe kleuren. - Blz. 461, 2 reg. v.o. en de rest schijnen als brokstukken van het gedicht bedoeld. - Blz. 463. Potloodkrabbel tussen de handschriftbladzijden van Blz. 460-3. Naar een verhaal over Platoon's laatste dag.
| |
Reeks X
Blz. 464-478. Bewerkte afschr. en schetsen. - Blz. 470, reg. 3 v.b. oorspronkelijk Uit moeder-oogen groot bezien. - Blz. 471, lezing, of althans volgorde onzeker. - Blz. 479. Afschr. schets op envelop van Nov. '20. - Blz. 480. Afschr. met gapingen. - Blz. 482. Afschr. met bewerkingen en var. op aankond. van April '08 tot blz. 483 reg. 7 v.o. Voortzetting gedicht: latere fragmentarische bewerking.
| |
Reeks XI
No. 1 en 2, door L. zelf aldus genummerd. Boven voorlaatst afschr. begin 1 staat: ‘in 1 het licht geheel, in 2 gebroken in zijn kleuren.’ Een klad van 1 ziet er oud uit, maar vroege schets van 1 op envelop van 1918. In beide gedichten een overeenkomstige schets-passage opgegeven en door kortere schets vervangen. De vroegere schetsen volgen hier op de hoofdtekst. - Blz. 485,
| |
| |
schoon afschr. tot na allengs op reg. 16 v.b. Daarna tot en met blz. 486, reg. 14 v.b. voorlaatste lezing. Rest bewerkt vroeger afschrift of schets. - Blz. 485, reg. 11 v.o. de blinden var. het dichte. - Blz. 486, reg. 17 v.b. langzaam var. lijnen. - Blz. 487, reg. 13-18 v.b. latere potlood-invoeging met var.; na reg. 15 v.o. nog: en ginds van hen de schurk, de mensch. - No. 2. Sterk bewerkt afschr. met schetspassages. - Blz. 490, reg. 1 v.b. ‘Balanje, sorne kwintië!’ Na veel navraag bleken mij deze zinloze woorden afkomstig van een blijkbaar gehoord en uit het geheugen onjuist opgetekend Pools Uhlanenlied uit een van de opstanden van 75 of 100 jaar geleden: Tam na bloniu kwitnie kwiecie; letterl.: ‘daar op het veld de bloem bloeit.’ Aantekening op schetspapier: ‘een feest van snelheid over de sneeuw met de witte gevlekte sierlijke barzois, het gedrag der bomen en aan de kant, paarden, de lucht, enz. en een feest in de ziel, versnelde hartklop, gedachten van ongekende pracht, veelheid en luister en transcendentie duizelende hoogte. Werveling dansende reien rust en dan een schrik, hort.’
| |
Reeks XII
De twee eerste gedichten: zie Gemengde Verzen. - Blz. 495, (Carillon) Reg. 1. Afschr. in katern Kerstmis '19. - Blz. 495. Op aank. 11 Aug. '14. - Blz. 496. Schetsen. - Blz. 497-50, env. Dec. '15. Blz. 497, reg. 7 v.b. wenschgebeuren: eu onzeker - Blz. 498. Schetsen. - Blz. 499, (Overzet), env. 29 Juli '18. - Blz. 501. Fragm. en schetsen voor reeks. - Blz. 503 (Lippen). Schets op brief 10 Maart '16. - Blz. 503. Schetsen, twee op papiertjes in de env. van 29 Juli '18. - Blz. 504. Afschr. op zelfde papier, het 2e uit schoolcijferboekje van 1892-93. - Blz. 505. Afgeschreven schets. - Blz. 506-7. Alle op aankond. 12 Sept. 1903. - Blz. 506. Nog min of meer schets met var. - Blz. 507 (Dan in). Fragm. van een vertaling van Ronsard-sonnet. - Blz. 508. Schets in paars potl.
| |
| |
op losse blaadjes. Volgorde der verschillende fragm. onzeker, maar in tekst wellicht vrij betrouwbaar vastgesteld. Enkele schetsfragmenten niet ondergebracht. - Blz. 512. Schetsen.
| |
Reeks XIII
Blz. 513. Afschr. Reg. 8 v.b. Het is var. niet dan. - Reg. 10 v.b. een var. wil. - Blz. 513 (Wij weten) en 514. 2e bew. - Blz. 515-517. Schetsen. - Blz. 518. Onvoltooid uitvoerig gedicht ten dele nog in schets. - Blz. 518, reg. 7 v.b. vloeiend-zacht met krijt doorgeschrapt. - Reg. 15 v.b. var. hij voelt in onzen slaap ontloken. - Blz. 519, reg. 11 v.b. die onze voeten smoorde (hs.: smoorden) var. die onze voeten schoorden. - Blz. 523-535. Schetsen uit rest van de bloknoots. - Blz. 529 (Sneeuw). Onder titel ‘Sneeuw’ ook: onbezoedeld van het leven / van woorden, van gedachten. - Blz. 532 (Mijn huis). Uit blokn. Paschen '24. Aant.: het huis de haute fantaisie en mooi van taal en val. - Blz. 532, reg. 2 v.b. kleenverlicht: niet anders leesbaar.
