4. De verbreiding
Over de verbreiding van de Souterliedekens behoeft weinig gezegd te worden: Scheurleer's Bibliographie vermeldt tussen 1540 en 1613 niet minder dan 33 uitgaven, waarvan er 9 op het jaar 1540 staan. Het is wel zeker dat deze negen niet alle uit het eerste jaar van verschijnen stammen, maar uit de jaren tussen 1540 en '45. In die eerste jaren moet dus de vraag naar de psalmbundel wel zeer groot geweest zijn, moet hij ‘in een behoefte hebben voorzien’. Hij moet het vrome volk hebben aangesproken door zijn inhoud allereerst, bekoord hebben door de ‘middelmatigheid’ van voorstelling en gevoel, maar ook door de vorm: het vers en zijn taal.
Tot in de 17e eeuw worden de psalmen van Van Zuylen van Nijevelt gebruikt als melodieaanduidingen, in geestelijke en in wereldlijke liedboeken. Een tweede bewijs van populariteit.
Maar lang niet alle exemplaren der talrijke edities zullen gekocht zijn door vrome Doopsgezinden en verwante zielen. Ik stel me voor dat menig wereldsgezind jonkman zich het psalmboek heeft aangeschaft om de melodieën bij de hand te hebben, die zijn Antwerps, Hoorns of Kampens liedboek hem niet in druk voorlegde. Men mag zich zelfs afvragen of in de tweede helft van de eeuw niet juist daarin het succes van de uitgave heeft gelegen!