Romantische werken. Deel 22. Verspreide opstellen. Deel 2
(1872)–Jacob van Lennep– AuteursrechtvrijNegende Hoofdstuk,
| |
[pagina 61]
| |
pen, met grillig gevormd beeld- en lijstwerk, met zinnebeelden en uithangborden: in plaats van monsterachtige goederenwagens en omnibussen, die den armen voetganger van de kleine steentjes op de stoepen, zoo niet in de kelders, drijven - speeljachten, tent- en roeischuitjes, die in de gracht blijven en niemand hinderen: in plaats van smakelooze zwarte hoeden, zwarte rokken, zwarte jassen, zwarte buizen, zwarte paletots en zwarte pantalons - mantels en bovenkleederen van alle snede en kleur, rijk voorzien van passementen en borduurwerkGa naar voetnoot1): in plaats van luchtige karwatsen en dunne rietjes - fiksche rijzweepen, stevige stokken en stootdegens: in plaats van biljartspelers en jeneverneuzen - kolveniers, boogschutters en bierbuiken; in plaats van fatsoenlijke straatslijpers, die sedert jaren om een postje bedelen, en inmiddels hun tijd in de sociëteiten en koffiehuizen verbeuzelen - wakkere, vierkant gebouwde mannen, die nauwelijks een half uur op den dag aan uitspanning schenken kunnen, en, voor handel, nijverheid of kunst levende, tevens met hun eigen roem of welvaart die van de stad helpen bevorderen: in plaats van.... maar ik wil geene vergelijkingen meer maken: ik vrees reeds in herhalingen te zijn vervallen, en, liever dan mij daar verder aan toe te geven, verwijs ik den lezer naar Hoofdstuk II. Het was dan ook hier mijn doel niet zoozeer, opnieuw eene parallel te trekken tusschen het Amsterdam van voorheen en dat van thans; maar wel, sommigen onzer voormalige stadgenooten tot een afzonderlijk punt van beschouwing te maken. Ik wil te dien einde, waarde lezers en | |
[pagina 62]
| |
lezeressen, u uitnoodigen tot eene wandeling langs pleinen, straten en grachten: en zoo menigwerf wij de plek voorbijgaan, waar een huis stond of nog staat, welks vroegere bewoner zich een naam verwierf, dezen uit den nacht der eeuwen opdagen, en u, voor zooverre dit noodig mocht zijn, nader met hem in kennis brengen. 't Zal eene tooverlantaarn zijn van bonte en vreemdsoortige figuren, die ik u vertoon; want uit den aard der zake zal ik mijne beelden moeten nemen, zooals zij zich achtereenvolgens voordoen, uit verschillenden tijd, van verschillend slag en karakter; - doch die afwisseling zal, naar ik mij vlei, hare pikante zijde hebben, en beletten dat mijn werk - wat bij 't volgen van regel en methode al licht het geval zoû kunnen zijn - op een schoolboek gelijke. |
|