Zeemansliedtjens(1852)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Bram Wimpel. Bram Wimpel, het bootsmansmaatjen, Een ventjen, dat klinkt als een klok, Houdt veel van zijn land, van zijn Kaatjen, En houdt... en houdt ook van een slok. ‘De waereld,’ zegt Bram; - ‘laat eens kijken, 'k Geloof niet, dat ik er om jok - Laat best by een zee zich gelijken: En 't roer en kompas is een slok. Een slok is ons bakboord en stuurboord, En marszeil en bramzeil en fok: Zoo gaan wy gerust op den duur voort: Ons roer en kompas is een slok.’ [pagina 58] [p. 58] ‘Laat bruischen en schuimen de baren, Een slok stelt het hart weêr gerust. Een slok - en wy zijn van gevaren, Van kogels noch branders bewust. Ik lach met den afschaffingspreêker, Maar voed jegends hem toch geen wrok. Hy drink het my toe met den beker, Ik drink het hem toe met een slok. Een slok, enz.’ Bram Wimpel, hoe trouw aan zijn glaasjen, Was immer de kloekste in den strijd: Hy vocht voor zijn land als een baasjen, En minde zijn Kaatjen altijd. Zijn Kaatjenlief speelde in zijn zinnen, Waarheen en hoever hy ook trok; Maar hoe hy haar teeder bleef minnen, Nooit was hy ontrouw aan zijn slok. Een slok, enz. Vorige Volgende