Verzameld werk (2 delen)
(1951-1952)–J.H. Leopold– Auteursrecht onbekend
[pagina 276]
| |
Van Hem, wiens knieën kruiselings omvat
Door slangenknoop roerloos zijn vastgebonden,
Die de adem binnenhoudend zijn gedachten
Tot stilstand brengt en stremt de lijfsorganen,
Die in zich zelven ziend het groote Zelf
Ontdaan van daden, ziet in wezenheid,
Van Çiwa zij het heilige gepeins,
dat door gestaag aanschouwen van het Niet
zinkt in de wereldziel, zijn stille ernst
en aandacht zij u gunstig en genadig!
Genoeg van dit alles; het zou het geduld maar op de proef stellen. En dus, - ik maak mijn buiging voor het geëerde publiek en doe het weten, dat wij van zins zijn een tooneelspel op te voeren, dat Vasantaséna heet, of Het Leemen Wagentje.
De dichter van dit schouwspel, met een gang
als een getorende oorlogsolifant,
met een gelaat als maneschijn, met oogen
scherpzichtig als de helle vogelblik,
statig van wezen, ondoorgrondelijk
van wijsheid, opperste van de Brahmanen,
was Çúdraka geheeten en zijn naam
was wijdvermaard als Koning en als dichter.
De Veda's kende hij, de minnekunst,
getallenleer, dressuur van olifanten,
allerlei wetenschap; belust op krijg,
heet op den slag en dorstend naar den vijand
en tevens met een schat van boetedoening
| |
[pagina 277]
| |
verrijkt en meer dan menschelijke macht:
aldus was Çúdraka. Aan honderd jaren
voegde zijn levensloop tien dagen toe,
toen ging hij in ten vure op den stapel.
En dit vertoont hij u in zijn gedicht:
een koopman, Carudátta, arm geworden,
Brahmaan van afkomst, leeft in Ujjajíni;
in hem verlieft een jonge bajadere,
der lente petekind, Vasantaséna.
Hun beider lot, geluk en tegenspoed,
een net van listen, onvolkomenheid
van menschenrechtspraak, valschheid van de booze
en hoe ten slotte komt, wat komen moet,
dat toont u thans de Koning, Çúdraka!
|
|