Romantische werken. Deel 22. Verspreide opstellen. Deel 2
(1872)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
lange gracht of in eene lange straat gelegen is, niet dan met eene zeer omslachtige bijvoeging kan uitdrukken. Ik heb zelf meermalen ondervonden, hoe vervelend het is, vooral wanneer ik haast had en het stortregende, genoodzaakt te wezen aan den koetsier der vigilante op het spoorwegterrein, voor te dreunen, dat hij wezen moest ‘op de Keizersgracht, tusschen de Leidsche- en Spiegelstraten, aan de donkere zijde, bij Van Lennep, de vijfde platte stoep van de Spiegelstraat af.’ - Gelukkig nog, wanneer de chef der vigilantes, die mij kent, zijnen voerman toeriep: ‘Over Van Dillen!’ - Van Dillen is een stalhouder en woont schuins tegenover mij. - En dan reed ik weg, peinzende over de kleine wonde, mijner ijdelheid toegebracht, en over het betrekkelijke van iemands vermaardheid. Wat is er nu te doen, om het opzeggen van zulk eene litanie onnoodig te maken. Op het adres van een brief kan men volstaan met Buurtletter en nummer op te geven; - doch daar deze alleen bij de post bekend zijn, dient men in alle gewone gevallen tot een ander middel zijne toevlucht te nemen. Ik zou, wat mij betreft, het niet ongepast achten, dat men alle lange grachten en straten, van dwarsstraat tot dwarsstraat, door een tweeden naam onderscheidde. Ik wil hier wederom, als in 't vorige Hoofdstuk, de Keizersgracht tot voorbeeld nemen. Aan die nieuwe indeeling, welke ik voorstel, zoude ik nog een ander nut willen verbonden hebben. In Parijs vindt men een aantal straten, die naar hare bij zondere bestemming, doch ook eene menigte, die tot herinnering van gebeurtenissen of personen genoemd zijn. Zoo brengen de namen als ‘Rue d'Amsterdam, de Helder, de Breda, de Vienne, de Berlin, de Moskou’, nog aan den Franschman den roemvollen tijd voor den geest, toen zijne zegevierende vanen door geheel Europa wapperden: Zoo hou- | |
[pagina 58]
| |
den opschriften, als Rue Racine, Rue Jean Jacques Rousseau, Quai Voltaire, Quai Beaumarchais, Rue Favart, Rue Marivaux’, enz. de gedachte bij hem levendig aan mannen, op wie zijn land zich verheft. - Aan iets dergelijks is hier te lande nimmer gedacht geweest. Men heeft te Amsterdam, na veel passen en meten, eene plaats gevonden, waarop men een standbeeld voor Rembrandt kon oprichten; - doch standbeelden zijn duur en de plaats om ze te stellen niet meer te vinden: - er bestaat echter een minder kostbaar middel om mede te werken tot het in eere houden der nagedachtenis van groote mannen: - men schenke hun naam aan de straat, waar zij geboren zijn, gewoond of gewerkt hebben. Welnu, welke zwarigheid zoû er bestaan, dit beginsel ook in Amsterdam in toepassing te brengen? - Wij staan wederom aan het houten bruggetje, waar onze wandelaar zijne reis begon. Op deze gracht, tegenover de Groenlandsche Pakhuizen, was de woning van den doorluchtigen schrijver der Nederlandsche Geschiedenis. Wat zoû er tegen zijn, deze gracht te doopen: ‘Keizersgracht, Hooft-Kaai?’ Deze naam moet nu in mijn stelsel gelden zoowel voor de eene als voor de andere zijde der gracht. Doch opdat nu niemand in de onzekerheid verkeere, aan welke zijde hij het huis moet zoeken waar hij wezen wil, zoo bezige men aan de zijde, die het naast aan het IJ gelegen is, uitsluitend evene getallen, en plaatse de onevene aan de overzijde. Zoo telle men hier, van de Brouwersgracht af, met 2, 4, 6, 8 enz., en aan de overzijde, waar de kerk staat, 1, 3, 5, 7 enz., zonder de nummers te laten doorloopen nadat men de straat voorbij is. Op de volgende gracht woonde de vermaarde regent en geneesheer Tulp. Zoû het slecht klinken zoo men sprak van: ‘Keizersgracht, Tulp-Kaai, no. 2, 4 enz.?’ | |
[pagina 59]
| |
Over de Westermarkt staat de grootste van al de bijzondere woningen in Amsterdam, en hij die deze woning bouwen liet, was een groot en wakker man. Weet iemand een beteren naam voor die gracht, dan: ‘Keizersgracht, Huydecoper-Kaai’? Tusschen de Harte- en de Wolvestraat heeft een vermaard regent gewoond, die het stadhuis hielp bouwen en den vrede van Munster hielp sluiten. Is er iets tegen: ‘Keizersgracht, De Graef-Kaai’? Bestaande namen in eere te houden is plicht. De gracht, die volgt, wordt reeds genoemd: ‘de gracht van Felix’ of ‘de gracht over Felix’, en, der ‘verdienstelijke maatschappij’ indachtig, zoû ik haar geen anderen naam willen geven dan: ‘Keizergracht, Felix-Kaai’. Nabij het Molenpad had Hemony zijne werkplaats, de door Vondel bezongen Hemony, de gieter van bijna al de torenklokken, waardoor ons vaderland boven elk ander land beroemd is. Huldigen wij Hemony, wiens klokkemuziek ons nog bij feestelijke gelegenheden in de ooren dreunt, door de gracht, waar hij arbeidde, den naam te geven van: ‘Keizersgracht, Hemony-Kaai’. Het zoû mij geen moeite kosten op gelijke wijze voort te gaan en een onderscheidenden naam te vinden voor elke afdeeling van de Keizersgracht, ja van alle grachten en straten van Amsterdam. Doch een van beiden zal gebeuren: of mijn voorstel wordt alleen met een medelijdend schouder-ophalen beantwoord; en in dat geval wil ik niet meer moeite aan deze zaak besteden dan noodig is, om te bewijzen dat het plan uitvoerbaar is, - of het Bestuur neemt mijn denkbeeld over, en dan acht ik het min gepast, der commissie, die in dat geval benoemd zal worden, het genoegen te ontnemen, om zelve de meest geschikte namen te kiezen en voor te dragen. Ziet! nog dit eene: Rembrandt heeft een standbeeld, en, | |
[pagina 60]
| |
zoo iemand, hij verdiende het te hebben. Maar is het daarom billijk, dat Vondel en Bilderdijk, dat Blaeu en Quellin, dat Vossius en Van Baerle, dat Surlingh en Van Bree, dat Le Maire en Trip, dat Van Beuningen en Reael, dat De Ruyter en Van Galen de vereering, waar zij aanspraak op hebben, zouden missen? |
|