| |
| |
| |
Aantekeningen
De aantekeningen worden telkens voorafgegaan door het paginanummer en het woord of de passage waarop de annotatie betrekking heeft. Voor het bronnengebruik door Van Lennep zie het Nawoord en de Lijst van geraadpleegde literatuur. Hieronder zijn doorgaans alleen de bronnen vermeld die door Van Lennep genoteerd zijn in de handschriften of in de ‘bescheiden’ daarbij (voorzien van de notitie VL). Voor de aangehaalde brieven van F.D. Fontein en de Aanmerkingen van W. Eekhoff zie het Nawoord.
pagina
7 | Motto: Wat baat... sit: dit motto heeft Van Lennep verzonnen. In Iets over citaten belijdt hij dat hij de regels aan Theodoor Rodenburg (1578-1644) ‘present’ had gedaan: ‘ik begreep, dat niemand zich de ontzettende moeite en de nog ontzettender verveeling zou getroosten om in zijn bundel onleesbare en ellenlange treur- en blijspelen om te snuffelen of hij er die regels in vinden mocht’ (p. 33). Als om het goed te maken heeft Van Lennep het motto van het laatste hoofdstuk ontleend aan een stuk van deze zeventiendeeeuwse toneelschrijver. |
9 | wedloop: paardenrace. |
| farotafels: faro is een kaartspel, zo genoemd omdat oorspronkelijk op een van de kaarten de farao uit het verhaal van Josef stond afgebeeld. |
| de opvoering der Juive te Parijs: Le Juive, een spektakelopera van Fromental-Halévy, werd voor het eerst opgevoerd op 2 februari 1835 in Parijs. De librettist, Eugène Scribe, beheerste tussen 1820 en 1850 de Franse theaterwereld met melodrama's, blijspelen, vaudevilles en libretto's. |
| onbescheid: inhaligheid. |
| Pompeji: met de opgraving van dit door een eruptie van de Vesuvius (29 n.Chr.) bedolven stadje was in 1748 begonnen. |
| wijde mouwen: rond 1835 was de ‘schapenpootmouw’ een actueel modeverschijnsel: een zeer wijde pofmouw opgevuld met kussentjes of stalen veren. |
| |
| |
10 | staathuishoudkundige: econoom. |
| onze oude kennis Robinson... op te rakelen: de titelheld uit de roman Robinson Crusoe (1719) van Daniel Defoe vindt tijdens een van zijn verken-ningstochten op zijn eiland een uitgedoofd vuur van kannibalen, waarin hij menselijke overblijfselen aantreft (ed. Ross 1965, p. 172.). |
| eene echt Friesche begrafenis: een dergelijke begrafenis wordt beschreven in Van Lenneps reisdagboek: eerst de mannen, één voor één, dan de vrou-wen, de eerste met een hoepelhoed waarover een zwarte sluier, daarachter de andere vrouwen, helemaal bedekt met zwarte sluiers (Lopen met Van Lennep 2000, p. 74). |
| het harde... rondgezonden: de zogenaamde ‘leedbollen’ (waaronder krentenbrood) werden gegeten op het begrafenismaal (het ‘leed’); de restanten werden verdeeld onder de armen, maar ook onder vrienden en buren. |
| den rijken schat... opleveren: de koorbanken in de uit de vijftiende eeuw daterende Martinikerk of ‘Oldehof’ in Bolsward zijn voorzien van houtsnijwerk met voorstellingen uit de Bijbel en uit heiligenlevens, maar ook van spreekwoorden, mensentypen en gedrochtelijke dieren. |
| penningmagazijnen: tijdschriften die het Engelse Penny-magazine navolgden en waarin gevarieerde lectuur voor een breed publiek werd aangeboden; het eerste, Nederlandsch Magazijn ter verspreiding van Algemeene en Nuttige Kundigheden, verscheen in 1834. |
| dat de gaspijpen... bederven: in Bolsward werd pas in 1862 een gasfabriek gebouwd, terwijl in Amsterdam de lantaarns al vanaf 1823 door gas verlicht werden. |
| de kerkvoogden... dichtspijkeren: nadat in de Martinikerk in 1580 een beeldenstorm had gewoed, werd de kerk in 1623 gerestaureerd ten behoeve van de hervormde eredienst. Van de koorbanken heeft men kerkvoogden-banken gemaakt, die voorzien werden van een laag groene verf. |
| de vijf en negentigers: de Fransgezinde Patriotten die in 1795, om de herinnering aan het vorige bewind uit te wissen, familiewapens en zerken hadden vernield, onder andere het praalgraf van de vestingbouwer Menno van Coehoorn (Lopen met Van Lennep 2000, p. 58). Voor de beschadigingen van de familiegraven in de Martinikerk waren echter de beeldenstormers verantwoordelijk. |
11 | de voormalige gedaante der zeekust: het ontstaan van de Zuiderzee als gevolg van de talloze watervloeden die het vasteland tussen
|
| |
| |
|
Noord-Holland en Friesland hadden weggespoeld, heeft aanleiding gegeven tot heel wat speculaties omtrent de voormalige kustlijn. De zandbanken die Willem on-derscheidt herinneren aan het verdronken Kreilerbos tussen Enkhuizen, Texel en Stavoren. |
| eene bijzondere kamer: een kamer apart. |
| den publieken haard: de haard in de gemeenschappelijke gelagkamer. |
| gezellig onderhoud: sociaal verkeer. |
| baai: tabak. |
| Videamus!: laten we eens kijken! |
| Galamadammen: een gehucht ten zuidoosten van Koudum, op de scheiding tussen het meertje Morra en de Oorden (nu Fluessen), waar een doorgang voor de scheepvaart was gegraven. Aanvankelijk werd het wegverkeer per schouw overgezet: het tolrecht (tarief) behoorde ‘ten eeuwigen dage’ aan Lealius van Lyklama; in 1723 legde men de Galamadammensluis aan. Bij het voormalige veer vond men een buitenplaats en een drukbezochte herberg, waar velen meervis kwamen eten. In 1836 werd de sluis verbreed en voorzien van een draaibrug. Bij die gelegenheid werd de buiten-plaats afgebroken en de herberg verplaatst. |
12 | de Galamaas: het machtige geslacht Galama bezat diverse ‘staten’ in Gaasterland, onder andere bij het dorpje Mirns. |
| den driesten stroper... gaf: Galo Iges Galama kreeg rond 1190 ruzie met Graaf Floris ii, bijgenaamd ‘de Vette’, van Holland (1091-1122) over een partij wild in het sindsdien verdronken Kreilerbos, een geliefkoosd jachtterrein van de Hollandse graven (zie de aantekening bij p. 411). Hij doorstak daarbij de arm van Floris. |
| den wakkeren Vetkooper Ige: de politieke geschiedenis van Friesland wordt sterk bepaald door de partijstrijd tussen de Schieringers en Vetkopers, vermoedelijk ontstaan uit een twist tussen twee kloosterordes: de Cisterciënzers uit Oostergo (de Schieringers genaamd vanwege hun grauwe of ‘schiere’ kappen) en de Praemonstratenzers uit Westergo (de Vetkopers vanwege de veeteelt die zij bedreven). In de vijftiende eeuw behoorden Gale Galama en zijn zoons Igo, Douwe en Hartman tot deze laatste partij: Igo raakte in een gevecht bij Workum in 1492 dodelijk gewond (Winsemius 1622, fol. 114). Een andere door Van Lennep waarschijnlijk gebruikte bron beschrijft het ontstaan van de twisten uit een ruzie tijdens een gastmaal over de vraag wie de Siward (ceremoniemeester) mocht zijn. De betiteling ‘Schieringers’ wordt daar afgeleid van ‘schieraal’ (Baerdt van Sminia 1829, p. 8-9). |
| |
| |
| Het echte frije Friesche bloed: de omschrijving ‘frije Fries’ wordt al aangetroffen in een veertiende-eeuwse Latijnse bron en betekent daar: ‘niet onder feodale verhoudingen vallend’; later staat het begrip voor: ‘niet onder de landsheer vallend’, een recht dat door Karel de Grote in het zogenaamde ‘Karelsprivilege’ (een falsificatie uit de dertiende eeuw) zou zijn geschonken. |
13 | Triboulet: beroemde nar, eigenlijk Feurial geheten, aan het hof van de Franse vorsten Louis xi (1461-1483) en François i (1479-1536). Hij figureert in tal van literaire werken, waaronder Pantagruel van Rabelais en Le roi s'amuse van Victor Hugo. De aangehaalde uitspraak heb ik niet gevonden. |
| lepelblad: benaming van het plantengeslacht Cochlearia, waaruit sommige soorten gebruikt werden bij scheurbuik of tandvliesontsteking. |
| mastik: hars van de boom pistacia lentiscus met een genezende werking. |
| magnesia: magnesiumoxyde, een zacht purgeermiddel. |
| harntje rys: Friese benaming voor rumex hydrolapathum, oever- of waterzuring, waarvan de bladeren in aftreksel tot mondspoeling bij scheurbuik werden gebruikt. |
| Probatum est!: dat heeft zijn geschiktheid bewezen! |
| de herba brittannica... toeschrijft: Plinius de Oudere (Gaius Plinius Secundus, 23-79) schreef de zeer invloedrijke Naturalis historia, een encyclopedisch werk in zevenendertig boeken. Hij beschrijft daarin hoe de aan scheurbuik lijdende Romeinen door de Friezen de herba britannica, oftewel de waterzuring, als remedie aangewezen kregen (ed. Rackham 1963, dl. 7, p. 20). |
| dat er op een dorp... genaamd: door de Schieringer monniken van het klooster bij Hemelum werd een versterking (‘spiker’) gebouwd tegen de Galama's. |
| haec lippis et tonsoribus nota: ziehier de aard van kappers (dat wil zeggen: breedsprakig). |
| de Abt... tiden: in 1480 kreeg Abt Agge van Hemelum een conflict met Igo Galama en diens broers Hartman en Douwe. De ‘wakkere vetkoper Ige’ had bezittingen van het klooster onteigend, waarop de abt hem in de ban deed. Bij het daaropvolgende succesvolle beleg van de versterking kreeg Galama militaire steun van de Hollandse graaf Jan van Egmond en de Vetkoper Juw Juwinga. Igo maakte de ‘spiker’ met de grond gelijk en haalde er de kostbaarheden uit. Zijn jongste broer Douwe (bezitter van een
|
| |
| |
|
Galamastate onder Akkrum in Gaasterland) verzette zich later tegen het bestuur van Albrecht van Saksen en werd in 1500 onthoofd. |
| pondematen: een pondenmaat is een vlaktemaat ter aanduiding van zesendertig are. |
| alles in had: alles binnen had. |
14 | Sint Odulf... Staveren: dit klooster, omstreeks 830 gesticht door de Heilige Odulfus van Oirschot, stond op een terp, vlakbij de havenmond van Staveren ten westen van de oude stad. In de veertiende eeuw werd de strijd tegen het water steeds hopelozer: in 1430 was er nog een kapel te zien, in de zeventiende eeuw kwamen de brokstukken alleen nog bij laag water boven. De monniken waren in 1415 naar een gebouw in de stad verhuisd. Als gevolg van een brand die half Staveren verwoestte (1420) kwam dit plotsklaps buiten de stad te staan. Om die reden is het klooster een paar jaar later verhuisd naar Hemelum, waar het betrokken raakte bij de strijd tussen Schieringers en Vetkopers. |
| verbruukt: opgebruikt voor allerlei huishoudelijke doeleinden. |
| Quis talia... a lachrymis?: wie zou bij het verhalen van zoiets zijn tranen kunnen bedwingen? (Vergilius, Aeneis 2, r. 6-8). |
15 | Thesaurus... excercente: schat der gezondheid, in gebruik bij de eerbiedwaardige abdij onder bescherming van de Heilige Odulfus, verzameld door Occo van Warns, in datzelfde klooster de medische, chirurgische en verloskundige wetenschappen praktiserend. |
| vermits: omdat. |
| een onbepaald geloof: een onbegrensd geloof. |
| sympathetische krachten: krachten die stoffen of zaken op elkaar uitoefenen vanwege hun veronderstelde onderlinge verwantschap. |
| Volcardus Abbas: Folkert, van 1323 tot 1359 abt van het Sint-Odulfsklooster, sloot in 1320 en 1326 verdragen met de Hollanders en voerde in 1356 nog diplomatiek overleg met de graaf van Holland. Van 1359-1368 was hij wijbisschop van Utrecht. Hij stierf in 1386. |
16 | karbonkels: rode edelstenen, waaraan een geneeskrachtige werking werd toegeschreven. |
| overluid: hardop. |
| Hic... negotiorum: Hier begint het verhaal van de gedenkwaardige overwinning die de Friezen behaalden op de Hollanders, maar ook over andere zaken die het waard zijn altijd in gedachtenis te blijven. |
| |
| |
| niet zoodra: amper. |
| devisen: spreuken of rijmpjes, die op de verpakking van in het bijzonder ulevellen staan. |
| accessorium: bijzaak. |
| de fantastische schildering... aanbiedt: de overdreven schildering van uitzonderlijke personages werd de buitenlandse, in het bijzonder de Franse Romantiek vaak nagedragen. |
18 | Motto: Joost van den Vondel (1587-1679), Inwydinghe van 't stadthuis t'Amsterdam (1665), r. 136-144. In: Werken vi, p. 665. |
| wat de nootdruft eischt: wat er verder nog maar aan levensbehoeften bestaat. |
| schappra: voorraadkast. |
| 't zij... aanduidt: voor de etymologieën van de naam Haarlem heeft Van Lennep waarschijnlijk gebruik gemaakt van Van Oosten de Bruyn 1765, waar precies dezelfde reeks mogelijke herkomsten wordt vermeld (p. 6-15). |
| Boxhorn: Marcus Zuerius Boxhorn (1612-1653) schreef een beroemde stedengeschiedenis, uit het Latijn vertaald door Gerardus Bardeloos als Tonneel, ofte beschrijvinghe des landts ende steden van Hollandt ende West-Vrieslandt. Leiden 1634. |
| Herulen: Germaans volk dat woonde of zwierf in een groot gebied van de Noordzee tot de Zwarte Zee. |
| Langendijk: de dichter en schilder Pieter Langendijk (1683-1756) werd in 1749 uit welwillendheid benoemd tot stadshistorieschrijver van Haarlem. Zijn stadsgeschiedenis is nooit uitgegeven, maar Van Oosten de Bruyn gebruikte het handschrift voor zijn beschrijving. |
| Hariald: eerste christelijke koning van Denemarken (935-985). |
| Lem: vermeende Friese koning of, zoals een andere apocriefe theorie luidt, de zoon van een burggraaf van Leiden, Willem of Lem geheten, die door de volksstam der Wilten tot koning gekozen zou zijn. |
19 | beroemde lakenweverijen: de lakenhandel heeft vanouds zeer gebloeid in Haarlem. |
| het verkoopen van vreemd bier: naast de lakenweverijen vormden de bierbrouwerijen een tweede bron van Haarlems welvaart. Volgens een handvest van Willem van Beieren uit 1351 waren verkoop en gebruik van vreemd bier in Kennemerland, West-Friesland en Waterland (met uitzondering van Amsterdam) verboden op straffe van een geldboete; zijn broer hertog Albrecht stelde in
|
| |
| |
|
1387 door geheel Holland de verkoop van in het bijzonder Amersfoorts bier op een boete van drie ponden. |
| Koning Willem: Graaf Willem ii van Holland en Zeeland (1228-1256), vanaf 1248 Rooms-Koning (vorst die tot opvolger van de keizer gekozen is), werd waarschijnlijk in Haarlem geboren. Hij schonk de stad haar eerste twee handvesten met privileges op 23 november 1245. |
| Willem van Henegouwen: Graaf Willem iii (1287-1337). Na het uitsterven van het Hollandse gravenhuis waren Holland en Zeeland in het bezit gekomen van het Henegouwse huis van Avesnes. |
| de regering des zoons van dezen Vorst: Graaf Willem iv van Avesnes (circa 1318-1345), Graaf van Henegouwen (als zodanig Willem ii), Holland en Zeeland, volgde Willem de Goede in 1337 op. |
| waarop... bestrijden: in april en mei 1343 reisde Willem iv naar Granada om de Moren te bevechten, in augustus streed hij in Cyprus en vervolgens in het Heilige Land. Op de terugweg van deze tocht ging hij naar Pruisen om als bondgenoot van de Duitse Orde (voor de tweede maal) oorlog te voeren met de Litouwers. In april 1344 keerde hij terug in Holland, waarna hij in de winter van 1345 wederom naar Pruisen trok op kruistocht. Van Lennep combineert dus twee van de drie Pruisische veldtochten. |
| luisterrijke spelen: Willem iv had de reputatie van een groot toernooiganger. Na terugkomst van zijn expeditie tegen de Litouwers in 1344 schreef hij een toernooi uit in Den Haag, dat duurde van 25 tot 29 april en waarvan de pracht en praal volgens de kroniekschrijvers epochemakend waren (Bilderdijk 1833 iii, p. 118-119). Bilderdijk voegt vervolgens toe dat een dergelijk steekspel het jaar daarop in Haarlem werd gehouden. Ook De Jonge, door Bilderdijk waarschijnlijk als bron gebruikt, laat een beschrijving van het vermaarde toernooi in Den Haag volgen door een verwijzing naar een dergelijk spel in Haarlem (De Jonge 1817, p. 35-36). |
20 | opgezetenen: bewoners van het platteland, die, anders dan de ingezetenen (de poorters), buiten de stadsmuur woonden. |
| waren niet achterlijk: bleven niet achter. |
| mysteriën: geestelijke toneelspelen uit de Middeleeuwen, opgevoerd op kerkelijke feestdagen. |
| verlegenheid: nood. |
21 | fabriekzalen: werkplaatsen. |