| |
Reeks XIV
Blz. 537. reg. 2. een var. als. - Reg. 4 v.o. uit var. van. Blz. 538. 2 v.o. op en neder met potlood doorgekrast. - Blz. 539. reg. 3 v.b. reg. 7 zwoele lei-blauwe var. hijgende. - Blz. 540. reg. 1 haar denken var. het denken (2 maal). - Blz. 541, reg. 5 met var. en voelt. Reg. 4 v.o. alleen var. tevreên.
Blz. 542-571. ‘Oostersch iv’ Een deel hiervan staat in het 5e schrift of op daarin liggende losse bladen geschreven. Van de rest - alles in één env. bijeen - zijn sommige onvoltooid of zelfs brokstuk, andere in enkele der beste handschriften van de nalatenschap beschikbaar en blijkbaar alleen niet vroeger gedrukt omdat zij tot nog onvoltooide reeksen behoorden. De verschillende nummeringen van deze verzen beginnen met de 2 eerste
| |
| |
verzen van ‘Oostersch II’. ‘Oostersch IV’ is ten dele aan dit laatste, voor de rest aan ‘Oostersch III’ gelijktijdig.
I. - Blz. 556. Zij schoof en Bewogen vlakte: de dichter scheen deze twee strofen saamhorig, maar niet als één gedicht te beschouwen. Met de 2 eerste verzen van ‘Oostersch II’ uit volkomen gaaf afschrift. - Blz. 546-47. Nos. 3 en 4 vroeger afschr. dan 1 en 2. - Blz. 546, reg. 10 v.b. trotsche worp var. opstand trotsch. - Reg. 12 v.b. tussen en en balans in potl.: troon. - Blz. 548. Zij stond en oliede: Uit kladjes blijkt dat L. voor dit vers aan de titel ‘De Spiegel’ gedacht had. Aantekening: ‘zij weet niet noch bevroedt de rijkdom van de gaven, het werk in haar voleindigd tot een ongehinderde volkomenhied, de bedoeling van al dit, - trillend aan het oppervlak tot doorbrekens toe. - En, laatste gave en culminatie, schat bij al de rijkdom een bedeesdheid en een vreezen aanvallig, gebukt onder dit als een zware last’. - Blz. 548, Reg. 7 v.b. Onzekere lezing. Var. onder het oppervlak van golvingen beslopen. Bedoeld zijn blijkens vroegere lezing spierbewegingen. - Blz. 549, reg 1 v.b. en vlg. Een mond, die vaag: Begonnen in 1921 of '22 en waarschijnlijk eigen gedicht; tussen Oosterse gedichten op vast blad van 5e schrift. - Blz. 550. O Brug: eerste strofe motto 1e uitg. ‘Oostersch II’. Tekst 2e strofe in zelfde katern als de meeste andere voorafgaande verzen van ‘Oostersch IV’. Volgens inhoudsopgave 1e uitg. eigen gedicht. - Blz. 551. En Asrafel. Eerste 20 reg. van 1 afgeschreven, maar zwaar bewerkt. Vanaf reg. 21 uit nog niet overgeschreven voortzetting. Nos. 2 en 3 schone afschriften, 2 met enkele varianten. Blijkens aantekening houdt de Asrafel-voorstelling verband met Shakespeare's Ariel. Uit It. reisaantekening (1921 of '22): Soracte - En Asrafel de Seraf/stil en ontzonken. - Blz. 551, reg. 16 en 17 v.b. in gaping vroeger:
Elken adem vangt/de machtige welving. - Reg. 2 v.o. volle var. heilige. - Variant bij 2e helft van 1: zie ‘Oostersch IV’, blz. 571.
