Vele geleerden hebben mij op mijn verzoek nuttige inlichtingen verschaft. Hun namen vindt men ter bepaalder plaatse in mijn boek met erkentelijkheid vermeld. Hier moet ik evenwel in het bijzonder noemen prof. dr. C.C. de Bruin te Leiden, wiens jarenlange vriendschap mijn leven heeft verrijkt, en ds. J.F.N. van Harrevelt, te Niekerk, die mij, toen hij Verbi Divini Minister te Heinenoord was, in de geheimen van de hymnobibliografie inwijdde en mij later een gedeelte van zijn kostelijke bibliotheek aanbood.
Talloze bibliothecarissen hebben mij gewichtige diensten bewezen, het meest wellicht de heren dr. A.J. de Mooy, onderbiliothecaris van de K.B. te Den Haag, en dr. U. Stuyck, professorhoofdbibliothecaris van de U.B. te Gent, door mij bij herhaling kostbare exemplaren toe te zenden.
Eenzelfde opmerking geldt de antiquariaten Rosenthal te Hilversum, en Van Gendt te Blaricum, die mij ook verplichtten door hun geregelde aanbiedingen van boeken op mijn speciale studieterrein.
Bestuur en Curatorium van mijn school ben ik zeer erkentelijk voor de toekenning van studieverlof gedurende zeven maanden; mijn rector, dr. J. Karsemeijer, voor zijn cordiale medewerking in deze. Enige collega's boden mij zeer gewaardeerde hulp.
De Nederlandse Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek ben ik veel dank verschuldigd voor haar veelvuldige financiële steun.
Mijn vrouw heeft zich in de jaren van mijn studie, maar vooral tijdens het samenstellen van mijn proefschrift, een ware ‘Druck-ghenoot en Kruys-heldin’ betoond. Zonder haar nimmer aflatende interesse in mijn werk zou dit boek niet tot stand gekomen zijn. Gedachtig aan de vele offers die zij bracht, worde dan ook haar en mijn kinderen mijn boek in liefdevolle dankbaarheid opgedragen.