De vermakelijke spraakkunst
(1865)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 137]
| |
over Spraakkunst schrijft, is er eene aanmerking, die wij toch niet mogen terughouden, te minder, dewijl zij aan ons onderwijs niet vreemd kan geächt worden. Bijna ieder tusschenwerpsel heeft een groot verschil van beteekenis, naarmate van de gelegenheid, bij welke, en den toon, waarop het wordt uitgesproken. Het onloochenbare dezer stelling willen wij aantoonen met eenige voorbeelden, en wij hadden wel gewenscht, aan deze laatsten nog eenige meerdere duidelijkheid bij te zetten door de woorden op noten te stellen, doch, toen wij 't beproefden, zagen wij in, dat ook deze nog onvermogend waren om de gevorderde stemwijzigingen naauwkeurig aan te duiden. Wij hopen alzoo, dat de oplettende lezer zelf het ontbrekende verhelpen zal. Hetgeen hier volgt is bestemd om overluid gelezen, en, bij schoolonderwijs, behoort het tusschenwerpsel, telkens, met den eigenaardigen klemtoon, door de geheele klasse herhaald te worden. Wij kiezen het tusschenwerpsel och uit, om als staaltje bij deze leermethode te dienen: - ‘Ik zelje leeren, jou luie rekel! ik zelje....’ ‘Och Baas! assieblief niet Baas! och! och!’ - - ‘Ik heb de grootste achting voor u, mijn Heer! maar, wat liefde betreft....’ ‘Och Mathilda!’ - - ‘Ik zeg, Jan, he' 'k gelijk, of niet?’ ‘Och!’ - - ‘Onze dominee heeft de mazelen.’ ‘Och?’ - - ‘De metallieken komen lager af.’ ‘Och?’ - - ‘Je hebt je op een zeer aardige wijze uit die netelige zaak gered.’ ‘Och!’ - - ‘Houdt mijn Heer veel van poezij?’ | |
[pagina 138]
| |
‘Och!’ - - ‘De menschen mogen zeggen wat zij willen; naar onze meening behoort ieder rechtschapen burger het equivalent als een zeer billijke belasting aan te merken.’ ‘Och! och!’ Dewijl er geen regel of orde bestaat, die ons dwingt, ons langer op het gebied der Syntaxis op te houden, zullen wij maar overstappen op dat der Prosodie, waar wij 't een en ander te zeggen zullen hebben, niet alleen over regels, maar ook over maten - en misschien wel over regelmaat. |
|