tretten maakte en in zijn tijd meer in trek was dan Rembrandt. - Joost van den Vondel kent gij evenzeer als den schrijver van Gijsbrecht, welk stuk alle jaren vertoond wordt. In 't voorbijgaan gezegd, hij was niet de schrijver van Kloris en Roosje, - uit welk kluchtspel men sedert eenige jaren al de oorspronkelijke, liedjes, die geestig en naïef waren, heeft gebannen, om ze in watermelkdeuntjes te veranderen: - en dat zonder iemand te waarschuwen.
Wat De Ruyter betreft, gij hebt zijn graf in de Nieuwe Kerk en zijne levensbeschrijving in het boekje van 't Nut zeker wel onder de oogen gehad en hij zweeft u alzoo voor den geest als een zeeheld, die thuis gelijk een burgerman leefde en zich met geen politiek ophield.
Maar beter dan al de vorigen kent gij Jan Klaeszen, 't zij dat gij hem op uwe kinderpartijtjes in den vermaarden ronzebons van La Haye zijne kunsten hebt zien vertoonen, 't zij dat hij voor 't huis uwer ouders voor een zesthalf - neen, in uwen tijd, lieve lezeres! die nog jong en schoon zijt, voor een kwartje - eene representatie gaf, waarbij gij met uwe broêrtjes en zusjes of neefjes en nichtjes op de vensterbank geknield laagt, met de neuzen plat gedrukt tegen de ruiten, terwijl een troep groote of kleine kinderen van de straat het spektakel gratis aanschouwde, 't zij eindelijk, dat gij zelf - dit geldt u, lezer! - op een der stadspleinen de vertooning stond aan te gapen en daarbij een eerbiedigen afstand bewaardet, niet zoozeer uit vrees dat ‘de vrouw’ ook bij u met haar bakje komen zou, om uw duit op te halen, als wel uit zorg voor ‘uw fatsoen’. - Gij allen kent dus Jan Claeszen, en hebt er u nooit over bekommerd, hoe die dubbel gebochelde, roodgeneusde, phantastische held, die oorspronkelijk Pucinello heette, doch wien de Italianen, Franschen, Engelschen en Duitschers, elk naar hun lievelingsgerecht, Macaroni, Jean Potage, Jack Pudding (later Punch) en