| Die rivier... grens: Haarlem is gegroeid rond een centraal punt, 't Zand (thans Grote Markt); de oude stad werd begrensd door het
|
| |
| |
|
Sparen (Spaarne). Tussen 1333 en 1335 heeft men de stad naar de kant van het Spaarne uitgebreid en de overzijde van de rivier bij haar gebied opgenomen. |
| vliegend leger: ambulant leger. |
| ‘de vernielende krijgsgod’: Mars, de Romeinse god van de oorlog. |
| paviljoen: (leger)tent |
| meede: sterke drank waarvoor honing werd gebruikt. |
| klareijt: drank, gemaakt van wijn, honing en een aftreksel van kruiden. |
| sedewaerswijn: wijn met wormkruid. |
| malvezije: zuidelijke, meestal zoete wijn. Voor de benaming van deze dranken heeft Van Lennep gebruik gemaakt van Van Hasselt 1805, p. 165 (VL). |
22 | platgeboomde aken: aken met een platte bodem. |
| warmoes: groenten. |
| den Houte: de Haarlemmerhout, aan de westzijde van de stad. De bosstreek tussen Bergen en Noordwijkerhout werd in 889 door de landsheer aan de Hollandse graven in beheer en later (985) in eigendom gegeven. Een deel ervan wordt in 1120 reeds vermeld als ‘Haarlemmerwalde’. Floris v liet er het jachthuis Vogelenzang bouwen. Aanvankelijk konden de omwonenden er vrij hun vee weiden, maar vanaf 1330 werd de Hout met een hek omheind en werd dit weiderecht slechts aan enkele families verleend. |
| den derden maandag in Augustus: de traditie om op Hartjesdag, de maandag na 15 augustus, vrijelijk met stokken jacht te maken op de herten in De Hout, bleef tot in de zeventiende eeuw gehandhaafd. |
23 | Brouwerskolk: een water in Kennemerland, gegraven in de duinrand ten behoeve van de bierbrouwerijen in Haarlem en met deze stad verbonden door de Brouwersvaart. |
| den Blinkert: een hoog duin tussen Zandvoort en Haarlem, dat zijn naam zou ontlenen aan de blikkerende wapenrusting van Witte van Haemstede, toen deze in 1304 de Vlaamse troepen verdreef. Zie ook de aantekening bij p. 43. |
24 | Motto: Lucas Rotgans (1654-1710), Boerekermis. Amsterdam 1708. Eerste deel, p. 109-110. |
| flerezijn: jicht. |
| Hazepatersveld: open terrein ten noordwesten van de Haarlemmerhout. |
| |
| |
| saai: lichte, gekeperde wollen stof. |
25 | bruingerooste: bruinverbrande. |
| vliegende apotheek: draagbare apotheek. |
| de Duitsche taal: het ‘diets’ als aanduiding van het Nederlands. |
| hansworst: potsenmaker; van oorsprong Hans Wurst, een kluchtige figuur uit het Duitse toneel. |
| hoozen: beenbedekking. |
| wijnmoer. droesem van wijn. |
26 | alwillens dwaas: iemand die opzettelijk dwaas doet. Op p. 161 blijkt deze nar ‘Daamken’ te heten. Vermoedelijk heeft een stukje van Van Hasselt Van Lennep op het idee van deze naam gebracht. Daarin wordt namelijk een Utrechtse rekening getranscribeerd betreffende materiaal en maakloon voor het kostuum van ene ‘Daemken, al willens dwaas’: zwarte en rode stof voor wambuis, hozen en kap, alsmede ‘bellen ende spiegelen’ (Van Hasselt 1807 i, p. 282.). |
| hoogen tongval: een onhollands accent. |
| Barbanera: hij met de zwarte baard. |
| knapuiltjens: leugentjes. |
| het elixir longae vitae: het door alchemisten gezochte extract dat een lang leven, zo niet de onsterfelijkheid zou garanderen. |
| Karmelieter monnik: het oudste klooster in Haarlem was dat der ‘Geschoeide Karmelieten’ aan de Grote Houtstraat (1249); het was de eerste vestiging in Nederland van deze uit de buurt van de berg Karmel komende orde van heremieten. |
| Proost: voorzitter van een kapittel van kanunniken. |
27 | 't Secours: de hulp. |
| Benediktyner: de Aartsbisschop van Canterbury behoorde anno 1345 uiteraard tot de rooms-katholieke kerk, waarbinnen de benedictijners de oudste kloosterorde vormen. |
| het kerkhof der Joden op Bakenés: Bakenes is een stukje grond aan de noordoostzijde van Haarlem, dat begin veertiende eeuw bij de stad is getrokken. Het was een arme buurt, waar veel vissers woonden. Van een zich aldaar bevindend Jodenkerkhof heb ik geen spoor gevonden. |
| Juventa: een verzonnen heilige als beschermvrouwe van de jeugd. |
| des Heiligen Huybrechts: van Sint-Hubertus, patroon van de jacht. Van Lennep laat de personages zich doorgaans beroepen op toepasselijke heiligen. |
28 | twee aves en drie paters: twee ave maria's en drie paternosters. |
| |
| |
| karbonkels: vurige puisten als gevolg van overmatig drankgebruik. Zie ook p. 16. |
| kodde: knuppel. |
| magi: tovenaars. |
29 | aap... is: in Don Quichotte van Miguel de Cervantes (1547-1616) bezit de poppenspeler Meester Pedro een goed afgerichte aap, die volgens zijn baas tegen betaling kan waarzeggen (Cervantes 1997, dl. 2, p. 791). |
30 | Zijne kleeding... aanzien: tot en met de vijftiende eeuw bestond er geen Friese klederdracht. Toch is er al vroeg over typisch Fries geachte kleding geschreven. Afbeeldingen vindt men in het Huisboek van de Oostfriese Unico Manninga. Vergelijkbaar prachtige kledij tonen de afbeeldingen op de titelpagina van de kroniek van Ocko Scarlensis. Ook Winsemius geeft een beschrijving plus afbeeldingen. In de beschrijvingen van de vrouwenkleding wordt steeds gewag gemaakt van de zware zilveren of gouden gordels, van de vergulde spangen (strepen) op de rok, van de gouden of zilveren borstplaat en de doek die het hoofdhaar verborg (Winsemius 1622, fol. 149-151). |
| bonte muts: bontmuts. |
31 | een stuk van achten: muntstukken ter waarde van acht reaal. De waarde van de reaal verschilde sterk naar tijd en plaats. |
| 's Graven vrede: een door de gerechtelijke overheid opgelegd bestand: ‘Bij het ontstaan van twist in den stad vermogt de Schout 's Graaven vreede opleggen [...]. Die tegen deezen vreede aanging was verschuldigd aan den Graaf te betaalen tien ponden, en aan den beledigden gelijke tien ponden’ (Handvesten 1751, p. 11) (VL). |
| het Privilegie van Koning Willem: Rooms-Koning Willem ii legde in 1245 op Sint-Clemensdag in twee handvesten de verschillende voorrechten, vrijheden en andere bepalingen vast voor de stad Haarlem en haar poorters. Een aantal van de in de roman voorkomende privileges is in deze handvesten terug te vinden; in andere heeft Van Lennep de burgerrechten naar zijn hand gezet. |
| art. 15 van het Privilegie: ‘Die een mes droeg zouwde zulks den Graave beteren met tien ponden, die 't zelve in grammen moede mogte trekken, zouwde betaalen 15 ponden, die er iemand mede kwetste, zouwde zijne hand verliezen, die er iemand mee doodde zouwde gedood worden’ (Handvesten 1751, p. 11). |
32 | ‘In den stok met hem!’: ‘Naar de gevangenis met hem!’ |
| te ontweldigen: met geweld afpakken. |
| |
| |
33 | de Olderman: in Friese en Saksische landstreken de benaming van een overheidsvertegenwoordiger, bijvoorbeeld een rechter of een lid van de stadsregering. |
| de Schout: het hoofd van de politie. |
| maagdenroof: van maagdenroof als zodanig is in de privileges geen sprake; wel is er een bepaling over verkrachting opgenomen. |
34 | Motto: Joost van den Vondel, Palamedes of de vermoorde onnoozelheid, treurspel (1625). Eerste handel, r. 7. In: Werken ii, p. 363. |
| dorperheid: laagheid. |
| Zijne kleeding... bezaaid: zie de aantekening bij p. 30. In de beschrijving van Winsemius worden genoemd de eenvoudige hozen, de overrok en het wambuis, met gouden of zilveren haakjes gesloten, alsmede de schoenen met lange (omgebogen) punten (Winsemius 1622, fol. 149-151). |
| naar eene gewoonte... geschoren was: in de bul van Karel de Grote zou vermeld worden dat de Friezen die de ridderslag ontvingen hun haar tot boven de oren mochten afscheren: een teken van vrijheid en een voorrecht. In Van Lenneps bron (Van Heussen 1723 i, p. 90-91) wordt deze overlevering betwist, omdat in het algemeen juist lang haar een teken van waardigheid is (VL). |
35 | Jonker Seerp Adelen: zie de aantekeningen bij p. 44 en p. 52. |
| volgens art. ii: volgens dit artikel kon slechts een poorter getuigenis afleggen tegen een poorter. |
| Haarlemmer mug: scheldnaam voor de Haarlemmers; een ‘mug’ is een nietig persoon. |
| de stoutheid: de vermetelheid. |
| en alles... hant: Joost van den Vondel, Gysbrecht van Aemstel (1637). Vierde bedryf, r. 1109. In: Werken iii, p. 392. |
36 | lemmer: zwaard. |
37 | art. 16 van het Privil...: het strafbaar zijn van ‘rebellie’ komt niet voor in de handvesten; wel uiteraard het ingaan tegen ‘'s Graven vrede’ (zie de aantekening bij p. 31). |
| marktschrijver: ambtenaar, belast met de handhaving van de stedelijke verordeningen op de markt. |
| Ezekermunt: deze muntsoort heeft Van Lennep opgediept in Van Heussen 1723 (p. 25-26). Daar komt de Ezekermunt ter sprake in een schenkingsbrief uit ongeveer 1200 van de Utrechtse bisschop aan de abt van het klooster Bloemkamp: deze abt ontvangt het
|
| |
| |
|
vruchtgebruik van de kerkelijke bezittingen in het dorp Scharnum (Coudum) op voorwaarde dat de kerkvoogden van Utrecht ten eeuwigen dagen het jaargeld van ‘8 oncen Ezekermunt’ blijven ontvangen (VL). |
| de gijzeling: de gevangenis. |
38 | den meester: de dokter. |
| drie groot: zeveneneenhalve cent; een ‘groot’ was een muntstuk met een gemiddelde waarde van ongeveer een halve stuiver. |
| doch wie zoude... bekreunen?: maar wie maalt er om hun beloften? |
| bandelier: riem die dwars over de schouder wordt gedragen. |
39 | Koning Willem: zie de aantekening bij p. 31. |
| zijn Zoon Floris: Floris v (1254-1296), Graaf van Holland en zoon van Rooms-Koning Willem ii. |
| een vreemdeling: toen de zoon en erfgenaam van Floris v (Jan i) in 1299 stierf, werd Jan van Avesnes, graaf van Henegouwen, als Jan ii van Holland zijn opvolger. Daarmee verviel het bestuur van Holland aan ‘vreemdelingen’ uit het Henegouwse huis, te weten Jan ii, Willem de Goede en Willem iv. |
| de Vogelesang: rond 1280 liet Floris v in het bos Vogelenzang een jachtslot bouwen, dat allengs in verval raakte. In de zeventiende eeuw werd er een nieuw huis neergezet. Van de oorspronkelijke behuizing zijn geen afbeeldingen bewaard gebleven. |
| Jan van Beaumont: deze broer van Willem iii en dus oom van Willem iv stond bekend als de volmaakte ridder. Hij stierf in 1356. |
40 | Francesco della Scala: Francesco della Scala, genaamd ‘Can grande’ (1291-1329), was vice-curator van Verona. Hij is tweemaal gehuwd geweest, maar niet met een dochter uit het huis Di Salerno. |
41 | voedsterlingen: pleegkinderen. |
| hen... tot Ridders sloeg: het was mogelijk om niet-edelen vanwege hun militaire prestaties tot ridder te slaan (Van Heussen 1723 i, p. 508-511)(VL). |
| den mangel: het gebrek. |
| stoute: dappere. |
| oploopend: driftig. |
42 | uitgetogen: ontbloot. |
43 | de Vlamingen... waren geweest: Witte van Haemstede (circa 1280-1321), bastaardzoon van Floris v, werd in 129 beleend met de heerlijkheid Haemstede. Hij genoot als telg van het in juridische zin uitgestorven Hollandse huis een grote populariteit. Toen in 1304 de Vlamingen Holland en Zeeland binnendrongen wist hij
|
| |
| |
|
deze volgens de overlevering in de slag bij het Manpad met hulp van de Haarlemse burgerij te verslaan. |
| stip: strak. |
| hun stamregisters: volgens de overlevering in de Friese kronieken zouden drie eeuwen voor Christus de uit India verdreven broers Friso, Saxo en Bruno dienst genomen hebben in het leger van Alexander de Grote, om na diens dood te belanden in Friesland, aan de mond van de Vlie. Stavoren zou door hen gesticht zijn (genoemd naar de god Stavo, voor wie Friso een tempel bouwde op de plaats van de latere Sint-Nicolaaskerk). Bruno en Saxo trokken verder oostwaarts; Friso zou Friesland bedijkt hebben ten behoeve van de landbouw. |
44 | het recht van patronaat: de voogdij. |
| dezen of genen ouden Frieschen koning: Conovella, dochter van de legendarische Friese koning Adegild (gestorven in 739) trouwde met een telg uit de adellijke stam Adelbricum uit Sexbierum. Deze verwierf bij de gratie van de koning omvangrijke landerijen, op voorwaarde dat zijn talrijk nageslacht de naam Adelen zou aannemen. De familie Adelen zou dus in de vrouwelijke lijn van koninklijke afkomst zijn. Er zou, ter staving van dit verhaal, in het huis Adelen te Sexbierum een penning opgedolven zijn uit 739, geschonken door Bonifatius aan koning Gondobaldus, zoon van Adegild en broer van Conovella, de stammoeder der Adelens (Winsemius 1622, fol. 67); in Van Heussen 1723 (ii, p. 158-159) wordt getwijfeld aan de authenticiteit van deze penning, die met Romeinse cijfers gedateerd is: het Romeinse schrift zou in de achtste eeuw nog niet ingeburgerd zijn (VL). |
| Flie en Lauwers: twee zeewateren in de Waddenzee: het Vlie (tussen Vlieland en Terschelling) en de Lauwers (tussen Schiermonnikoog en Rottumerplaat); de uitdrukking ‘tussen Flie en Lauwers’ wordt vaak gebruikt ter aanduiding van het Friese grondgebied. |
45 | Loreto: Loretto, een bedevaartplaats in Italië. |
| Can... subegit: Het lichaam van Francesca della Scala is in Verona inderdaad bijgezet in de beroemde Scaliger familiegraven. De inscriptie: ‘als deze hond reusachtige daden heeft volbracht, is als getuige Marchia aanwezig die door de wrede krijg omkwam.’ |
| zijn vertrek naar Cyprus: zie de aantekening bij p. 19. |
47 | Motto: Balthasar Huydecoper (1695-1778), Achilles (1719). Eerste bedrijf, r. 58-59. In: Ed. Van Schaik, p. 33. |
| |
| |
48 | zwaarmoedig: plomp. |
| Sint Jans heeren: geestelijke ridderorde (Johannieters), voortgekomen uit de hospitaalbroeders die zich ten tijde van de kruistochten belastten met de ziekenzorg. |
| Commandery: zetel van de Commandeur van een geestelijke ridderorde. |
| een nieuw gebouw: het nieuwe klooster van de orde werd geschonken door Gerard van Tetterode, kanunnik van de Mariakerk in Utrecht in 1308. |
| rijkelijk... begiftigd werd: het klooster in Haarlem was rijk dankzij de giften van Willem de Goede, die in ruil daarvoor met zijn gezin en hofhouding er te allen tijde zijn intrek mocht nemen. |
49 | het landschap Westergoo: Friesland was opgedeeld in drie zogenaamde ‘kwartieren’: Oostergo, Westergo en Zevenwouden, die elk weer uit een aantal grietenijen (plattelandsdistricten) bestonden. |
| verdragbrief... houden: deze passage citeert Van Lennep letterlijk uit Baerdt van Sminia 1829, p. 25. De datum neemt hij echter foutief over: de verdragbrief is van 4 juli 1310. Het charter (de oorkonde) is getiteld: ‘Verzoening en onderwerping der Vriezen van Westergoo met en aan Willem, Graaf van Holland’ (Schwartzenberg 1768 i, p. 546 en Van Mieris 1754 ii, p. 106). Het genoemde aanhangsel is het vredesverdrag na de onlusten van 1828 te Staveren (zie hieronder). |
| onbepaald: onbegrensd |
| een nieuwe oproer te Staveren: in 1328 braken er onder leiding van de abt van Sint-Odulf opstanden uit in het in Westergo gelegen Staveren, waar-bij men de door Willem de Goede aangestelde schouten verjoeg en hun huizen in brand stak. De graaf stuurde hierop een strafexpeditie naar Friesland, die het gezag herstelde. In mei 1328 kwam de abt van Sint-Odulf met een gezelschap naar Haarlem en sloot daar in juli een overeenkomst, waarbij Westergo een boete van 1500 mark kreeg opgelegd. Het stadsbestuur van Staveren moest borg staan voor deze boete. Het vredesverdrag bepaalde onder meer dat de graaf een bezoek aan Friesland zes weken van tevoren diende aan te kondigen, dat hij over water moest arriveren en een volmacht met het zegel van de keizer moest kunnen tonen; tevens werd geregeld waar de rechtszittingen die door de graaf werden voorgezeten plaatsvonden en welke route hij daarbij aflegde (zie ook de aantekening bij p. 347).
|
| |
| |
|
Er is volgens de geschiedschrijving dus wel een Fries gezantschap, inclusief de abt van Sint-Odulf, in Haarlem geweest, maar dat was onder Willem iii.
