Zeemansliedtjens(1852)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Een tragische avontuur. 'k Zwoer Klaartjen van Saardam mijn trouw, En vroeg of zy woû zijn mijn vrouw: Mijn min had haar, zoo 't scheen, bekoord: Zy gaf - maar brak al ras haar woord: Gelijk je straks wel nader hoort. 'k Had splint op zak in overvloed En kocht haar fluks een mooien hoed; Maar och! zy had niets goeds bedoeld: [pagina 54] [p. 54] Mijn beurs werd plat, haar min verkoeld: 't Was eigenbaat, gelijk je voelt. Nu kwam Krijn Janszen uit de West, 'k Zei eerst, ik domkop: ‘nu dat 's best.’ Maar och! zijn komst bracht me in 't verdriet. Hy zong by Klaartjen 'tzelfde lied, En 'k liep er in, gelijk je ziet. Is 't wonder, dat ik werd als dol, Toen zy met Krijn ging aan de rol, En ik haar opschik had betaald. Maar 'k heb mijn leed op hem verhaald, Gelijk je daad'lijk wordt vertaald. Ik riep Krijn Janszen uit voor 't mes, 'k Gaf hem een pruim - en toen zijn les. Ik stak hem dood - hetgeen my speet, En later zelven bracht in 't leed; Maar wraak is zoet, gelijk je weet. [pagina 55] [p. 55] Daar maakte my een spook bevreesd, En zei: ‘ik ben Krijn Janszens geest.’ ‘Wel!’ zei ik: ‘dat is wonder raar.’ 'k Was eerst wat bang, maar straks weêr klaar, Gelijk je daad'lijk wordt gewaar.’ ‘'k Leg,’ zei het spooksel, ‘in mijn kist,’ 'k Zei: ‘vriend! je hebt je vast vergist, Hoe kom je hier dan, beste maat?’ - ‘Zwijg,’ zei hy: ‘'k ben vergiftig kwaad, Gelijk je zeker wel verstaat. ‘Ik kom hier slechts tot jou torment.’ 'k Zei: ‘maak gaauw aan jou preek een end, Of - 'k voel my weêr op nieuw gesterkt - Jou rug wordt met dit touw bewerkt, Gelijk je straks wel beter merkt.’ - Met vloog zijn hemd af, in een hoek: 'k Herkende Krijns geruiten broek. [pagina 56] [p. 56] Hy was niet dood, neen ver van dat: 'k Geloof, hy nooit zoo smaak'lijk at: En nu is 't uit, gelijk je vat. Vorige Volgende