Vierde hoofdstuk.
Zegels en merken.
Dit hoofdstuk kan zeer kort zijn. Over figuren, aan Stedezegels ontleend, die als windwijzers dienen, is reeds gesprokenGa naar voetnoot1). Volledige stedezegels in hun eigenaardigen vorm zagen wij als uithangteekens nooit: - immers dan werden ze omgewerkt tot een wapenschild, en als 't zoogenaamde oude wapen der stad ten toon gesteldGa naar voetnoot2).
Wel vonden wij een enkele maal een kerkelijk zegel, in zijn eigen vorm met een randschrift, als uithangteeken. Aan den gevel der Schotsche Zendingskerk te Amsterdam hangt het ronde kerkzegel uit; het brandende braambosch met het omschrift: Nec tamen consumebatur, Exod. III vs. 2.
Onder de merken zijn de beroemdste geweest die der Oost- en West-indische Compagnie, die in de gevels en boven de poorten van alle gebouwen pronkten, welke aan die Maatschappijen behoorden, en nog hier en daar zijn overgebleven. Wij hebben er in 't vorige Boek op gewezenGa naar voetnoot3) en voegen er hier nog bij, dat het merk der Oostindische Compagnie nog dikwijls voorkomt op de koffiebaaltjes, die bij kruideniers uithangen. Zoo taai zijn de traditioneele voorstellingen. Al is de Compagnie reeds meer dan zeventig jaren dood, toch moet zij den kruidenier nog altijd zijn koffie leveren!
Huismerken vindt men vooral in 't Noorden, schoon ze in de middeleeuwen ook bij ons in gebruik waren en er mogelijk, ten platten lande, nog enkelen te vinden zijn. 't Waren oorspronkelijk runen, vermoedelijk tooverspreuken; maar de beteekenis is niet meer te ontcijferen. Zij stonden, en staan in 't Noorden nog, aan den gevel of op de deurpost.
Uit de huismerken zijn de koopmansmerken voortgesproten: deze worden op gevelsteenen nog dikwijls gezien; evenwel niet als zelfstandige uithangteekens, maar almede op balen en vaten, in allerlei vormen.