In 1342 werd bij een interne partijstrijd een veteleider, Hidde Aelkemantszoon, om het leven gebracht. Bij oorkonde had de Graaf de schepenen van Stavoren opdracht gegeven recht te spreken. Zo zij dit al gedaan hebben, werd de partijstrijd er niet door bedwongen. De grafelijke raad die bij afwezigheid van de Graaf bewind voerde, heeft in januari 1344 besloten dat leden van beide partijen zich in Holland in gijzeling moesten begeven, waaruit zij op 22 augustus werden ontslagen, toen bij verdrag was vastgesteld dat de graaf recht mocht spreken in Staveren en schepenen mocht benoemen en ontslaan.
Willem iv had vervolgens eind oktober 1344 een bespreking met een deputatie van Friese monniken, waarbij de graaf zonder succes zijn rechten in Friesland opeiste. Daarna nam zijn rentmeester deel aan een conferentie te Medemblik op 7, 8 en 9 mei 1345, tussen Hollandse raadsheren en afgevaardigden van Friesland, die op 5 en 6 juni daar opnieuw bijeenkwamen (Waller Zeper 1914, p. 259). De Graaf interpreteert echter deze bijeenkomst als een intern Hollands beraad en niet als diplomatiek overleg met de Friezen (De Graaf 1996, p. 285). |
| bezending: delegatie. |
50 | schijf: genoemd in Van Hasselt 1805, p. [1](VL). |
| de Abt: Folkert (in de roman: Volkert) was van 1323 tot 1359 abt van Sint-Odulf. |
| pleeggewaad: ambtsgewaad. |
| wezenstrekken: gelaatstrekken. |
51 | Heer van Aylva: het geslacht Aylva (spreek uit: Alua) stamde uit Witmarsum. Zie verder de aantekening bij p. 169. |
| schabelletje: zitbankje. |
| broeder Syard: de naamkeuze van dit personage is wellicht geïnspireerd op het bestaan van een beroemde, zeer vroom en gestreng levende abt van het Friese klooster Mariëndaal, die veel wonderen op zijn naam heeft staan. |
52 | een geweldige vete... Bloemkamp: bij de strijd tussen Schieringers en Vetkopers waren de kloosters intensief betrokken. Het reguliersklooster Lidlum (nabij Harlingen) werd in 1182 gesticht door de rijke Sybo Lidlum en Tjalling Donia; het Cisterciënzer klooster Bloemkamp (of Oldeclooster) nabij Bolsward in 1191, met hulp
|
| |
| |
|
van de gebroeders Van Wommels. Godfried Andla, abt van Lidlum, voerde strijd met de Schieringer monniken van Oldeclooster, die onder leiding stonden van hun abt Meikulphus, aan wiens zijde zich de edelen Tadingh en Seerp van Adelen schaarden. De abt van Lidlum heeft escalatie afgewend door ‘scheidsmannen’ in te roepen. De bezittingen van Adelen lagen rond Sexbierum, in de grietenij Barradeel. In tegenstelling tot wat Van Lennep meedeelt, grensden zij niet aan die van Bloemkamp, maar aan die van het klooster Lidlum. Adelen bestreed dus zijn buur. |
| paalden: grensden. |
54 | woelzucht: neiging tot ruziemaken. |
| Optime! Carissime frater: uitstekend, beminde broeder. |
| calmans: kalmerend middel. |
| kreeftsogen: lensvormige kalkafzettingen tussen de binnenste en de buitenste maagwanden van de rivierkreeft, die gebruikt werden voor geneeskundige doeleinden, evenals salpeter (kaliumnitraat). |
55 | vitriool: zwavelzuur of een sulfaat, gebruikt in de geneeskunde. |
56 | onnoozelen: onschuldige. |
| Siward... kussen: bij de maaltijden benoemden de Friezen een ceremoniemeester, die toezicht hield op de naleving van de omgangsvormen en tafelmanieren, de ‘Siwardis’. Als deze naam tijdens de maaltijd werd geroepen, mocht er gekust worden. |
| mijn vrome Broeder de Abt van Lidlum: Eelcko Liauckama, de bedoelde abt, bezocht een tot zijn klooster behorend, kleiner convent te Boxum om de monniken aldaar tot matiging aan te sporen. Tevergeefs probeerden zij de abt dronken te voeren. Toen deze naar de boerderij waar hij logeerde terugging, volgden de monniken hem, klommen door het raam van zijn slaapvertrek en sloegen hem met een knuppel de schedel in. De moordenaars zijn levend verbrand. |
| modico vino utere: ‘[Drink niet langer water alleen, maar] gebruik een weinig wijn, [om uwe maag en uwe menigvuldige zwakheden]’, aldus de apostel Paulus (i Timotheus 5:23). |
57 | Adelastins: het hoofdverblijf der Adelens te Sexbierum, waar zich in de kerk een grafsteen bevindt van een Nicolaas Adelen, met een inscriptie die het geslacht huldigt. |
58 | vertoog: aanklacht. |
| van: op. |
59 | eene bijzondere zaak: een particuliere aangelegenheid. |
60 | gelijk Koning Rehabeam... geesselen: op de vraag van het volk aan
|
| |
| |
|
Koning Rehabeam om milder op te treden dan zijn vader, Koning Salomo, luidde het antwoord: ‘mijn vader heeft u met geeselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen [gesels met scherpe punten] kastijden’ (i Koningen 12:14). |
61 | zeven landschappen: de zeven ‘zeelanden’ waarin Friesland verdeeld was. |
62 | Motto: Joost van den Vondel, ‘Pauw ende 't Nachtegael’. Uit: Vorstelijcke warande der dieren (1617), Hoofdstuk viii, r. 1-4. In: Werken i, p. 415. |
| lastpost: opdracht. |
63 | snijder: kleermaker. |
| moesbedden: groentebedden. |
| middel: midden. |
| Zeg mij... niet: vermoedelijk heeft Van Lennep dit lied zelf geschreven. In de ‘Eerste bewerking’ van het handschrift laat hij voor een nog in te lassen tekst ruimte open; in de ‘Tweede bewerking’ is het lied opgenomen, met een variant ten opzichte van de in druk verschenen tekst. |
65 | Etsch: rivier in Noord-Italië die langs Verona voert. |
| Anio: Agno, riviertje in Noord-Italië, in de nabijheid van Verona. |
| methode: scholing. |
| geen schepsel van klei en water: geen aards wezen. De gedachte dat de mens zou zijn samengesteld uit klei en water treft men aan in Ovidius' Metamorphosen (zie bijvoorbeeld Joost van den Vondel, Publius Ovidius Nazoos Herscheppinge, r. 101-107. In: Werken xi, p. 36). |
| gaaf: ten volle. |
67 | te waken voor: te passen op. |
69 | popelstruiken: populieren. |
| hofgezin: hofhouding. |
70 | bestendig: voortdurend. |
| dat Floris de Vijfde... doen: zie de aantekening bij p. 39. De talrijke kwelende vogels en de idyllische omgeving worden door meerdere plaatsbeschrijvers geroemd: een plek ‘alwaar alle vermaak was dat men kon bedenken, groene en plesante Duinen en Dalen, zeer vruchtbaar van allerhande Wilde’ (Leeghwater 1706, p. 11). |
| de oude liebaart van Holland: de leeuw in het wapen van het voormalige Hollandse gravenhuis. |
| die de naburige landbouwers... koesteren: Floris v verwierf de reputa- |
| |
| |
| tie van ‘der keerlen God’, de weldoener van het gewone landbouwvolk. |
| hun leeuwen: de graven van Henegouwen voerden als wapen een gevierendeeld schild met de Hollandse en Henegouwse leeuw. |
| peperbossen: peperbussen. |
| in 't gemoet: tegemoet. |
71 | den doorluchten... koningen: zie de aantekening bij p. 44. |
| bonte randen: bontranden. |
| kalot: muts. |
| toppermuts: klein eierdopvormig hoofddeksel met een klep van achteren. Het wnt geeft de beschrijving onder vermelding van deze plaats, met de mededeling dat aan de authenticiteit van de benaming ‘toppersmuts’ getwijfeld dient te worden. De Koning beschrijft de toppermuts als een hoed met hooggetopte bol, waaromheen een rand parels lag (De Koning 1810, p. 147). |
| stoffaadje: stof. |
| tootschoenen: schoenen met lange, soms opgekrulde punten. |
72 | Sint Nicolaas: de heilige Nicolaas, bisschop van Myra (gestorven rond 350) werd in Friesland vereerd als beschermheilige. Tevens was hij de patroon van de schippers. |
| die nu... tegenwoordige: de edelen die Van Lennep als personages in zijn roman laat optreden, recruteert hij uit de volgens de geschiedschrijving in de slag bij Warns omgekomen groep ridders. In zijn Aantekenboekje (p. [16]) legt hij namelijk een lijstje aan van ‘Ridders die met den Graaf omkomen’ en noemt dan ‘van Hoorn, Walcourt, Ligni, Many, Haemstede, Artogne, Merwede’ als gesneuvelde ‘Baanrotsen’. Voorts vermeldt hij: ‘Gherardt met de Baard, Willem van Naaldwijk, Simon en Dirk van Teylingen, Guy van Asperen, Jan, Reinier en Willem van Montfoort, Dirk van Zandhorst, Dirk en Herman van Zwieten, Floris [van] Merwede, Ogier van Spangen, Gerijt Evers, Alfert van de [Berghen]horst, Claes Olm, W[illem] van Dongen, Dirk van Walcourt, Gerrit v[an] Florecy’. In de diverse bronnen komen dergelijke, niet geheel identieke lijsten voor van gesneuvelde ridders. Van Lenneps opsomming komt het meest overeen met die in De Beke 1982 (p. 190) en Winsemius 1622 (fol.203). |
| Baanrotsen: edelen die het recht hadden onder eigen banier oorlog te voeren. |
| uitzicht: uiterlijk. |
| vermaagschapt: verwant. |
| |
| |
| Heer van Treslong in 't Henegouwsche: het adellijke geslacht Blois van Treslong is afkomstig uit Henegouwen. |
| strijdkolf: knots. |
| getijboek: gebedenboek. |
| bijaldien: indien. |
| mij een Lidlummer monnik... had: zie de aantekening bij p. 52. |
| zoen: verzoening. |
| deftigen: uitgebreide. |
| net geschuurde: keurig gepoetste. |
| ipocras: gezoete en gekruide rode of witte wijn. |
73 | Lotterwijn: gekruide wijn. Zie het Nawoord, p. 551. |
| onze neef: de benaming ‘neef’ werd onder aanzienlijken ook gebruikt als er geen feitelijke familierelatie bestond. |
| 't Smaakt wel: het smaakt goed. |
| swietendrank: bastaardwijn van rozijnen getrokken. Zie het Nawoord, p. 552. |
| reizen: malen. |
| Straks: meteen. |
| Heer van Spangen: zie de aantekening bij p. 72. |
| zijn gezegde... goed maken: zijn woorden gestand te zullen doen. |
| kamp: tweestrijd. |
74 | ridderpand: de in de strijd geworpen handschoen. |
| de verschoning kunnen bijbrengen: de verontschuldiging kunnen aanvoeren. |
| ronde: sportieve. |
| zoo aan [...] als aan [...]: zowel aan [...] als aan [...]. |
75 | die kaal geschoren wildeman: zie de aantekening bij p. 34. |
77 | Motto: Jacob Cats (1577-1660), [uit] ‘Spoock-liefde, beslooten met het houwelick van Cyrus en Aspasia’. In: 's Werelts begin, midden, eynde, besloten in den Trou-ringh met den proef-steen van den selven (1637), p. 103. |
| vinders: troubadours. |
| meistreels: minstreels. |
| paadje: page. |
| de Hertoglijke kroon: Graaf Reinout ii van Gelderland (1295-1343) was in 1339 tot hertog verheven door de Duitse keizer Lodewijk van Beieren (Niermeyer 1951, p. 143). Van Lennep smokkelt hier dus met de datum, of zijn informatie gaat terug op een mij onbekende bron (in zijn Aantekenboekje noteert hij overigens, zonder
|
| |
| |
|
bronvermelding, het jaartal 1366 (p. [7])(VL). |
78 | de verborgene wetenschappen: de occulte wetenschappen (artes incertae). |
| wel: goed. |
| Sint Julfus: een verzonnen heilige. |
79 | altemet: soms. |
80 | Sombres jours... fleuriront: Gravin Johanna van Brabant (1322-1406), echtgenote van Willem iv, hertrouwde na diens dood met Hertog Wenceslas van Luxemburg. |
82 | een onheilspellend antwoord: zie de aantekening bij p. 72. |
| Madre di Dio!: Moeder Gods! |
84 | Jan van Arkel... uitgeloopen: Jan van Arkel (1314-1378) was in 1342 tot Bisschop van Utrecht verheven dankzij de bemoeienissen van Willem iv, die in hem een gewillige volgeling dacht te krijgen. Om te voorkomen dat de schulden van het bisdom verder zouden oplopen, brak Van Arkel in 1343 zijn hofhouding op om in Grenoble te gaan wonen. Zijn broer Robbert stelde hij als waarnemend bestuurder aan. Toen Willem iv in 1345 het beleg voor Utrecht sloeg, keerde de bisschop terug. |
85 | de oude Graaf Reinout van Gelder: Reinout i van Gelder (1255-1326), die op oudere leeftijd seniel werd, heeft toen hij Willem iv ten doop hield, voorspeld dat deze door Friese hand zou sneuvelen. |
| zich ontdekkende: zijn hoofd ontblotende. |
87 | boert: scherts. |
89 | Motto: Van Lennep schrijft dit motto abusievelijk toe aan Monzongo. In de volgende drukken verbetert hij dat en noemt als herkomst Alzire van Voltaire. In de Nederlandse vertaling van dit stuk door S. Feitama luidt de aangehaalde regel: ‘O hemel...! hoe...! Dus was zyn spraak, zyn tred, zyn wezen’. Alzire 1781, Derde bedrijf, Vierde tooneel, r. i. Er wordt dus over een man gesproken. Zie tevens: Voltaire, Alzire 1736, p. 46. |
| vischwant: visserstuig. |
| derrie: brandstof van klei en veen uit de duinstreek. |
90 | ziekelijk: ziek. |
| Juno: echtgenote en zuster van de Griekse oppergod Zeus, vaak afgebeeld als een bevallige en statige vrouw. |
91 | smijtersbaas: vechtersbaas. |
| Corpo di Bacco!: bij het lichaam van Bacchus! |
| |
| |
93 | achternoen: namiddag. |
| lang: reik. |
| wel beschonken: flink dronken. |
94 | voegde hij... voorschrift: deed hij vóór, wat hij had aangeraden. |
96 | dit paard uit de openbaring: dit scharminkelige paard (Openbaring 6:8). |
| de boze: de duivel. |
97 | Sint Momus: een verzonnen heilige. Momus was de Griekse god van de spot en de kritiek. |
98 | vroeger: eerder. |
| men moet zich... getroosten: men moet zich neerleggen bij de loop der dingen in de wereld. |
99 | As Dekama... kiest...: Als Dekama zijn Roos verliest,/ en deze voor Friesland het zeewater kiest [dus Friesland verlaat]... In de veertiende eeuw vocht een aantal Friezen mee in de oorlog tussen Lodewijk v van Duitsland en Oostenrijk, onder wie de maarschalk Hector Dekama. Over hem profeteert Eelcko Liauckama (zie de aantekening bij p. 56) het volgende, volgens Winsemius 1622. (fol. 201):
Als Dequama dy middelsta boeckstave verliest
En voor dy tredda een othera kiest,
Schilt haeg acht wesa en prosperije
Den hondert en noch fuyle ieer deerney
Schelt maest worda wey, en graetlic declinerije,
Als ick troch Godts wysheyt woll hab vernomma.
In werkelijkheid is het rijmpje afkomstig van de renaissancist Cornelis van Sternsee (overleden in 1615); het is opgenomen in Feitsma 1956, p. 35.