| |
| |
II. - Blz. 558, reg. 8 v.b. het hapert var. na hangt het. - Blz. 557, 58, 59. De mokkend, Ik ben, Zoek heil en heul: alle drie in 5e schrift. - III. - Blz. 561, reg. 1 v.b. Zij hangen: een (laatste?) van 3 schetsen. - Blz. 562 en vlg. Zij, die de rozen. Tekst uit bloknoot. Brokstukjes op twee kladden met Oosterse fragmenten. - Blz. 563. Een valk: over een gekooide valk. Aanleiding: ‘Habitué à vivre à des hauteurs inaccessibles et dont rien ne trouble la sérénité, le faucon au milieu des bruits et des tableaux changeants de la maison, vit dans une terreur de chaque instant.’ Alleen eerste vier regels in gaaf afschrift. - Reg. 5 v.b. var. heimelijkheid kent er enz. - Reg. 8 v.b. donkre var. purpren of koele. - Reg. 9 v.b. grootoogig var. holoogig. - Reg. 1 v.o. moedeloosheid var. moedelooze geest. Op zelfde blaadje: de verten liggen als biddende voorover. - Blz. 564, reg. 1 v.b. en vlg. En welke weifelende geest. Tot en met vertwijfelen in reg. 5 v.b. gaaf afschrift, rest daaraan voorafgaande lezing. In later weer opgegeven schikking volgde dit gedicht op Uw voeten zijn. - Blz. 564, reg. 12 v.b. vroeger in gaping: het donkere. - Reg. 14 v.b. vroeger in gaping: de liefdenood, het enz. - Reg. 17 v.b. bedoelen potl. - Reg. 9 v.o. vroeger in gaping hun aller. - Reg. 5 v.o. lichtend door poren in potl. Vroeger: die loerde en doorscheen door de poren - Reg. 4 en 3 v.o. vroeger: tot deze capiteusen wijn waarvan wij nimmer nuchter zijn. Vroeger ontwerp voor variant van de voorafgaande passage:
waar stond de stoel, waaraan zij ontsprongen
en dan, waarheen, waarheen geleid
naar welke evening gericht
in deze mijne wereld, enz.
- Blz. 565, reg. 2 v.o. teeken var. raadselteeken. Blz. 566-8 zijn schetsen of ontwerpen met varianten tussen en bij verzen en
| |
| |
fragm. van ‘Oostersch II’ en ‘III’. - Blz. 566, reg. 6 v.b. gewekte niet gewiekte. - Blz. 567. reg. 5 en 6 v.b. (naar Homèros) uit latere afdeling. - Blz. 569, los blaadje in het boek waaruit veel van ‘Oostersch III’ bewerkt is. - Reg. 2 v.b. var. die altijd met een voos (dom) en bestudeerd. - Reg. 4 v.b. ook zelf var. dan nog. - Bez. 570 a: zie aant. bij Zij stond en oliede, blz. 548 en bij En Asrafel, blz. 551.
Er zijn meer dan vijfentwintig jaren verlopen, sinds ik de eerste druk van de ‘Verzamelde Verzen’ van J.H. Leopold afsloot. Nu ik het deze tweede doe, heb ik aan de voorafgaande beschouwingen slechts weinig toe te voegen.
In de eerste plaats is dit de ietwat andere opvolging der verzen, nu ik besloten had, dat tezamen al die verzen afzonderlijk gedrukt zouden worden, die in de vorige druk tussen de talloze andere schetsen en fragmenten in gegeven waren. Men vindt deze Verzen en Fragmenten, nu onmiddellijk als tweede deel volgend op het eerste deel daarvan, die de dichter in blauw omslag alreeds voor de bundel klaargelegd had.
Op deze ‘Gemengde Verzen’ volgen nu, eerst de ‘Schetsen en Fragmenten’, daarna de afdeling ‘Oostersch IV’, die zelf weer uit drie delen bestaat. Afdeling I bevat die verzen die, als ‘Oostersch I’, met enige zekerheid verbeeldingen van voornamelijk des dichters eigen zieleleven zijn. De verzen van Afdeling II daar tegenover zijn veel duidelijker als bewerkingen of vertalingen te onderscheiden. Afdeling III, ten slotte, bevat goeddeels de verzen, die tot dezelfde soort als Afdeling II behoren, maar in veel fragmentarischer staat verkeren.
In de tweede plaats is dit de kleine groep gedichten en fragmenten, die mij niet samen met de hele hoeveelheid van Leopold's literaire nalatenschap overhandigd is, en mij na het over- | |
| |
lijden van zijn neef, Mr R.I. Leopold, ter hand gesteld werd. Klaarblijkelijk is een groepje papieren uit een der enveloppen gegleden en achter de boeken geraakt, waar zij eerst na Mr Leopold's dood teruggevonden zijn. De ene helft vindt men van Blz. 263 tot 273 van de ‘ Gemengde Verzen’, de andere helft als Reeks XIV der ‘Schetsen en Fragmenten’.
Ten derde. Nog drie dingen wil ik hier opmerken. De éerste Reeks VIII moet Reeks VII luiden. - Blz. 309 (Is het wel niet) is nú geheel als afzonderlijk gedicht gedrukt, maar het staat op éen bladzij, het eerste woord met hoofdletters, op het papier, waarop blz. 283 (In dezen tuin) begint. In de vorige uitgave (blz. 175, No. 6) gaf ik hen als éen, alleen door de hoofdletters (IK) van het tweede gescheiden gedicht. Het is beter, die lezing in zoverre te handhaven, dat de twee gedichten elkander onmiddellijk volgen. - De op bladzij 306, 307 en 308 gedrukte verzen vormen tezamen een en het zelfde gedicht. In duizend, achteraf gedrukte exemplaren van deze uitgave zal men deze wijzigingen aangebracht vinden. |
|