sonen, hadden haar de gelegenheid verschaft zeer veel, en haar heldere blik had haar geholpen zeer goed te zien en te hooren; terwijl haar ijzewast geheugen, gepaard aan vlug vernuft en fijnen smaak, haar in staat stelden, wat zy gezien en gehoord had niet heldere, levendige en bevallige kleuren terug te geven: ja ik heb niemand gekend, uit den omgang met wien men beter op de hoogte kon geraken van karakters, zeden, gewoonten en begrippen der vorige eeuw. Ik voor my heb althands omtrent dien tijd vrij wat meer van haar geleerd dan uit eenig boek. Zy had een kleine, maar keurige bibliotheek van Hollandsche, Fransche, Engelsche en Hoogduitsche literatuur, en wat daar in te lezen viel kende zy, om zoo te zeggen, van buiten: met my, die als kind reeds gewoon was haar den sleutel van haar boekekastjen te vragen en dan beurtelings Madame de Sévigné en Fielding, Gil Blas en Rabener,
Bilderdijk en Dr. Swift te verslinden, was dit byna even zeer het geval, en haar juiste aanmerkingen en verstandige oordeelvellingen over het gelezene brachten niet weinig toe om mijn eigene meeningen daarover te wijzigen, mijn smaak te zuiveren en my by de pogingen, welke ik als onervaren knaap reeds aanwendde om romans of tooneelstukken te schrijven, mijn wankelende schreden voor 't minst naar goede voorbeelden te richten.
Onder de menigvuldige vertellingen, welke zy my gedaan heeft, is er eene, die op my, toen ik haar als jongeling hoorde, een diepen indruk maakte, gelijk ieder, die zich de moeite getroost, dit opstel tot aan het einde te lezen, waarschijnlijk begrijpen zal; ofschoon ik wanhoop, het verhaal zoo goed en in alle deelen zoo naauwkeurig terug te geven als het my werd gedaan. Wat men er zeker by missen zal, is de toon, waarop