Van Lennep blijkt op deze profetie, dat het met Friesland misgaat als de derde letter van de naam Dekama door een andere vervangen wordt, een toepasselijke variant te hebben verzonnen (zie p. 166-167 voor de volledige tekst en Van Lenneps vertaling). |
| Sint Janskruid: een soort hertshooi (hypericum perforatum), gebruikt ter verzachting van wondpijn. |
100 | het plechtig gehoor: de plechtige audiëntie. |
| heirweg: legerweg, door de Romeinen aangelegd. |
101 | bescheiden: ontboden. |
102 | nijd: jaloezie. |
| |
| |
103 | Motto: Pierre Corneille (1606-1684), Héraclius, Empereur de l'Orient (1647). Acte iv, Scène ii, r. 1290-1292. Oeuvres v, p. 212. Vertaling: (Phocas:) Heb ik het mis, of kom ik er juist vandaan?/ Als dit briefje waar is, dan is de rest waarschijnlijk./ (Exupere:) Maar wie weet of de rest foutief dan wel de waarheid is? |
| dan: maar. |
104 | gul: rul. |
| verschoonlijk maakten: verontschuldigden. |
105 | enge: nauwe. |
| uitgenomen: uitgezonderd. |
| hunne hulde: hun verklaring van trouw aan de leenheer. |
| hunnen Heer: nadat Floris v in 1287 enkele gebieden in West-Friesland had weten te onderwerpen, noemden de graven van Holland zich ‘Heer van Friesland’, maar de Friezen hebben deze heerschappij nooit erkend: zij beschouwden zich als rijksonmiddellijk, dat wil zeggen dat zij alleen de Duitse keizer als hun heer erkenden. |
| tot Holland geneigd: de Verkopers waren minder huiverig voor (handels) contacten met Holland dan de conservatieve Schieringers. |
106 | een bloot geestelijk verzoek: een verzoek dat uitsluitend van de zijde der geestelijkheid komt. |
| Proost van Sint Salvator: het kapittel van Sint Salvador was een van de vijf kapittels die in Utrecht gevestigd waren; de proost was de voorzitter van een kapittel. |
| Sint Maarten: Heilige Martinus van Tours, beschermheilige van Utrecht; hij gaf uit barmhartigheid de helft van zijn mantel aan een bedelaar. |
107 | gevader: peetvader. |
| stoutheid: moed. |
109 | Zoo op 't oogenblik: zo-even. |
110 | guichelstreken: voor-de-gek-houderij. |
111 | cliënt: bediende. |
113 | volstandig: absoluut. |
| woeden: wraak nemen. |
| ongehoord: zonder aangehoord te zijn. |
115 | artikel...: dat de burger verplicht is aan de wijntapper zijn gelag te betalen, komt voor in het eerste handvest van Willem ii. |
| art. 27: als iemand voor de rechter verschijnt en hem een boete wordt opgelegd, dan zal de rechter borgen eisen. |
| art...: wanneer een burger een schuld verzuimt te betalen, moet hij gedurende twee weken in gijzeling gehouden worden; daarna
|
| |
| |
|
wordt hij overgeleverd aan de schuldeiser. De privileges treden niet in detail over gestorven koeien en gezwollen ogen. |
116 | vorderde: eiste. |
| van zijne bediening is ontzet: uit zijn ambt is ontslagen. |
117 | Schepenen: stadsbestuurders. |
118 | Motto: Joost van den Vondel, Batavische gebroeders (1663). Derde bedryf, r. 1052-1056. In: Werken ix, p. 693-694. |
| moeren: moerassen. |
| Aelbrechtsberg: Aelbrechts- of Aelbertsberg, ook Huis te Bloemendaal genoemd, gelegen tussen Haarlem en Velzen, is denkelijk neergezet door Floris ii en dateert dus uit het laatste kwart van de elfde eeuw. Tijdens een oorlog tussen de zoons van deze graaf is het in brand gestoken. Naderhand is het huis herbouwd en diende het tot lusthof van de Hollandse graven en in later tijd van Graaf Albrecht van Beieren (1389-1404). |
119 | struwelen: struikgewassen. |
| bemantelden: bedekten. |
| verw: kleur. |
| sentimenteelheid of romantisme: fijnzinnige gevoeligheid voor (in dit geval) het natuurschoon. |
120 | drift: heftigheid. |
| den man... binnenkomen: een zinspeling op het motto van de roman. |
| genaken: naderen. |
122 | een gloeiend inkarnaat: een vurige blos. |
123 | slecht en recht: ronduit en eenvoudig. De kwalificatie ‘sljucht en rjucht’, denkelijk teruggaand op het antiqua virtute et fide der Romeinen, vormde een geliefkoosd aspect van het Friese zelfbeeld. De zeventiende-eeuwse dichter Gysbert Japix gebruikte de uitdrukking reeds als zinspreuk, maar vooral vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw wordt zij gebruikt in oppositie tot de Hollandse mentaliteit. |
124 | in stede van: in plaats van. |
125 | Wapenkoning: hoofd der herauten, onder meer belast met de handhaving van het ridderlijk decorum. |
| wapenbondels: bundels samengebonden wapens, ter versiering opgehangen. |
126 | gemeenschap had met: verbonden was met. |
| Willem zelf... voltooide: de kleding van de graaf komt sterk overeen met de beschrijving die De Koning geeft van de kledij der aanzien- |
| |
| |
| lijken in de veertiende eeuw: de lange tabbaard met wijde, open mouwen, de versiering met juwelen en de voering van bont (De Koning 1810, p. 126 en 147). |
| de Hertoglijke kroon: de titel van Hertog zou Willem iv namens Keizer Lodewijk zijn aangeboden (nadat de geestelijke keurvorsten, de aartbisschoppen van Keulen en Trier, hem tot keizer hadden willen laten verheffen). Willem heeft die geweigerd: ‘Onze Willem was ook groot genoeg om dit van de hand te wijzen. Zijn macht en aanzien was zoodanig, dat hij, die buiten 's Lands den naam had van meester van alle soldaten en Regent van alle vorsten te zijn, door den tytel daar niets aan winnen kon; en wezendlijke verheffing was er niet meê gemoeid’, aldus Bilderdijk, die de gebeurtenis dateert in 1[3]46 (Bilderdijk 1833 iii, p. 115). Wagenaar situeert het aanbod van de keizerlijke kroon in Keulen, toen Willem van zijn Pruisische veldtocht terugkeerde; tevens vermeldt hij de weigering van de hertogelijke titel (Wagenaar 1791 iii, p. 254). Schotanus plaatst het aanbod om keizer te worden eveneens in Keulen (1345) tijdens een door Willem zelf georganiseerd feest, maar zwijgt over de geweigerde verheffing tot hertog (Schotanus 1658, p. 179). |
127 | bescheid: antwoord. |
| aanspraak: plechtige toespraak. |
| doorzult: doorspekt. |
| het gebeurde te Staveren: zie de aantekening bij p. 49. |
128 | den moedwil van een onberaden hoop: de kwaadwilligheid van een onbezonnen menigte. |
129 | Vive Dieu!: God Allemachtig! |
| Bij Sint Japik!: (Friese) aanduiding van de Heilige Jacobus, de apostel die beschermheilige werd van de strijd tegen de Islam. |
| zonder ons te bekreunen: zonder ons erom te bekommeren. |
131 | Motto: Jean de La Fontaine (1621-1695), ‘Les deux coqs’. Uit: Fables 1678, Livre vii, xii, r. 1-2. In: Fables 1974, T. i, p. 233-234. Vertaling: Twee hanen leefden in vrede: een hen kwam erbij en toen ontbrandde de strijd. |
133 | Peter of Paulus: deze beide apostelen worden vaak samen afgebeeld, aldus duidend op het apostolisch fundament van de kerk. |
| Het schijnt dat het Kapittel... aarzelen: over de feitelijke aanleiding tot het conflict tussen Willem iv en Utrecht bestaat geen eenstemmigheid. Beka wijt het aan ‘onnutte idele woorden’ tussen de
|
| |
| |
|
graaf en de kapittels, waarbij Van Arkel niet betrokken was. Willem zou gezegd hebben ‘dat hij den bisschop niet en teech [niets verweet], mer die stat had hem misdaen’ (De Beke 1982, p. 188). Wagenaar zoekt het in het feit dat Van Arkel bij zijn vertrek zijn broer als ‘momber’ had aangesteld (Wagenaar 1791 iii, p. 256); Bilderdijk wijst op de verzelfstandigende beweging die Van Arkel had ingezet (zoals door het inlossen van de schuld op verpande kastelen) en op het ‘hooggevoelend karakter’ der Arkels, die ‘geen hooger verdragen konden’ (Bilderdijk 1833 iii, p. 116). |
| Momboir: gemachtigde, bestuurder. Wagenaar noemt Willem ‘Momber of Regent van 't Sticht’; hij was dat al sinds 1340: door het slechte bestuur, vooral van de vorige bisschop, Jan van Diest, had de Graaf van Holland veel invloed verworven in het Utrechtse (Wagenaar 1791 iii, p. 256 en 221). |
| toen... verkiezen: zie de aantekening bij p. 84. |
134 | verschalken: bedriegen. |
135 | zich: elkaar. |
| een onverschillig gesprek: een neutrale conversatie. |
137 | denk met Salomo... zelf: ‘Antwoord den zot naar zijne dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk worde’ (Spreuken 26:4). |
| reis: keer. |
138 | spijt: ergernis. |
141 | Motto: Joost van den Vondel, Salomon (1648). Vierde bedryf, r. 1590-1591. In: Werken v, p. 725. |
| mirten: een altijd groene heester, al in de oudheid gedragen als men feest vierde. |
| vergaderen: verzamelen. |
| de hofzaal op de markt: het Haarlemse stadhuis werd vanaf Floris v door de graven wel als hofzaal gebruikt. |
| danskaarsen: kennelijk een feestverlichting van kandelaars uit metaaldraad. Van Hasselt 1807 i, p. 193 (VL). |
| galantijn: een soort vis- of vleesgerecht in gelei, van bijvoorbeeld snoek of zalm, gewrongen en uitgelekt in een doek en met wijn en kruiden bereid. Zie Van Hasselt 1807 i, p. 103 (VL). |
| |
| |
| kruidkoeken: Van Hasselt merkt over de verschillende koeken in de Middeleeuwen op dat zij ‘kruidig’ waren. Van Hasselt 1805, p. 133. |
142 | eene Rhijnsburger non: in Rijnsburg bevond zich een klooster voor adellijke vrouwen, opgericht in 1132-1133 door Petronella van Saksen, de weduwe van Graaf Floris ii. Er gold een tamelijk luxueuze levensstandaard. |
| dan had ik nooit gedaan: dan was ik nooit klaar. |
| mijne zuster: al in het begin van de dertiende eeuw was er in het Rijnsburger klooster een abdis, Aleid van Wassenaar geheten. Ook later worden nonnen uit het geslacht Van Wassenaar genoemd, en regelmatig komt deze naam voor in akten die betekking hebben op het klooster. De graven van het Hollandse, Henegouwse en later het Beierse huis onderhielden goede relaties met Rijnsburg. Jan van Beaumont had er zelfs een eigen kamer. Hoewel de zuster van Oda fictief zal zijn, bestaat er dus wel een connectie tussen haar familienaam en Rijnsburg. |
143 | klapmutsen... oordekkers: welke bron Van Lennep voor de informatie over deze hoofddeksels heeft gebruikt is onbekend. De hénin is een bekende tuitmuts, de klapmuts en oordekker worden genoemd in het wnt, de laatste echter met slechts deze vindplaats. |
| karoledans: Van Lennep vond deze dans in de beschrijving van een toernooi op het kasteel Chauvency, gegeven in 1285 door Louis de Looz, Graaf van Chiny. De verteller is Jean Bretel (in de bronnen Bretex of Bertiaus genoemd), in dienst van de graaf (hij brengt de uitnodigingen rond). In 1835 werd dit Oudfranse gedicht in 4564 verzen voor het eerst uitgegeven door P. Delmotte: Les tournois de Chavency, donnés vers la fin du XIIIe siècle, décrits par Jean Brétex. 1285. Valenciennes 1835 (VL), r. 3103-3107 (ed. Delbouille). In de Middeleeuwen werd verschil gemaakt tussen ‘danse’ (voor paren) en ‘carole’ (gemeenschappelijke kring- of reidans, niet noodzakelijkerwijs alleen door dames uitgevoerd). Vertaling van het citaat: de vrouwen geven elkaar de hand/ en zoals ze daar lopen heeft iedereen een begeleider,/ niemand hoeft het zonder partner te doen;/ zo gaan ze, in de rondte dansend. |
144 | Sinte Clara: de Heilige Clara had de vrouwelijke tak van de orde van Franciscus van Assisi gesticht. |
145 | achtereenvolgens: kort na elkaar. |
146 | een stroobosje aan een paard: om aan te geven dat iets te koop was, werd er vaak een bosje stro aangebonden. |
| onhebbelijk: onbehoorlijk. |
| |
| |
147 | de onnoozele schaapvacht... ontroofd: om eerherstel te verkrijgen moest de Griekse mythologische figuur Jason het gulden vlies (gouden ramsvel) in zijn bezit krijgen. Hij leidde een schare helden op het schip Argo naar het eiland Colchis, waar dit bewaakt werd door een draak. Na een grote strijd wist Jason het vlies te winnen. |
| een... kortswijl: een grap. |
| dat Floris de Vierde... Clermont: Floris iv werd tijdens een toernooi in Corbië vermoord door de dienaars van de oude Graaf van Clermont, omdat de Hollandse graaf, die zich in het steekspel onderscheidde, door de jonge echtgenote van Clermont al te hartelijk was toegejuicht. |
| boert: flirtage. |
| Sint Nicolaas: zie de aantekening bij p. 72. |
148 | tuimelingen: wervelingen. |
| volksgeest: chauvinisme. |
149 | vervaarden: angstige. |
| het uitzicht: het uiterlijk. |
150 | Motto: Joost van den Vondel, Gysbrecht van Aemstel. Tweede bedryf, r. 503-504. In: Werken iii, p. 366. |
| kitten: drankhuizen. |
| de oude legende: in 4 of 5 n. Chr. werd door de bewoners van Stavoren de afgod Stavo gediend, die, om de bevolking tot onderwerping te dwingen, met bepaalde voortekenen had gedreigd: ‘Want het Clijf [klif] aent zhuyden als noch van Stavoren leggende na dat het drie dagen 'tvuyer [het vuur] vlams wijse [in de vorm van een vlam] uytgheworpen hadde heeft mede een Draeck ofte Serpent van schrickelijcke grootheyt uytgegeven welcke in de lucht den Stavorsche [aan de inwoners van Stavoren] sich vertonende groote schrick ende benautheyt den selven aenghebracht heeft. Heeft dese schrickelijcke openbaringhe nae dat sy een half uyre sich hadde laten sien haer eynde ghenomen ende d' Slange is wederom in het Clijf alwaer hy uyt ghecomen was ingevaren’ (Winsemius 1622, fol. 17). In 310 duurde het vuur acht dagen en was het offer van een driejarig kind nodig om Stavo tot bedaren te brengen (Van Heussen 1723 i, p. 486). Omstreeks 400 verscheen nogmaals een dergelijke ‘vuurighe openbaringhe’, die ditmaal elf dagen duurde en drie dagen brandoffers vergde (Winsemius 1622, fol. 32). En wanneer hij beschrijft hoe omstreeks 808 een grote
|
| |
| |
|
brand in Staveren de Sint-Nicolaaskerk verwoest, die op de plek stond waar eertijds Stavo werd vereerd, refereert Winsemius aan een profetie van die afgod, namelijk dat het vuur uit het Rode Klif na verloop van tijd in ‘coude materie’ zou veranderen (Winsemius 1622, fol. 85). |
151 | de pater Guardiaan: de overste. |
152 | Niersteiner: rijnwijn uit Nierstein. |
| van: op. |
153 | Gij ontzegt hem dan?: gij weigert dus hem nog langer als heer te erkennen? |
| wervel: klink. |
| gemeene: gewone. |
154 | om u... afkloppen: om u een flink pak slaag te laten geven. |
| ziet: slaat. |
155 | blijkbaar: duidelijk. |
156 | onverlet: meteen. |
| volstandig: standvastig. |
157 | Jan van Diest: deze voorganger van Jan van Arkel werd benoemd op aandrang van Willem iii. Hij bestuurde zijn bisdom in grote afhankelijkheid van de graaf. Uiteindelijk verpandde Jan van Diest een groot deel van het Sticht aan Willem; hij stak zich zelfs zo diep in de schulden, dat hij een groot deel van de inkomsten van zijn bisdom aan de graaf en andere schuldeisers moest afstaan. |
158 | Collumsche... duinen: Kollum, ten zuidwesten van Dokkum, waar volgens Eekhoff en Fontein overigens geen duinen zijn (Aanmerkingen p. [3]; brief van 2 november 1835, blad [i] verso). |
| zendeling: afgevaardigde. |
| die Westfriezen... vergeten zijn: Rooms-Koning Willem ii ondernam in 1256 een expeditie tegen de West-Friezen, waarbij hij met zijn paard door het ijs zakte en door zijn tegenstanders werd gedood. |
| die meester... vorsten: ‘Maistre des Soldats et Gouverneur des Princes’; aldus werd Willem iv omschreven door bijvoorbeeld Henry d'Outreman in zijn Histoire de la ville et comté de Valenciennes (1639). |
159 | opgelicht: in hechtenis genomen. |
| cijferschrift: geheimschrift met behulp van een cijfercode. |
160 | Et... amen!: En verlos ons van het kwade, amen! |
| een Vader Ons: een Onze Vader. |
161 | Daamken: zie de aantekening bij p. 26. |
| |
| |
162 | Motto: Otto Christiaan Frederik Hoffham (1744-1799) schreef onder meer Hekelschriften (1781), Proeve der slaapdichten (1784) en Proeve eener theorie der Nederduytsche poëzie (1788). Het citaat is niet gevonden. |
| orakelblaên: bladzijden met orakteltaal. |
| zinnen: verstand. |
| wapenrokken: doorgaans mouwloze, tot halverwege de dijen reikende kledingstukken die over de wapenrusting werden gedragen en waren voorzien van heraldische kentekenen. |
| stormhoeden: eenvoudige helmen zonder vizier, kin- of nekstuk, meestal met een rand. |
| leenspreuk: devies. |
163 | het Zand: de gedempte en met zand opgevulde vijver vóór het latere stadhuis was bijzonder geschikt voor het houden van ridderspelen. |
| schot en lot: belasting. |
| gelegenheid: situatie. |
| Sint Gangolf: de Heilige ‘Gengulphus’ of ‘Gangulphus’ (overleden omstreeks 700) was de metgezel van bisschop Wolfran, die voor het eerst het evangelie predikte aan de Friezen. Hij wordt als heilige vrijwel alleen in Haarlem vereerd. |
| oogendienaars: vleiers. |
| borgen: op de pof leveren. |
| volkomen: complete. |
164 | hoofdigheid: koppigheid. |
| geknotte: stompe. |
| den ongelukkigen Floris: zie de aantekening bij p. 147. |
165 | bewassen: begroeide. |
166 | opsnijden: declameren. |
| ‘As Dekama... roaf’: zie de aantekening bij p. 99. |
168 | een wijl: een poosje. |
| zorgen: ervoor waken. |
169 | Keizer Hendrik: Hendrik vii (1262-1313), Rooms-Duits koning van 1308-1313; hij ontving de keizerskroon in Milaan in 1312. Hij overleed tijdens de voorbereiding van een expeditie tegen Napels. |
| even als andere Friesche edelen: volgens Schotanus vertrokken in 1313 vier Friese edelen in het gevolg van keizer Hendrik op een veldtocht naar Italië, namelijk Beyma, Aylva, Dekama en Hettinga. De reden voor de veldtocht lijkt te liggen in de poging van een aantal monniken om de keizer via de ouwel van het sacrament te vergiftigen. De monniken werden in Florence in bescher- |
| |
| |
| ming gehouden (Schotanus 1658, p. 166) (VL). |
| de ijzeren kroon: een keizer werd eerst gekroond met zilver (over Duitsland, in Aken), vervolgens met de ijzeren Lombardenkroon (over Italië, in Milaan) en tot slot met goud, als keizer van het Heilige Roomse Rijk (in Rome). |
170 | opgepast: het hof gemaakt. |
| gelijk Jacob Rachel deed: Jacob moest in feite veertien jaar op Rachel wachten, nadat eerst zeven jaar was afgesproken (Genesis 6). |
171 | ijdele: zinloze. |
| Hemelumer Oldephaert: het dorp Hemelum in Westergo maakte deel uit van de grietenij Hemelumer Oldephaert. |
172 | erlangt: verkrijgt. |
173 | Motto: Willem Bilderdijk (1756-1831), ‘Graaf Floris iv’, r. 1-8. Uit: Mengelingen i (1828). In: Dichtwerken i, p. 196. |
| de groote kerk... bestond nog niet: de Sint-Bavokerk werd voltooid in 1472. |
| eene beek: het Zand werd vroeger doorsneden door een klein watertje, de Beek genaamd, dat uit de oude gracht werd geleid en bij de Kraan uitkwam in het Spaarne. |
174 | banderollen: smalle vanen, uitlopend in twee of drie punten, vaak aan een lans bevestigd. |
| den Haarlemschen Vulcaan: Vulcanus was de Romeinse god van het vuur en de metaalbewerking. |
175 | Amsterdamsch zwart: zwarte wollen stof. |
| trein: stoet. |
| Gerard van Florevy: lees: van Florecy, een van de edelen die in de bronnen voorkomen als degenen die met de graaf gesneuveld zijn (zie de aantekening bij p. 72). |
176 | hakeneien: kleine (dames) paarden. |
| de Zijlstraat: het stuk van de Zijlstraat tot aan de gracht behoort tot het oudste deel van Haarlem. |
| Hendrik Dusmer van Aertsbergen... gemaakt: Hendrik Dusmer van Aartsbergen was de tiende grootmeester der Duitse Orde; hij versloeg de Litouwers en Russen. De Duitse orde was een rijke en machtige geestelijke ridderorde, ontstaan tijdens de kruistochten. |
177 | la deffence du fis d'or: de Oudfranse dichter Bretel (zie de aantekening bij p. 143) noemt deze strijdwijze in zijn verslag van het toernooi te Chauvency in 1285 (VL). Als hij na de eerste twee dagen, gewijd aan de tweegevechten, het vervolgprogramma doorneemt,
|
| |
| |
|
vertelt hij: ‘Le mardi iert a renforcier,/ Mescredi feste a grant donoi/ Et le soir parler del tornoi./ S'on peut, il iert fais par acort,/ Et s'on ne puet, je vos recort./ Que li fis d'or sera tandus/ Et de ceus dedens desfendus/ Hardiement et sanz esgart’ (ed. Delbouille 1932, r. 208-215). Vertaling: ‘Dinsdag is een dag om aan te sterken,/ Woensdag feest, in zeer hoffelijke stijl/ En 's avonds praten over het toernooi./ Als het kan, zal er een akkoord komen,/ En als dat niet lukt, meld ik u/ Dat de gouden draad gespannen is/ En verdedigd [wordt] door die van binnen/ dapper en zonder aanzien des persoons’.
Wat nu onder de ‘déffence du fis d'or’ verstaan moet worden, vormt een interpretatief probleem. In de beschrijving van de feitelijke gang van zaken op het toernooi komt dit spel of ritueel verder niet voor. De oorspronkelijke editeur, Delmotte, geeft geen oplossing. In r. 208 verwijst ‘il iert fais par accort’ naar een formule die gebruikt werd voor een toernooi waarbij de kamprechters, gekozen door de twee aanwezige partijen, het eens worden over de fasen van de strijd en het onderzoek naar de winnaar (ed. Delbouille, p. 149). Dit heeft een schrijver van een standaardwerk over toernooien, Cripps-Day, tot de interpretatie gebracht dat het hier gaat om een ceremonieel dat in gang werd gezet als dergelijke afspraken niet tot stand kwamen. De gouden draad zou dan voor de ingang van het kasteel gespannen zijn en ‘die van binnen’ (dus degenen die op Chauvency verbleven) moesten deze verdedigen tegen de ridders die gehuisvest waren op het naburige kasteel Montmédy (Cripps-Day 1918, p. 35-36, geciteerd in ed. Delbouille 1932, p. 149). Delbouille is het met deze interpretatie niet eens: volgens hem ging het hier wel degelijk om een spel tijdens het toernooi zelf, dat op de rol stond als er geen akkoord werd bereikt en waarbij leden van de uitnodigende partij streden tegen de gasten. Maar verder komt Delbouille ook niet: ‘nous n'en savons rien’ (p. 149).
Een cryptische verwijzing dus. Van Lennep kon natuurlijk van de latere discussie niets weten. Werd zijn aandacht getrokken door de mooie naam ter aanduiding van een niet zeer gespecificeerd en onbekend spel? ‘Nieuw’ was het spel in elk geval ook in de zin, dat pas in 1835 de eerste gedrukte uitgave van de bron verscheen: Van Lennep gebruikt informatie die heet van de naald is. |
| lieren: heraldieke patronen. |
178 | zijnen kweekeling: zijn pupil en pleegzoon. |
| |
| |
| zooveel spels gemaakt heeft: zoveel last bezorgd heeft. |
| als Velzen in zijn vat: Gerard van Velzen nam deel aan het complot dat eindigde in de moord op Floris v in 1296. Door de aanhangers van de vermoorde graaf werd hij omgebracht in een ton met spijkers. |
179 | Laat ons hiermede betijen: laten we op de volgende manier tot overeenstemming komen. |
180 | Sint Veit: Sint Vitus, Siciliaanse heilige en martelaar uit de vierde eeuw. Dat de Duitse grootmeester juist deze heilige aanroept, valt wellicht te verklaren door een associatie met de voornaam Veit, gebruikt in het pseudoniem Veit Weber van de Duitser G.P.L.L. Wächter, die bekend was als auteur van de Sagen der Vorzeit (1787-1798), gepopulariseerde taferelen uit de Middeleeuwen. |
| gonsden: lees: bonsden. |
181 | te keer te gaan: te verhinderen. |
182 | de mêlée: een gevecht van allen tegen allen, in onderscheid van het tweegevecht (de ‘joute’). |
186 | Motto: Hieronijmus van Alphen (1746-1803), ‘Alexis’, r. 1-2. Uit: Kleine gedigten voor kinderen (1778-1782). In: Ed. Buijnsters 1998, p. 21. |
187 | strekken: dienen. |
| Humiles... Deus: Ezechiël 21:26, Mattheüs 23:12, Lucas 14:11 en 18:14. |
189 | braafsten: dapperste. |
191 | ongestadigheid: wispelturigheid. |
| een groot deel... uitstrekken: dat de bezittingen der Dekama's zich van Harlingen tot Dokkum uitstrekten is ‘meesterlijk overdreven’ vindt Eekhoff. Men kon het vijftigste deel daarvan bezitten en nog een rijk man zijn. Bovendien was ten tijde van Willem de Goede al tweederde van de landerijen in het bezit van de kloosters (Aanmerkingen, p. [4]). Wel bezaten de Dekama's bijvoorbeeld nog een stins in Jellum, waar zij zich meester maakten van de bezittingen van hun buren, de Hanyama's. Ook pakten zij land af van het klooster Ludingakerke (Van Heussen 1723 ii, p. 261). Deze mededelingen over de hebberigheid van het geslacht Dekama hebben wellicht Van Lenneps overdrijving in de hand gewerkt. |
192 | Baarderadeel: grietenij in Westergo, waar de Dekama's een stins bezaten. |
| |
| |
| Hattingaas: volgens Eekhoff moet dit ‘Hottinga's’ zijn. Hij verwijst hierbij naar een huwelijk van ene Juw Dekama met Trijn Hottinga, dat echter pas een eeuw later te plaatsen valt (Aanmerkingen, p. [4]). Ook Fontein valt over deze naam, die volgens hem Hettinga had moeten luiden (brief van 2 november 1836, blad [1] verso). |
| Onze Lieve Vrouwe van Kevelaar en van Scherpenheuvel: Mariabedevaartplaatsen in respectievelijk Duitsland en België, beide echter pas sinds de zeventiende eeuw. |
| het water der heilfontein te Dokkum: ‘In dit klooster [het Bonifatius-klooster] is eertijds een springende fontein geweest; dewelke, daar nog gezien wierd ten tijde van P. Winsemius. Maar hoe de fontein daar gekomen is, dat is de vrage. Sommige schrijvers weten het aldus te vertellen. Als men het klooster met de kerk op een hooge werf zoude bouwen, wist men geen raad om het klooster, en die het bewoonen zouden, aan zoet water te helpen. De landvoogd Abbo, die Vriesland uyt naame van koning Pippijn bestierde, was erby; en wist “er al zoo weinig raad toe, als de ingezetenen. Het paard, daar een van zijne jonkers op zat, nam de zwarigheit weg; want het stampte slegts met zijne voeten op de aarde; en fluks quam er klaar bronwater opborrelen. Ieder kan er het zijne van gelooven: maar 't is jammer dat de vertelling zoo naar de fabel van het paard Pegasus en van den berg Helikon zweemt”’. Aldus Van Lenneps bron, die in dit geval vrijwel woordelijk in de roman wordt geciteerd: Van Heussen 1723 i, p. 407-409. Winsemius vermeldt in de afdeling ‘Beschrijvinghe van Vrieslandt’ onder het lemma Dokkum de stichting van het reguliersklooster ter ere van Bonifatius, alsmede de fontein die destijds nog steeds zoet water leverde ten dienste van inwoners en bierbrouwers. |
| Winsemius: Pier Winsemius (1586-1644), Fries geschiedschrijver. In 1616 volgde hij B. Furmerius op als historieschrijver van Friesland. Vanaf 1638 was hij hoogleraar in de welsprekendheid en geschiedenis aan de universiteit van Franeker. |
| Pepijn den Korte: Pippijn of Pepijn iii (714-768), Karolingisch koning die de westelijke gebieden van het Frankisch rijk bestuurde en in wiens opdracht Bonifatius zijn zendingswerk in Friesland verrichtte. |
| Pegasus: In Ovidius' Metamorphosen (v, r. 254-257) wordt beschreven hoe op de berg Helikon de bron Hippokrene ontstond door
|
| |
| |
|
een hoefslag van het gevleugelde paard Pegasus. |
| Foelke: dit is geen Friese naam, zegt Eekhoff (Aanmerkingen, p. [3]). |
193 | Juwe Adelen: ‘Juwe’ is geen Friese naam, dit moet ‘Juw’ of ‘Jouw’ zijn (Eekhoff, Aanmerkingen p. [4]). |
| verschoven: verstoten. |
| gemaald: gezeurd. |
195 | het aanleggen van het vuur: de Schieringers en Vetkopers onderscheidden zich van elkaar door de uiteenlopende wijze van vuur maken. Fontein vindt dat Van Lennep het te bont maakt als hij het doet voorkomen of de strijdende partijen, hoe ‘finnig’ ook, elkaar werkelijk doodstaken om dat vuur. Het geschil bestond maar voor de leus en had naar de mening van Fontein bovendien een economische achtergrond: de zuinige Schieringers wilden het langst profijt van het vuur hebben, de rijke Vetkopers waren meer op een overdadige warmte gesteld (brief van 2 november 1836, blad [1]verso - [2]recto). |
198 | de gebeurtenissen te Staveren: zie de aantekening bij p. 49. |
| weerstal of landsvergadering: ten onrechte stelt Van Lennep deze bijeenkomsten op één lijn. De weerstal (warf) was een rechtsplaats, waar onder de open hemel door de rechters bij toestemming van het volk recht gesproken werd: Frittema, Midlumen-, Donia- en Wonserweerstal zijn de bekende voorbeelden. De landdagen of landsvergaderingen (te Warhimerd, op Barrahuis of Franeker gehouden) waren bijeenkomsten van de afgevaardigden van adel, geestelijkheid en volk om over de algemene belangen van het zeeland Westergo dan wel Oostergo te spreken. Jaarlijks werden bij de zogeheten Upstalboom nabij Aurich (in Oost-Friesland, tussen Emden en Bremershaven) de belangen van al de zeelanden verhandeld (Eekhoff, Aanmerkingen, p. [5]). |
199 | voorwerpen: onderwerpen. |
| goedendag: puntige, met ijzer beslagen knots. |
| Damasceensch: bewerkt met bijtende vloeistof, zodat door de tegenstelling van doffe en glimmende delen een tekening ontstaat, volgens een uit Damascus afkomstige metaalbewerkingstechniek. |
| heusche: hoffelijke. |
200 | Motto: Lucretia Wilhelmina van Merken (1721-1789), Louise d' Arlac, een treurspel (1786), Vijfde bedrijf, vijfde toneel, r. 11-13. In: N. Winter en L. van Merken, Tooneelpoëzy. Amsterdam 1786, p. 231. |
| |
| |
| Het maal... overtreffen: adellijke maaltijden waren vaak zeer overdadig. Naast de hoofdschotels op de eettafels waren er de tussengerechten, die op verschillende tafels werden uitgestald. Kunstige constructies, zoals nagebouwde kerken, kastelen of fonteinen dienden tot vermaak van de gasten. Sommige onderdelen bezaten verborgen mechanieken. Op tafel kon zich zelfs een heel orkest bevinden. Soms werden maaltijden opgesierd met wilde dieren, zoals een leeuw of een beer. Welke bron Van Lennep heeft gebruikt, is niet duidelijk. Van Hasselt noemt slechts één voorbeeld van extravagantie: de bruiloft van Karel van Egmond, waar men ‘twee fontynen’ had gemaakt waaruit wijn vloeide (Van Hasselt 1805, p. 187-190). |
| hypocras: gezoete, gekruide wijn |
201 | den tweeden maaltijd: in het algemeen werden in de Middeleeuwen twee maaltijden per dag genuttigd, het noenmaal en het avondmaal. Dit laatste werd gegeten vlak voor het donker viel, zodat geen licht gemaakt behoefde te worden. |
| het lossen... sloten: in zijn eerste jaar als bisschop heeft Van Arkel bijvoorbeeld het verpande kasteel te Stoutenberch gelost voor 5800 pond. |
| een ontzeggingsbrief: een oorlogsverklaring. |
202 | haar rechte en natuurlijke voogd: in de charterboeken van Holland en Friesland bevindt zich een akte waarin de Graaf het ‘mombaerschip’ over een weesmeisje opeist en uit dien hoofde beslist waar zij wordt opgevoed en wie zij trouwt (Van Mieris ii 1756, p. 387 en Schwartzenberg 1768 i, p. 175). |
204 | Graaf Jan den Eerste: zoon van Floris v, Graaf van Holland en Zeeland (1296-1299), laatste graaf uit het Hollandse huis. |
| Graaf Jan den Tweede: zoon van de Henegouwse graaf Jan van Avesnes, graaf van Henegouwen van 1280 tot 1304, van Holland en Zeeland van 1299-1304. |
| de Heeren van Brederode: de gefingeerde vijftiende-eeuwse stamboom van het geslacht Brederode laat de familie afstammen van de Trojanen en verwant zijn aan het Hollandse huis. |
| van Voorne: de heren van Voorne (een vrije heerlijkheid), waren tevens burggraven van Zeeland. |
208 | Weemoedig: bedroefd. |
209 | boel: liefje. |
210 | geest van hertshoorn: aftreksel van een geschaafd of geraspt stuk van een hertengewei; aan de werkzame stoffen (ammonia bevattende)
|
| |
| |
|
werd een opwekkende werking toegekend. |
212 | olie van hertshooi: olie van het Sint-Janskruid: zie de aantekening bij p. 99. Maar mogelijk is bedoeld: olie van hertshoorn (zie de vorige noot). |
| zijne overtuiging: zijn schuldigverklaring. |
214 | Motto: Jan Luyken (1649-1712), ‘Meyneedigheyd is grouwelyck’, r. 29-30. Uit: Duytse lier (1671), Zevende verdeling, r. 29-30. In: Ed. Gelderblom e.a. 1996, p. 70. |
| Ik eysch u voor de kling: ik daag u uit tot een tweegevecht. |
| eene vertooning: een aanblik. |
| Over: tegenover. |
| bijaldien: omdat. |
215 | eene uitdrukking van hoogheid... toeschrijft: de aartsengel Lucifer werd met zijn volgelingen uit de hemel gestoten omdat hij uit overmoedige trots tegen God in opstand kwam. |
| op zijn gezicht: bij zijn aanblik. |
| verknocht: verbonden. |
216 | paauwenpastei: in de beschrijvingen van Middeleeuwse maaltijden worden vaak exotische dieren genoemd, zoals zeehonden, dolfijnen, zwanen en pauwen (De Koning 1810, p. 144-145; Van Hasselt 1805, p. 73, 79-83). |
218 | veertig pond: in de privileges van Haarlem is vastgelegd dat elke burger bij het huwelijk van de Graaf (of zijn opvolger) twintig pond moest betalen (Handvesten 1751, p. 21; Kurtz 1945, p. 28). |
| Sedert Amsterdam... vereenigd is: in 1317 kwam Amsterdam onder het gezag van Willem iii. |
| excijns: accijns. |
220 | Sint Bavo: Graaf van Haspengouw (zevende eeuw), beschermheilige van Haarlem. |
| ik zet het den besten: ik daag iedereen uit. |
| voor niet: gratis. |
| de nikker: de duivel. |
221 | Laissez aller!: strijdkreet om het begin van het kampgevecht aan te duiden. |
222 | mediis tranquillus in undis: rustig temidden van de woelige golven. |
223 | hoezee: de uitroep ‘hoera’ werd rond 1815 in Nederland in gebruik genomen ter vervanging van het oude ‘hoezee’ (‘hou zee’), waarschijnlijk in navolging van de Pruisische soldaten tijdens de slag bij Waterloo. Van Lennep verwijst naar het puntdicht ‘Hoera’ van
|
| |
| |
|
A.C.W. Staring, opgenomen in de bundel Nieuwe gedichten (1827). De tekst luidt: ‘“Is 't hòèra? is 't hoerà?”/ Wat drommel kan 't u schelen?/ Brul, smeek ik, geen Kozakken na!/ Als Freedriks batterijen spelen/ Als Willems trommen slaan/ Blijv' Neêrlands oorlogskreet “valaan!”/ Waar jong en oud de vreugd der overwinning deelen Bij Quatrebra's Trofee/ Blijve óns Gejuich “hoezee”’ (Staring's gedichten. Zutphen 1861, p. 356). |
224 | Motto: Pieter Langendijk, Het wederzijds huwelijksbedrog (1714). Eerste bedrijf, eerste toneel, r. 128-130. Ed. De Haas, p. 16. |
| 's Hage: Willem iv hield hof in Den Haag. |
| voor: in plaats van. |
225 | renbode: ijlbode. |
226 | al de Heiligen uit den almanak: in een almanak werden vaak de heiligendagen opgenomen. |
| opzitten: te paard stijgen. |
228 | Oud-Teylingen: Het landgoed Vogelenzang omvatte naast het jachtslot nog verscheidene buitenplaatsen, waaronder Teylingerbosch, dat Van Lennep hier op het oog moet hebben. Oud-Teylingen ligt in Zuid-Holland, evenals het in de noot genoemde kasteel Teylingen. |
229 | lastgevers: opdrachtgevers. |
| Rhijnsburger klooster: zie de aantekeningen bij p. 142. |
231 | kaper: kap. |
| pelgrimskraag: schoudermanteltje. |
232 | het grondgebied... Heemstede: Het geslacht Heemstede duikt op in 1334, het kasteel nabij Haarlem is denkelijk ouder. Het slot was omgeven door een gracht en had op elke hoek een spits torentje en een hoog opstaand dak in het midden. |
| nonnenklooster: ten oosten van Bennebroek moet zich een nonnenklooster bevonden hebben dat onderdak bood aan de nonnen van Egmond, toen deze voor de plunderende Friezen moesten uitwijken. De grond waarop het klooster lag is verzonken in de Haarlemmermeer. |
233 | het gemoedelijkste onderzoek: een onderzoek tot in 't diepst van haar ziel. |
235 | Motto: Pieter Langendijk, Het wederzijds huwelijksbedrog. Eerste bedrijf, derde toneel, r. 159-160. In: Ed. De Haas, p. 18. |
| civielen: schappelijke. |
| |
| |
| hospes: herbergier. |
| de wijs: de gewoonte. |
| maakte... vertooning: zag er tamelijk welvarend uit. |
| Hoeksche... twisten: burgeroorlog in Holland, ontstaan in 1349 uit een conflict tussen Margaretha van Beieren en haar zoon Willem v over de opvolging van Graaf Willem iv en zich voortzettend tot in de vijftiende eeuw. |
| sedert: sedertdien. |
| kampen: akkers. |
| Het slot Nyenstein: waarschijnlijk een fictief kasteel, dat gezien de route der personages te localiseren valt in de buurt van Nijenrode, gelegen bij Breukelen aan de oever van de Vecht, op de grens van Holland en Utrecht. Dit huis werd bewoond door Gijsbrecht, heer van Nijenrode. Tijdens het beleg van Utrecht in 1345 werden er voedselvoorraden opgeslagen: het historische kasteel was als geheime locatie van Van Arkel voor Van Lennep derhalve onbruikbaar. |
236 | kalanten: klanten. |
| huisman: boer. |
| wijd: ver. |
237 | grootsch: trots. |
| bescheiden volk: nette mensen. |
| Ydeljaander: Italiaan. |
| Dat is... toe: genoeg! |
238 | knapper: deftiger. |
| Overman: hoofd van een gilde. |
| Dat... geworden: Dat zul je krijgen. |
| peul: peluw (hoofdkussen). |
239 | vaak: slaperigheid. |
240 | bekkesnijden: vechten met messen, waarbij men elkaar een snee in het gezicht probeert te geven. |
| verplichtend: voorkomend. |
241 | hupsch: vriendelijk. |
| kopstuk: geldstuk. |
| eerlijke: fatsoenlijke. |
| dat wij... voortestaan: dat wij de weduwen en wezen moeten bijstaan. Zinspeling op Deuteronomium 24:17-24 of Jakobus 1:27, waar dit gebod wordt geformuleerd. |
| paai: oude baas. |
| wien duivel: wie voor de duivel. |
| |
| |
242 | bescheidene: gepaste. |
| bijlo: waarachtig. |
| Karthuizer konvent te Arnhem: het klooster Monnikhuizen, gesticht in 1342, behoorde aan de gestrenge, gesloten kloosterorde der Karthuizers. |
| Mariendaalsch zusje: non uit het pas in 1392 gestichte klooster Mariënborg bij Arnhem? Of: meisje uit Arnhem, naar het landgoed Mariëndaal? Of: non uit de abdij Mariëndaal in Utrecht (1245-1580)? Er is wel een merkwaardige amoureuze connectie tussen het (dus later dan 1345 gestichte) Mariënborg en het klooster Monnikhuizen, later Klarenbeek genoemd: Van Hasselt merkt in zijn studie Arnhemsche oudheden op, dat er bij geruchte vanuit de kelders van Mariënborg een onderaardse gang liep naar Monnikhuizen en dat er gevallen van ‘minnespel’ tussen nonnen en monniken zouden zijn ontdekt. Er zijn echter geen aanwijzingen dat Van Lennep ook dit werk van Van Hasselt heeft geraadpleegd (Van Hasselt 1803-1804 i, p. 193). Als afgegaan kan worden op de veilingcatalogus van zijn boekerij, bezat hij deze studie wel (Muller 1871, nr. 1494). |
| kosten: konden. |
243 | zijdgeweer: het steekwapen dat aan zijn zijde hing. |
| Robbert van Arkel: zie de aantekening bij p. 84. |
| de dagen Noachs: verwijzing naar Genesis 5-9. |
244 | De droes!: alle duivels! |
| als nog: nogmaals. |
| wakkerheid: waakzaamheid. |
| althands: minstens. |
| castiliaan: paardenras uit Castilië. |
245 | wijvesmijter: iemand die zijn vrouw mishandelt. |
| veelverwig: bontgekleurd. |
246 | of hij... zou doen: of hij ons een duidelijker antwoord zou geven. |
| te verderven: kwaad te doen. |
| Kapittels: colleges van kanunniken. Utrecht telde vijf kapittelkerken, die gezamenlijk de bisschop verkozen. |
247 | Perdonatemi!: neemt u mij niet kwalijk! |
| gebaarden: gebaren. |
249 | Motto: Jan de Regt (gestorven in 1715), ‘Beloften’. In: Jan de Regt's Slegten-tijd, Mengeldichten, Gezangen en Nachtwachts, kluchtspel. Amsterdam 1733, p. 65. |
| |
| |
| den halfvolbouwden kegel van de Utrechtsche Domkerk: met de bouw van de toren werd begonnen in 1321; hij werd voltooid in 1382. |
250 | even: juist. |
| gedekt: overdekt. |
| de gelegenheid: de ligging. |
| zoo: dus. |
251 | in Sint Maartens naam: zie de aantekening bij p. 106. |
| sterkers: sterrekers. |
252 | verlof: hun congé. |
| met slecht bescheid: met een ongunstig antwoord. |
| vaardig: gereed. |
253 | tint: uitdrukking. |
254 | op de bres: op het punt van overwinning staand. |
| Ecclesia abhorret sanguine: de geestelijkheid verafschuwt bloed (vergieten). |
| beweegbare: beweeglijke. |
| woelingen: intriges. |
| Bisschop Adebold: Adebold (970-1026) was bisschop van Utrecht van 1010 tot 1026. Als vertegenwoordiger van de kerk en als beschermeling van keizer Hendrik ii moest hij de opkomende lekenvorsten bestrijden. |
255 | luchtverheveling: luchtspiegeling. |
| voor een korten stond: voor korte tijd. |
| den haat der gemeente: de haat van de bevolking. |
257 | aan mijn opzicht: aan mijn zorg. |
258 | fijn: geslepen. |
259 | Motto: Dirk Pieterszoon Pers (1580-1662), ‘Trouw is opter loop’. In: Bellophoron of lust tot wijsheydt (1614). Amsterdam 1695, p. 149. |
| buiten deur: lees: buiten de deur. |
260 | zoo min als iemand: evenmin als iemand anders. |
| de troostende bemoediging des Apostels: Jakobus 4:7. |
| ‘Domine! libera nos!’: ‘Heer, bevrijd ons [van het kwade]’. |
| betamelijk: juist. |
261 | ik ben den slechten herder... medegenomen: Johannes 10:11-13. |
265 | gedekt: (warm) gekleed. |
267 | hooge ontwerpen: gewichtige plannen. |
| het bejagen zijner inzichten: het nastreven van zijn bedoelingen. |
| basterts: bastaardkinderen. |
| |
| |
| eindelijk: ten slotte. |
| buiten alle betrekking: in zijn eentje. |
270 | samaar: lange mantel. |
271 | Motto: Joost van den Vondel, Gysbrecht van Aemstel. Tweede bedrijf, r. 538. In: Werken iii, p. 368. |
| ontzeggen: weigeren. |
273 | in open kamp: in een ridderlijk gevecht. |
| achtte ik het plichtmatig: vond ik het mijn plicht. |
274 | il signor castellano: de kasteelheer. |
| la vostra sanitá: uw gezondheid. |
| il suo medico: arts zijnde. |
| la mia arte: mijn vakkennis. |
| a voi: aan u. |
| Zonder erg te denken: argeloos. |
| Non lo sapete?: weet u dat niet? |
| bene!: goed! |
| il piacere: de eer. |
| il suo nome: zijn naam. |
| ma per Dio!: maar bij God! |
| un' altra volta: een andere keer. |
275 | vien dell'... freddo: dat komt van de opwinding, van de kou. |
| niet is pericolòsa... male: het is niet gevaarlijk, de reis zal u geen kwaad doen. |
| als de drie boden... Job: in het bijbelverhaal zijn het vier boden die de Job de onheilstijdingen brengen waarmee zijn geloof op de proef gesteld wordt (Job 1:13-18). Er bestaan veel afbeeldingen van deze scène, zoals een wandschildering in de kapittelzaal in Brauweiler, of een schildering in de Sancta-Maria Lyskirchen in Keulen. |
| Wouter van IJselstein: de Heren van IJsselstein behoorden tot de Stichtse adel. Ten tijde van Van Arkel was een zekere Arnoud de Heer van IJsselstein, en niet Wouter. Er zijn veel conflicten geweest tussen de bisschop en de Heer van IJsselstein, omdat deze laatste juist te Hollandsgezind was. |
276 | die hen staan durft: die hun tegenstand durft te bieden. |
| naricht: bericht. |
277 | de bloote stem: alleen al de stem. |
| ik laat mij wel vinden: met mij valt best te praten. |
| wacht gij hem af: wacht gij hem op. |
| |
| |
278 | Sic vos non vobis: gij hebt aldus (het bedoelde) verricht, maar een ander gaat ermee strijken. |
| Baljuw: ambtenaar die met de rechtspraak is belast. |
279 | innige: innerlijke. |
280 | nella potestà... Vescovo: door toedoen van mijnheer de bisschop. |
| Datemi la mano: geef me uw hand. |
282 | herinnerde: lees: herinnerende. |
283 | op den gemeenen weg: op de openbare weg. |
284 | Motto: Pieter Langendijk, Het wederzijds huwelijksbedrog. Eerste bedrijf, eerste toneel, r. 126. In: Ed. De Haas, p. 16. |
| stond verzet: was ontsteld. |
285 | lacryma Christi: droge witte wijn, afkomstig van de hellingen van de Vesuvius, die zijn naam dankt aan de legende dat de wijnstok ontstaan zou zijn uit de grond waarop de tranen van Christus vielen bij het zien van de menselijke zondigheid, die zelfs in het schone landschap rond de baai van Napels aan te treffen was. |
| Avignon: van 1309-1377, gedurende de zogenaamde ‘Babylonische ballingschap’, was Avignon de pauselijke residentie. |
| bleeker: lichtrode Rijnwijn. |
| dit gaat u voor!: proost! |
| doren: dooiers. |
| quantum sufficit: zoveel als nodig is. |
| doorgespouwd: afgekloven. |
| charter: oorkonde. |
286 | de fabel van het algemeen: het voorwerp van publieke roddel. |
287 | afgetrokken: abstracte. |
288 | wijdluftige: grootscheepse. |
| beproeving: uitdaging. |
291 | dan: lees: als wel. |
| zijn feit: zijn daad. |
| nopens: aangaande. |
292 | geestelijk eigendom: eigendom van de geestelijkheid. |
293 | stelsel: zedenleer. |
294 | onvoorzien: zonder tralies. |
| Asperen: in Asperen waren jaarlijks vier paardenmarkten, waarvan er in de negentiende eeuw nog twee over waren. |
296 | Motto: Hubert Korneliszoon Poot (1689-1733), ‘Samenzang, op den geboortedagh van Mejoffer**’, r. 31-34. In: Gedichten ii (1728), p.96. |
| |
| |
297 | Goliath: bijbelse reus, kampvechter uit het leger der Filistijnen, die door David verslagen werd (i Samuel 17:4). |
298 | gelemmerd: van strookjes voorzien. |
| huif: kap. |
| banjerheer: baanderheer. |
| den ouden Proost van Sint Salvator: zie de aantekening bij p. 106. |
| dat satansche beleg: het beleg van Utrecht duurde van 8, 9 of 11 juni tot 21 juni of 22 juli. De graaf had een flinke legermacht op de been gebracht: een hertog, graven, baanrotsen, 2800 ridders en 150000 geoefende krijgslieden, aldus de vertaler van Beka (De Beke 1982, p. 186). Niettemin bleef de schade aan de stad beperkt. Het totaal aantal doden aan Utrechtse zijde was zestien. |
| eene gestopte beuling: een worst. |
| vergroot: overdreven. |
299 | boutje: schatje. |
| van de linkerhand: wanneer een vrouw in geboorte zo ver beneden de man stond dat hij haar noch de kinderen kon doen delen in zijn rang of titel, was zij ‘met de linkerhand’ gehuwd. |
301 | Gentsch scharlaken: rode, fijne wollen stof uit Gent. |
302 | slecht en recht: zie de aantekening bij p. 123. |
304 | ijdel: overbodig. |
305 | bezwalken: bezoedelen. |
307 | geen musch ter aarde... valt: respectievelijk Mattheüs 10: en i Samuel 14:45. |
| genaken: naderen. |
308 | Motto: Voltaire (François-Marie Arouet, 1694-1778), Olympie. Acte v, scène iii. In: Théâtre complet v (1772), p. 74. |
| altijd: nog steeds. |
309 | geweld: macht. |
310 | Graaf Willem... teruggevoerd: Willem werd door een pijl in zijn voet geraakt toen hij in een donkere nacht het water van de stadsgracht wilde laten peilen en zijn boot door die van Utrecht werd ontdekt. |
311 | om niet: gratis. |
313 | huis te Rozendaal: een lust- en jachtslot van de graven van Gelre. |
| Domproost Gwy: van 1337-1362 was Henrik van Mierlaar de proost van de Domkerk; in de lijst van domproosten komt geen Gwy voor (Drakenborch 1744). |
314 | afjakkert: uitscheldt. |
| |
| |
| 't fijne van de mis: 't fijne van de zaak |
315 | wijders: verder. |
| Joost: de duivel. |
| de aêr: de ander. |
| zelfs: lees: zelf. |
| zulk een geweld: zo'n drukte. |
318 | lichte: gemakkelijke. |
| als een andere Simson: Simson, richter in Israël, neemt het geheel alleen tegen de Filistijnen op. Aan zijn Filistijnse geliefde Delila verraadt hij dat het geheim van zijn kracht schuilt in zijn haardos. Als zij zijn haar afknipt, valt hij in handen van zijn vijanden, maar doet, zijn kracht hervindend, de pilaren van het huis ineenstorten (Richteren 16). In zijn dood sleept hij vele vijanden mee. |
319 | Motto: Joost van den Vondel, Maria Stuart of gemartelde Majesteit (1646). Tweede bedryf, r. 367. In: Werken v, p. 182. |
| de Witte poort: de Wittevrouwenpoort aan de oostzijde van de stad; een van de vier rond 1122 gebouwde stadspoorten van Utrecht. |
| gelijke: gelijkmatige. |
| Cistenser monnik: monnik van de orde der Cisterciënzers, gesticht in 1098 door de Heilige Robertus, genoemd naar de abdij Cistercium (Citeaux) ten zuiden van Dijon. |
320 | dan: dus. |
321 | koren- en boekweitvelden: de omgeving van Amersfoort stond bekend om de graan-, in het bijzonder boekweitteelt. |
| erven: boerenbezittingen. |
322 | beurzesnijder: dief. |
| diefleider: politieagent. |
| vigiliën: gebeden bij of ter herinnering aan een overledene. |
| dobbel: dobber. |
323 | zotskolf: narrenstaf. |
| dat saturdagsche wijf: dat vervloekte mens. |
| gebruid: gekweld. |
324 | De veerman aan de Lek: het liedje van Daamken, waarschijnlijk door Van Lennep zelf geschreven, werd in 1836 op muziek gezet door Heyne (Harp en Luit 1836, p. 3-6). |
| veêl: vedel. |
326 | rantsoen: geldbedrag. |
| Navarre: voormalig koninkrijk in Noord-Spanje en Zuidwest-Frankrijk. |
| |
| |
327 | op: voor. |
328 | insnijdt: binnenloopt. |
| 't spinrokken: de vrouwelijke erfopvolging. |
329 | Gaskonje: deel van Acquitanië in Zuidwest-Frankrijk, rijke bron van Middeleeuwse cultuur. |
| een springer van Poitou: uit Poitou in West-Frankrijk komt het paardenras de Poitevin. Het zijn juist zeer zware paarden, gebruikt als trek- en lastdier. |
334 | bescheidenheid: oordeel. |
335 | de Engelen... binnen te gaan: Deuteronomium 1:37-38. |
| wat hamer: verduiveld. |
336 | visscherspink: vissersschuit met platte kiel. |
337 | Motto [Anonymus], ‘De tamboer tot den vrijwilligen optogt der Batavieren in 1673’. In: Scheltema 1818 ii, elfde stukje, p. 129. |
| herbergen: waar zouden die herbergen dan geweest zijn, zo er in Friesland destijds herbergen waren, vraagt Eekhoff zich af (Aanmerkingen, p. [5]). |
| conversen: lekenbroeders die in een klooster voor de monniken werkten en die veelal aangenomen werden om te vechten. Van Heussen 1723 ii, p. 28, waar ze ‘soldaaten met kappen’ worden genoemd (VL). |
338 | landdag, werf of weerstal: zie de aantekening bij p. 198. |
| Gouwen: Oostergo en Westergo. |
| het Gaasterland: dit zegt men evenmin als ‘het’ Friesland, volgens Eekhoff (Aanmerkingen p. [5]). |
| uittocht: doorgang. |
339 | de wilde merkt: een buurschap onder Harich waar vanaf de zestiende tot in de negentiende eeuw paardenmarkt en kermis gehouden werd. Eekhoff acht het pertinent onjuist dat deze plaats gebruikt zou zijn voor het houden van een landdag (Aanmerkingen p. [5]). |
340 | het wapen van Friesland: Van Lennep verwijst naar Schotanus 1658, p. 173, waar een identieke beschrijving wordt gegeven. Dit wapen zou dienen ter bekrachtiging van de op de landsvergaderingen bij de Upstalboom genomen besluiten. Eekhoff bevestigt dit, maar voegt toe dat op de beschreven vergadering het wapen van Westergo (een lopen-de vogel) had moeten prijken (Aanmerkingen, p. [5]). |
| De vaste rangschikking: de orde van stemmen en van het voorzitterschap werd tijdens de vergaderingen bij de Upstalboom (zie de
|
| |
| |
|
aantekening bij p. 198) wel degelijk (van westelijke naar oostelijke landschappen) in acht genomen. De geestelijkheid zat vooraan. |
341 | Grietluiden: gerechtsmannen die uit naam van de overheid het recht handhaafden. |
| Luidinga-kerke: het klooster van Luidingakerk lag ten oosten van het dorp Almenum bij Franeker. Het was gesticht in 1157 door het geslacht Ludinga. |
| angstig: precies. |
343 | den rooden haan... steken: onze huizen in brand te steken. |
344 | welke het met Adelen hielden: die aan de kant van Adelen stonden. |
| toen Worp Ropta... voorgestaan: er was rond 1302 een ruzie ontstaan tussen Worp Ropta en Iucka Helbada, edelen uit Oostergo. Helbada had de zoon van Worp Ropta een verwonding toegebracht. De oude Ropta, een driftig man, pikte dit niet. Toen hij Helbada onderweg tegenkwam, viel hij deze aan en hij zou hem gedood hebben, als niet de partij van Helbada talrijker geweest was. De schermutseling escaleerde tot een gevecht en dat leidde weer tot samenscholingen en complotten. Helbada werd in een volgende botsing gedood door Ropta en diens buur Tyta Cammingha, waarop de zoon van Helbada weer wraak nam... De dood van Ropta en Cammingha in dat jaar loste deze partijschap op. Van Lennep verplaatst hier dus een eerder voorval naar 1345, of laat de vete tussen beide geslachten zich langer voortzetten. |
345 | eenige kleine eigendommen: zie de aantekening bij p. 347. |
347 | bergen ontmoeten zich niet: bergen (of, met een variant: bergen en dalen) ontmoeten elkaar niet, maar mensen wel. Met andere woorden: een zeer toevallige ontmoeting. |
| Kempenesse, Aldenum en Hofland: in het verdrag van juli 1310, waarin Stavoren zich aan de graaf onderwierp, werd onder meer geregeld waar de rechtszittingen moesten worden gehouden waarbij de graaf aanwezig was: te Kempenesse (op Hofland), Aldenum en Vroonakker (op Groenendale). Deze plaatsen waren zo goed als zeker de graaf ten bezit gegeven. Hun precieze ligging is niet bekend. Op april 1344 werd tevens officieel vastgesteld dat de graaf bovendien eens per jaar te Staveren een rechtszitting mocht houden om nog open zaken af te doen en dat hij schout, schepenen en leden van de vroedschap naar goeddunken mocht ontslaan. |
| Ambtsman: ambtenaar aan wie de rechtsmacht in een bepaald gebied was opgedragen. |
| |
| |
| alarm: kreet om de troepen te wapen te roepen. |
| het Privilegie van Graaf Floris V: in 1292 verleende Floris v Staveren een privilege, in ruil waarvoor hij door de stad erkend werd als landsheer. In 1338 werd dit verdrag opnieuw bevestigd. In dat jaar hebben vier inwoners van Staveren de graaf hulde gebracht. Zie ook de aantekening bij p. 49. |
348 | eene dooping: in de strijd tussen Schieringers en Vetkopers werden de tegenstanders soms onder water gehouden tot zij verdronken; dit noemde men een ‘wapeldjepinga’. |
| de opene brief: de oorkonde. |
| kaarteblad: charter. |
349 | Lemmer: stroom in Friesland, parallel aan de Zuiderzee (benoorden de huidige Noordoostpolder). |
| onvoegzaam: ongepast. |
| mijne huizinge te Awert: de Aylva's bezaten een state in het dorpje Awert. |
351 | hatelijke: gehate. |
352 | benaauwen: blokkeren. |
354 | Motto: Willem Bilderdijk, ‘Darius aan Alexander, na den slag van Arbela’. Uit: Nieuwe dichtschakeering (1819). In: Dichtwerken iv, p. 315. |
| de maar: de tijding. |
| lichten: ronselen. |
| leenplicht: verbintenis van bescherming aan de ene en manschap aan de andere zijde. |
| de fabel van den arend en de zeug: in deze fabel van Lafontaine, ‘L'aigle, la laie et la chatte’ (1668, Livre iii, vi), die weer teruggaat op Aesopus, praat de kat zowel de arend als de zeug angst aan voor de ander. In: Fables 1974 i, p. 117-118. |
| Potestaat: een alleen in Friesland voorkomende functie, die het opperbevelhebberschap over de krijgslieden en het voorzitterschap van de landsvergaderingen inhield en die in de bul van Karel de Grote ingesteld zou zijn voor tijden van nood. |
355 | aanranding: agressie. |
| Scadaert in Wonseradeel: Wonseradeel is een grietenij in Westergo, bestaande uit zevenentwintig dorpen. Eekhoff tikt Van Lennep op de vingers: Scadaert moet zijn: Schraard, waar de Aylva's een stins hadden (Aanmerkingen, p. [6]). Niettemin valt voor de vorm Scadaert een bron te vinden, namelijk Van Heussen 1723 ii, p. 35. |
| |
| |
356 | de banier van Aylva: zie de aantekening bij p. 479. |
| lazuur: helderblauwe heraldieke kleur (in ongekleurde wapens voorgesteld door horizontale lijnen). |
| zomerhuisje: onbekend. Zie Eekhoff, Aanmerkingen, p. [6]. |
359 | eene vloot... ondersteunen: in de honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk (1339-1453) heeft Willem zich herhaaldelijk voor de Engelse koning Eduard iii in de strijd begeven. Diverse bronnen vermelden dat de graaf na het beleg van Utrecht naar Dordrecht reisde om van daaruit via de binnenwateren zijn Friese expeditie aan te vangen. |
| Pingjum: dorp in de grietenij Wonseradeel. |
| Helbada's zoon... vermoord is: zie de aantekening bij p. 344. |
| dat er... staat: het gebruik wordt genoemd in Baerdt van Sminia 1829, p. 12. |
363 | hun kenmerk: hun herkenningsteken. |
| toen hij den zegen... ontstal: Jacob gaf zich uit voor zijn broeder Ezau en ontving ten onrechte de vaderlijke zegen (Genesis 27). |
| mijn gezin: al wie in mijn dienst is. |
365 | Motto: Molière (Jean-Baptiste Poquelin, 1622-1673), Les fourberies de Scapin (1671), Acte ii, scène vii. In: OEuvres complètes ii, p. 157. Vertaling: wat, voor de duivel, ging hij in die storm uitvoeren. |
| spakerig; heiig. |
| uitgeschoten: aangewakkerd. |
366 | hagelsche: bliksemse. |
| het slot: het kasteel in Staveren was er in 1345 nog niet. Pas in 1397 liet Albrecht van Beieren tegen de Noorderhaven aan een sterkte bouwen, die in 1522 vervangen werd door een kasteel. Dit werd in 1580 verwoest, daarna herbouwd, en later weer verwoest. |
| een oppertje: bovenwindse beschutting tegen de wind. |
| het Roode Klif: voorheen in zee uitstekende heuvel ten zuiden van Staveren. |
| het klooster van Sint Odulf: zoals ook blijkt uit Van Lenneps kaartje, plaatst hij het Sint-Odulfsklooster ten zuiden van Staveren en dus niet ver van het Rode Klif. Er zijn geen veertiende-eeuwse bronnen die uitsluitsel geven over de ligging van de abdij. Latere bronnen plaatsen het klooster ten westen van de stad. Van Lenneps vergissing komt vermoedelijk voort uit het feit dat een van zijn bronnen de verhuizing van het klooster ten gevolge van het opdringende water al in 1318 laat plaatsvinden (Van Heussen
|
| |
| |
|
1723 i, p. 474). Zie de aantekening bij p. 14. |
| zijne dubbele haven: Staveren beschikte over een noordelijke en een zuidelijke haven, beide met ver in zee uitstekende kaden. |
367 | het Oversticht: Overijssel. |
368 | gangetjens: afstanden die een zeilschip aflegt tussen het laveren van de ene naar de andere boeg. |
| bedekte: tersluikse. |
| kondschap te nemen: (mij) op de hoogte te stellen. |
| immers: althans. |
369 | een slechte pekbroek: een eenvoudige varensgast. |
370 | Sinter Klaas: zie de aantekening bij p. 72. |
372 | barken; zeilschepen. |
373 | hoofdstraat: op Schotanus' plattegrond van Staveren is er één weg die van de zuiderhaven naar het Stadhuis voert. |
| stoepen... doen geven: zowel Cornelius, Schotanus als Winsemius vermelden dat de ‘stoepen’ van de verwende bewoners van Staveren met goud waren beslagen. Van Lenneps interpretatie dat hier ‘stopen’ (drinkkannen) gelezen dient te worden, is niet zeker. De overeenkomstige passage bij Winsemius geeft namelijk duidelijk aan dat er woningdecoratie wordt beschreven: de grote bloei van de handelsstad Stavoren deed de inwoners haar ‘gheringen oorspronck ende povere beginselen’ vergeten en hun zucht naar weelde ging zo ver, ‘dat sy hare Leenen [leuningen], Stoepen ende Dooren met golt hebben laten beslaen ende vercieren in trotse ende spijt van andere Steden ende Landen van Hollant ende Vrieslandt, by welcke sy door een ghemeyn spreeckwoort Die verweende kinderen van Stavoren genoemt wierden.’ (Winsemius 1622, fol. 147) De welvaart van Stavoren bereikte rond 1200 haar hoogtepunt. Maar nog in 1335 kon deze hanzestad het zich veroorloven om oorlog te voeren tegen Lübeck en Hamburg. In de tweede helft van de veertiende en de vijftiende eeuw werd de stad geteisterd door de zee, door brand, oorlog, pest, plunderaars en de verzanding van de haven. |
| wapeldjepinga: zie de aantekening bij p. 348. |
| raed hird... lyre: deze en andere spreuken die niet-Friezen moesten verraden, worden genoemd in Baerdt van Sminia 1829, p. 12. |
375 | verbruste: verduivelde. |
377 | Motto: Jacob Cats, ‘Twee verkracht en beyde getrout’. In: 's Werelts begin, midden, eynde, besloten in den Trou-ringh met den proef- |
| |
| |
| steen van den selven. Dordrecht 1637, p. 283. |
| Amalekiten: een volk dat in de bijbel wordt genoemd. Wanneer verspieders van de Israëlieten het beloofde land (‘Zuiderland’) gaan onderzoeken, komen zij terug met het verhaal dat er sterke, grote mensen wonen, onder andere de Amalekieten (Numeri 13). |
| hiera picra en hiera gladii: ‘heilige scherpe, bittere zaken’ (Grieks) en ‘heilige zaken van het zwaard (Grieks en Latijn vermengd). De aanduidingen komen voor in een passage in Van Heussen 1723 (ii, p. 223-237) over de leefwijze van de geestelijkheid. Mochten monniken geneesmiddelen gebruiken? Onder de kerkvaders heerste verdeeldheid. Er waren monniken die stoïcijns hun kwalen verdroegen, maar ook die altijd jeremieerden en veel middeltjes slikten. Er wordt dan een beschrijving aangehaald van Petrus van Blesensis: zo gauw een dergelijke monnik onwel is en zegt te merken dat zijn pols wat sneller slaat, zijn water branderig is en zijn eetlust verminderd, haalt hij de dokter erbij, slikt ‘[a]rtzenijen’ en ‘maakt konserven toe’. Hij stopt niets in zijn mond dat niet met kaneel, kruidnagelen of nootmuskaat is bereid. De auteur vervolgt dan: ‘Ach hoe misprijsselijk is het dat een mensch, die altijd van de hemelsche Hierarchy behoorde te spreken, van Hierapica en Hiera gladii leert redentwisten’ (p. 226). Zo'n monnik is meer een leerling van Epicurus dan van Christus en zeurt steeds over de machtigheid van boter, de winderigheid die bier of de hardlijvigheid die het eten van bonen veroorzaakt. Uiteraard is deze typering de abt van Sint-Odulf op het lijf geschreven. Of Van Lennep hier volstaat met het citaat uit Blesensis uit Van Heussen over te nemen, of dat hij tot de bron is gegaan, is niet met zekerheid te zeggen. Zijn bronvermelding in de voetnoot, exact gelijk aan die in Van Heussen 1723, doet het eerste vermoeden. |
378 | Petrus Blesensis (van Blois): circa 1135-1212, theoloog en staatsman, die hoge kerkelijke posten heeft bekleed in het bijzonder in Engeland, schreef onder meer een verhandeling over het boek Job (Tractatus in libram Job). |
379 | snorrepijpen: beuzelarij. |
| Wat bruit ons die Hollander?: wat kan ons die Hollander schelen? |
| sammelt: treuzelt. |
380 | uw roekeloos bestaan: uw roekeloze onderneming. |
381 | staffieren: gewapende dienaren. |
| Philistijnen: Filistijnen, in de bijbel de vijanden van de Israëlieten. |
382 | bloodaart: lafaard. |
| |
| |
| bloot: enkel. |
384 | bewaren: in hechtenis houden. |
385 | een klein meirtje... Koudum gelegen is: Deodaat kijkt in zuidoostelijke richting. Koudum ligt echter noordoostelijk van Staveren, zoals ook te zien is op het in de eerste druk opgenomen kaartje. Denkelijk heeft Van Lennep de richting die de windroos aangeeft veronachtzaamd. |
387 | het verdrag der overgave: niet de graaf, maar Jan van Beaumont heeft met de in Utrecht teruggekeerde Van Arkel onderhandeld. De overgave hield in dat vijfhonderd burgers uit de stad voor de tent van de graaf nederig op de knieën om vergeving moesten smeken. |
388 | Een der punten van het verdrag... Friesland: over hulptroepen ten bate van de Friese expeditie wordt in de bronnen niet gesproken; wel meldt Schotanus dat de Stichtsen ‘soo dickwils als 't den Grave behaechde, hem ten dienste [zouden] komen met vijf hondert Man binnen de Maese, op haer eyghen kosten’ (Schotanus 1658, p. 180). |
| tegenweer: verdediging. |
390 | Motto: Joost van den Vondel, Gysbrecht van Aemstel. Tweede bedryf, r. 531. In: Werken iii, p. 367. |
| voorlang: sedert lange tijd. |
391 | daarmede: daaronder. |
| Ued.: Uwe Edelheid (uitgesproken: ‘Uwé’). |
| het heeft gisteren morgen gevroren: de slag vond plaats op 26 september. |
| spijtig: nijdig. |
392 | oomkool: het baasje. |
| gistig: oproerig. |
393 | dat die nu van eene slechte reis kwam: dat het juist die nu slecht moest vergaan. |
394 | vlak voor 't lapje: pal in het zeil. |
| ziedende: kokende. |
395 | gelijk Hij Daniël uit den leeuwenkuil verloste: Daniël werd door koning Darius in de leeuwenkuil geworpen, maar overleefde dankzij zijn hechte geloof (Daniël 6). |
396 | vaste: gelijkmatige. |
398 | stokwaarder: cipier. |
| eens dat zij samen spijsden: toen zij een keer samen aten. |
399 | maakte hij hem diets: maakte hij hem wijs. |
| |
| |
400 | looze: sluwe. |
401 | drie landschappen: hier: de drie kwartieren Oostergo, Westergo en Zevenwouden. Zie de aantekeningen bij p. 49 en p. 61. |
| Norwert: het dorpje Norwert zal men, zoals de verteller op p. 411 meedeelt, vruchteloos op de kaart zoeken. Niet omdat het, zoals de romantekst vermeldt, in zee is verdwenen, maar omdat het fictief is (het dankt zijn naam aan het feit dat er in deze streek veel andere plaatsnamen op -wert uitgaan). De bronnen vermelden dat de graaf ten noorden van de stad een huis, dan wel enkele huizen of een dorpje in brand stak, waarschijnlijk om een baken te maken. |
402 | Motto: niet gevonden |
| op den morgen van dien dag: op donderdag 22 september was Willem in Amsterdam gearriveerd en woonde hij, alvorens scheep te gaan, daar 's avonds een mis bij. Op vrijdag vertrok hij naar Enkhuizen en bleef daar een paar dagen: omdat hij nog voorbereidselen moest treffen, of omdat hij op zondag niet wilde strijden, of omdat de wind in de verkeerde hoek zat. Op maandag 26 september begon de vloot de oversteek, om op 28 september weer terug te keren. |
| van over de tweehonderd vaartuigen: het aantal schepen dat de vloot telde wordt volgens De Graaf niet in de bronnen genoemd. Hij taxeert de omvang van de vloot tussen de driehonderd en vijfhonderd schepen (De Graaf 1996, p. 287). |
| rondassen: ronde schilden. |
| eene vereeniging: een samenscholing. |
| de Arabische schrijvers: een verwijzing naar de sprookjes van duizend-en-een-nacht (waarin onder meer Sindbad de zeeman wonderbaarlijke avonturen beleeft). |
403 | kommerlooze: onbezorgde. |
| de gansche bevolking van Wester- en Oostergoo: de omvang van het Hollandse leger wordt door De Graaf geschat op vijftienduizend man (De Graaf 1996, p. 284). |
| geboord: omboord. |
| karmozijn: rood fluweel. |
| naamcijfer: monogram. |
404 | waarin Jan van Arkel zich bevond: dat Van Arkel de graaf zou hebben vergezeld op diens Friese expeditie, is een fictioneel gegeven. |
| tweebak: scheepsbeschuit. |
| |
| |
405 | belangrijk: indrukwekkend. |
406 | het kasteel van Staveren: zie de aantekening bij p. 366. |
408 | lensden: liepen met weinig zeil vóór de wind uit. |
| mijne trouwe Zeeuwen: de ‘ronde’ (eerlijke en openhartige) Zeeuwen hebben de reputatie van betrouwbaarheid. |
| stik: pal. |
409 | Enkhuizer zand: zandbank in de Zuiderzee, tussen Enkhuizen en Urk. |
| de Kuinder: een riviertje dat vanaf de voormalige Zuiderzee richting Heerenveen stroomt. |
| nonnenklooster van Sinte Martha: waarschijnlijk een fictief klooster. |
411 | Motto: Heiman Dullaert (1636-1684), ‘Klagte van Roxanne, gemalinne van Darius, overwonnen door Alexander den Grooten’, r. 83-87. In: Gedichten. Amsterdam 1719, p. 128. |
| wierdijk: aarden dijk, aan de buitenkant verstevigd met wier. |
| Kreiler bosch: een tijdens de watervloed van 1173 grotendeels in zee verdronken bos, tussen Staveren en Enkhuizen. Op de kaart in de kroniek van Andreas Cornelius staan tussen Enkhuizen en Staveren boompjes getekend met de vermelding ‘creille’ (Cornelius 1597). In 1230 kon men nog met behulp van een polsstok de oversteek maken, maar in 1400 was er al een ruime vaart tussen de beide steden. |
413 | Sint Maartensvuurtje: een vuurtje zoals tijdens de viering van Sint-Maarten (11 november) gestookt wordt. |
| in een amerijtje: in een ommezien. |
| Ik zorg, of: ik vrees, dat. |
414 | open zoude loopen: open zou rammen. |
415 | zomerdijkjens: relatief lage dijken die alleen de zomerstanden van het water kunnen keren. |
| wapenhandel: wapenbezit. |
| gedekt: beschermd. |
416 | van Hindelopen... toe: Van Lennep laat de strijd zich over een omvangrijker territorium uitstrekken dan de bronnen aangeven. |
418 | duifsteen: tufsteen. |
| een peervormige koepel... vercieren: zie de aantekening bij p. 448. |
| Salvete!: gegroet! |
| Lang: breng. |
419 | e faucibus mortis: uit de muil van de dood (Psalm 22:22). |
| num dulci vino plenus?: toch niet vol van de zoete wijn? |
| Zuidvenne: Van Lennep situeert dit weiland ten zuiden van het Sint- |
| |
| |
| Odulfsklooster. In een huidige reconstructie van de slag wordt aangenomen dat het gaat om het water en de kuststrook die verder zuidoostelijk van Stavoren liggen (De Graaf 1996, p. 291). |
421 | geregelde: strategisch verantwoorde. |
422 | dat Jan... vrijen intocht eischte: Jan van Beaumont heeft zich het klooster ingevochten, een heiligschennis die de Hollandse nederlaag tot een gerechte straf Gods maakte, aldus Beka (De Beke 1982, p. 189). Blijkens een aantekening kende Van Lennep deze versie: hij vermeldt dat Beaumont Sint-Odulf ‘ontheiligde’ (Aantekenboekje, p. [14]). Recent onderzoek maakt aannemelijk dat niet Beaumont, maar Graaf Willem het op het klooster had voorzien, doch door de Friezen de pas werd afgesneden. Beaumont, zuidelijker landend, kwam niet in de buurt van Sint-Odulf (De Graaf 1996, p. 292-295). |
| Heer van Beaumont, Schoonhoven en Gouda: Jan van Beaumont bezat deze titels inderdaad. |
423 | liet hij niet af: hield hij niet op. |
426 | een des te wisser merk: een des te zekerder doelwit. |
| Nu was het... leven: Joost van den Vondel, Gysbrecht van Aemstel, Vierde bedryf, r. 1231. In: Werken iii, p. 396. |
427 | Motto: Pierre Corneille, Le Cid (1636). Acte iv. Scène iv, r. 1318. In: Oeuvres iii, p. 200. Vertaling: de vloed spoelt hem aan, de eb voert hem weer mee. |
| Rijs: volgens Eekhoff is dit het ‘allergrootste anachronisme’: de heerlijkheid Rijs, genoemd naar enkele huizen achter Warns, bestond pas sinds 1687 (Aanmerkingen p. [7]). |
428 | speculatiezucht: winstbejag. |
429 | den moord mijns zoons: zie de aantekening bij p. 344. |
| Al wat hij op hem verkrijgen kon: al wat hij van hem gedaan kon krijgen. |
431 | Rae-Vier of Roode klif: dat het Rode Klif betrokken zou zijn bij de veldslag, is niet terug te voeren op de oudste bronnen. Wel is er een uitspraak van de zestiende-eeuwse kroniekschrijver Sibrandus Leo, die de abtenlevens van de kloosters Mariëngaarde en Lidlum heeft beschreven. Van Lennep noteert in zijn aantekenboekje: ‘Warrega nomen pag[o] datuo, antea dictus Raevier ubi fortiter sesum defendum frisii’ (‘Warrega is de naam van de plek, voordat het Raevier genoemd wordt, waar de Friezen zich krachtig moesten verdedigen’) (VL). Er wordt geen bron vermeld, maar
|
| |
| |
|
het gaat hier onmiskenbaar om een variatie op de bedoelde uitspraak van Sibrandus Leo, die, nadat hij de slag bij Staveren beschreven heeft, etymologiseert dat de namen Raevier en Warrega plaatsen aanduiden waar men de verdediging, het verweer, heeft gevoerd: ‘unde et pago nomen inditum Werrega hoc est: pagus fortiter sese defendans, quum antae Raewier diceretur; locus victoriae dictatus Palmare etiamnum nomen (Waller Zeper 1914, p. 265; in enigszins afwijkende versie in ed. Wumkes [1922], p. 22). Waller Zeper leidt hieruit af dat, zoals raevier verwijst naar ‘Rea wier’ oftewel ‘Rode klif’, Varrega moet duiden op ‘Wardlinga’, oftewel ‘Wardlense’, oftewel ‘Warns’. Sibrandus zelf heeft niet in de gaten gehad dat Werrega op Warns sloeg, maar zal gedacht hebben aan Warrega onder Leeuwarden, waar een Palmastate heeft gelegen waarvan de naam op de behaalde overwinning duidt. Er is dus vermoedelijk een bepaalde traditie geweest om Warns of het Rode Klif bij de slag te betrekken. Moderne historici bestrijden deze visie (Groustra 1978, p. 35-36 en 105). |
432 | afgeloopen: weggelopen. |
| waarvoor hij geene neiging gevoelde: aan wie hij niet gehecht was. |
435 | werpschichten: pijlen. |
436 | uitgeschud: geplunderd. |
437 | die den duivel in heeft: die door de duivel bezeten is. |
| wier aanzijn hem onbekend was: waarvan hij het bestaan niet kende. |
438 | Beaumont à la rescousse!: Beaumont [kome] te hulp! |
| daar moet er ten minsten één zijn... ontfangen: Jan van Beaumont heeft inderdaad de slag overleefd. Toen hij, zelf gewond, vernam dat de graaf was gesneuveld, wilde hij zich doodvechten. Hij is echter door zijn schilddrager Robert de Glimes en enkele andere strijders uit handen der Friezen gered en aan boord van een schip getild. |
| de paarden... waren: vanwege de gesteldheid van de Friese bodem waren in het leger van de graaf juist geen paarden meegenomen. |
439 | het brandende dorp: lees: het brandende klooster. |
440 | met de woorden des Apostels: ‘Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven’ (Johannes 11:16). |
| hoop: bende. |
441 | geladen: gemunt. |
| Zeven Baanrotsen... verslagen: zie de aantekening bij p. 72. |
442 | tot inhuldiging van 's Graven vader: op 4 juli 1310 werd tussen Willem iii en Westergo een ‘zoen’ gesloten, waarin de Friezen de
|
| |
| |
|
graaf als heer erkenden (zie de aantekening bij p. 49). De graaf sneuvelde op dezelfde plaats waar zijn voorgangers recht plachten te spreken. |
| Deze woorden... vermeerderen: de graaf doodde een Fries edelman en werd daarop door een groep woedende Friezen afgeslacht, waarna men hem het hoofd afhakte. |
444 | Motto: Joost van den Vondel, Gysbrecht van Amstel. Vyfde bedryf, r. 1623. In: Werken iii, p. 411. |
447 | verderf: ondergang. |
448 | Deze koepel... peervormig: van het Sint-Odulfsklooster bestaan geen afbeeldingen. Van Lennep heeft blijkbaar informatie gevraagd aan zijn gids in Friesland, F.D. Fontein. Deze schrijft hem op juli 1836 dat hij wel afbeeldingen bezit van enkele kloosters, maar uit later tijd (zoals ook de afbeeldingen van stinsen slechts uit latere perioden dateren). Onder de aantekeningen van Van Lennep bevindt zich een penschets van een kerktoren, die hij het bijschrift ‘Mosquaie te Franeker’ geeft. Deze kerk had inderdaad een peervormige koepel, een constructie die in de Byzantijnse bouwkunst is uitgevonden (vandaar de herhaalde verwijzingen naar de oosterse bouwstijl in de beschrijvingen van het klooster). De kerk is opgetrokken uit tufsteen, een materiaal dat tot in de twaalfde eeuw in Friesland gebruikt werd in de streek rond het klooster Mariëngaarde in Hallum. De bouwstijl in Westergo onderscheidt zich door grote soberheid; die in het Oostfriese deel door Saksisch-Westfaalse invloeden, gekenmerkt onder andere door koepelachtige gewelven met sierribben. In Friesland zijn deze sedert het midden van de twaalfde eeuw doorgaans van baksteen. Van Lennep lijkt een dus een samenraapsel van allerlei stijlen te presenteren. Van het historische klooster is alleen bekend dat het twee torens bezat. |
449 | Belialskinderen: satanskinderen (Belial is een aanduiding van de duivel volgens Deuteronomium 13:13). |
450 | quare fremuerunt gentes [et populi meditati sunt inania?]: ‘waarom woelen de volken en zinnen de naties op ijdelheid?’ (Psalm 1:1) |
452 | wel deftig: zeer behoorlijk. |
455 | moei: tante. |
457 | waar iemand... hart: verwijzing naar Mattheüs 6: en Lukas 12: 34. |
| |
| |
458 | Motto: Theodoor Rodenburg, Melibéa. Treur-bly-eynde spel. Vyfde bedrijf. Amsterdam 1617-1618. Deel iii, p. 56. |
459 | het vischrijke meir van Parrega: het voormalige Parregastermeer lag aan de trekvaart van Workum naar Bolsward. Het water was bekend om zijn meervis. |
| den machtigsten... Koningen: zie de aantekening bij p. 158. |
| rif: lijk. |
| een erfgoed... moest: zie de aantekening bij p. 235. |
460 | Heer Hugo van Koukerk: de bronnen noemen echter ene Martyn als de Commandant der Sint-Jansheren die Willem op het slagveld ging zoeken en hem, samen met nog enkele andere gesneuvelden, mocht begraven bij het klooster Bloemkamp nabij Bolsward. In 1396 liet Albrecht van Beieren het gebeente weer opgraven en naar het familiegraf in Valenciennes brengen (Beka 1701, p. 233; Baerdt van Sminia 1829, p. 42). |
461 | Middelzee: de Middelzee (ook wel Boerdiep of Boorndiep) scheidde Oostergo en Westergo en stroomde uit tussen Terschelling en Ameland. Toen in de dertiende eeuw de landen tussen Friesland en Noord-Holland werden verzwolgen, begon dit water dicht te slibben. In de vijftiende eeuw was dit proces voltooid en is er akkerland gekomen. |
462 | Meikulfus: twaalfde abt van Bloemkamp, aangesteld in 1341 (zie ook de aantekening bij p. 52). Genoemd in het knipsel dat onder de ‘Bescheiden’ is bewaard. |
| de Stellingwervers en het Oversticht: de bewoners van Stellingwerf, de oostelijkste grietenij van Friesland, destijds binnen Groningse invloedssfeer, en die van Overijssel. |
463 | graft: gracht. |
| ijlhoofdigheid: krankzinnigheid. |
464 | verschoond: geëxcuseerd. |
465 | wijders: verder. |
| lijkfeest: begrafenismaal. |
466 | eene lelie in uw wapen: het wapen der Dekama's toonde in het ene deel de Friese adelaar, in het tweede in rood twee zilveren lelies boven elkaar. Het helmteken was een uitkomende (boven het wapenschild uit stekende) rode leeuw, met kop en manen van goud. |
467 | Ne nos inducas: leid ons niet (in verzoeking), regel uit het Onze Vader. |
| van den kwaden vijand: van de boze duivel. |
| kas: kast. |
469 | ontroerde: geschokte. |
| |
| |
470 | Niobé: dochter van Tantalus, die zich laat voorstaan op haar kindertal. Als de kinderen tot haar straf gedood worden, versteent zij van smart. |
471 | Homo... disponit: de mens wikt, God beschikt. |
472 | Scharl: plaatsje ten zuidoosten van Staveren. |
474 | sergie: serge, gekeperde wollen stof. |
| een wegwijzer: een gids. |
478 | dien parangon de la Chevalerie: dat toonbeeld van ridderlijkheid. Zie de aantekening bij p. 39. |
| Du Guesclin: Bertrand du Guesclin was een beroemd Frans ridder uit de veertiende eeuw. |
| te Luik: Jan van Arkel werd in 1364 tot Bisschop van Luik benoemd en bleef dat tot zijn dood in 1378. |
479 | ik heb... Roos van Dekama: het wapen der Aylva's uit Witmarsum toont in het ene deel de Friese adelaar, in het tweede in blauw een zilveren roos, vergezeld van een gouden ster vanboven en een gouden lelie vanonder; het helmteken vertoont een uitkomende zilveren eenhoorn met gouden hoorn. Eekhoff signaleert Van Lenneps vergissing: de halvemaan die hij noemt is niet te bekennen (Aanmerkingen p. [6]). Of deze aan zijn fantasie is ontsproten of tot (interpretatie van) enigerlei bron valt te herleiden, is niet bekend. |
|
|